Service of SURF
© 2025 SURF
The propagandization of a Net Generation adds nothing to our understanding of the digital behaviour of young people. Indeed, it is becoming increasingly obvious that the whole concept of a Net Generation rests on incorrect assumptions. Hence, arguments based on a Net Generation are not only irrelevant and misleading but precarious as well. Precarious in the sense that they are mobilized as a decisive means of engineering change, not least in education policy. Only when we stop thinking in terms of the Net Generation can we form a more astute vision of when the deployment of digital learning aids will have a realistic chance of success.
There is a growing interest in the use of simulations and games in Dutch higher education. This development is based on the perception that students belong to the 'gamer generation' or 'net generation': a generation that has grown up with computer games and other technology affecting their preferred learning styles, social interaction patterns and technology use generally. It is often argued that in education this generation prefers active, collaborative and technology-rich learning, i.e. learning methods that involve extensive computer use and collaboration among students. Gaming is then proposed as a new teaching method which addresses these requirements. This article presents the results of a survey which studied whether this discourse is also applicable to higher education students from the Netherlands and whether games, considered as active, collaborative and technology-rich learning experiences, are of greater importance in the formal education of today's students. Of 1432 respondents from eight Dutch institutes of higher education surveyed between 2005 and 2009, about 25% fit our criteria of being a clear representative of the net generation. Furthermore, our analysis shows that there is little difference, and no statistically significant difference, in active, collaborative and technology-rich learning preferences between the representatives and non-representatives of the net generation. Furthermore, no large or statistically significant differences were found between representatives and non-representatives of the net generation with respect to the value they accorded to gaming in education. Overall our dataset did not fit the expectations raised by the net generation theory, with the percentage of students who fit the criteria being much lower than expected. However, regardless of whether they represented the net generation or not, in general our respondents preferred collaborative and technology-rich learning and deemed games a valuable teaching method.
LINK
Purpose: The net height in tennis (0.91 m) is approximately 50% of a professional tennis player’s height. Children are also expected to play with this net height, even though it is approximately 70% of the average 10-year-old’s height. This study examined the immediate effect of lowering net height on the performance characteristics of skilled junior tennis players aged 10 years and younger. Method: Sixteen players were matched in 8 pairs of even tennis ability and same sex. Each pair played 25-min singles matches in 4 conditions that varied in net height (0.91 m, 0.78 m, 0.65 m, and 0.52 m). Match-play characteristics were analyzed via video replay. Results: Results showed that lowering the net height to 0.65 m and 0.52 m led to players adopting a more attacking style of play, as evidenced by a significant increase in the number of winners without a commensurate increase in errors and more shots struck inside the baseline. Lower nets also led to a greater percentage of successful first serves. The lowest net (0.52 m), however, reduced rally length significantly and therefore decreased hitting opportunities. Conclusion: These results offer support for equipment scaling to enhance match-play performance for skilled junior tennis players. We propose that current net height recommendations for junior tennis should be revised.
MUSE supports the CIVITAS Community to increase its impact on urban mobility policy making and advance it to a higher level of knowledge, exchange, and sustainability.As the current Coordination and Support Action for the CIVITAS Initiative, MUSE primarily engages in support activities to boost the impact of CIVITAS Community activities on sustainable urban mobility policy. Its main objectives are to:- Act as a destination for knowledge developed by the CIVITAS Community over the past twenty years.- Expand and strengthen relationships between cities and stakeholders at all levels.- Support the enrichment of the wider urban mobility community by providing learning opportunities.Through these goals, the CIVITAS Initiative strives to support the mobility and transport goals of the European Commission, and in turn those in the European Green Deal.Breda University of Applied Sciences is the task leader of Task 7.3: Exploitation of the Mobility Educational Network and Task 7.4: Mobility Powered by Youth Facilitation.
In tijden van toenemende culturele diversiteit en arbeidsonzekerheid hebben jongeren in Nederlandse en Duitse stadswijken grote behoefte aan richting met betrekking tot hun toekomstige leven. Ouders en leraren lijken zelf vaak te worden overweldigd door de snel veranderende wereld waarin ze leven. Naast deze veranderingen neemt het gebruik van sociale media sterk toe, waardoor de al bestaande generatiekloof nog groter wordt. Deze ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor de levensloopperspectieven van jongeren en leiden er vaak toe dat ze meer dan ooit richting zoeken bij hun leeftijdgenoten. In plaats van dit te zien als een problematische situatie, is dit project erop gericht de netwerken van jongeren te gebruiken als bron voor verbetering van de stadswijken. Het basisidee is jonge adolescenten (in de leeftijd van 12-14 jaar) te empoweren via bepaalde leeftijdgenoten die al gerespecteerd, verantwoordelijk en stabiel in het leven staan. Deze ‘homies’ (vier Nederlandse en vier Duitse jongeren) worden getraind en begeleid door experts op het gebied van oplossingsgericht denken en inspirerende communicatie. Daarna gaan de homies aan de slag in hun eigen wijk, waar ze drie maanden actief zullen zijn. De meeste communicatie met hun leeftijdgenoten zal verlopen via mobiele communicatie en sociale medianetwerken. In het begeleidende onderzoek wordt een analyse gemaakt van de leefsituatie van jongeren in de geselecteerde wijken voor en na de tussenkomst van de homies. De homies houden zelf een (mobiel) dagboek bij dat inzicht zal bieden in hoe zij zelf de veranderingen bij de jongeren in hun wijk zien.
Wetenschappers gebruiken bioorthogonale klikreacties tussen trans-cyclooctenen (TCOs) en tetrazines (Tz) om geheel nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen waarmee heel gericht cruciale biologische doelmoleculen kunnen worden geraakt, zodat ziektes op een veel selectievere manier kunnen worden behandeld. Recentelijk heeft de Radboud Universiteit een nieuw TCO-derivaat ontwikkeld en geoctrooieerd dat beschikt over twee orthogonale handvatten, goede stabiliteit, een snelle klik-kinetiek en een biocompatibele “click-to-release” functionaliteit. Bovendien kan deze TCO in een efficiënte synthese met hoge zuiverheid geproduceerd worden in tegenstelling tot vergelijkbare gepubliceerde stoffen. Binnen dit KIEM project zullen ‘ready-to-use’ TCO-producten ontwikkeld worden, gebaseerd op dit nieuwe TCO-derivaat. Dit is belangrijk om de drempel te verlagen voor onderzoekers om deze nieuwe technologie te benutten in hun toepassingen en versnelt daarmee de ontwikkeling van “slimme” geneesmiddelen of materialen. De werkzaamheden in dit project zullen bestaan uit literatuuronderzoek, synthetisch ontwerp van TCO-derivaten, chemische synthese, onderzoek naar de eigenschappen van de stoffen en contact leggen met potentiele gebruikers. De beoogde projectresultaten zijn chemische methoden om geactiveerde TCOs te synthetiseren, 5–10 geactiveerde eindproducten, inzicht in de chemie van TCOs, inzicht in de kinetiek en stabiliteit van de nieuwe TCOs en nieuwe samenwerkingen. In dit project wordt samengewerkt tussen de Radboud Universiteit en het biotechnologiebedrijf Synvenio. Binnen de synthetisch organische chemie afdeling van de Radboud Universiteit is de eerdergenoemde nieuwe TCO ontwikkeld. Synvenio is een jong biotechnologiebedrijf dat bioactieve stoffen beschikbaar maakt voor biochemisch- en biomedische onderzoekers. Het team bestaat uit chemici met veel affiniteit met biochemie, waaronder een van de uitvinders van de nieuwe TCO.