Service of SURF
© 2025 SURF
PURPOSE: To investigate whether the adapted version of the Gross Motor Function Measure-88 (GMFM-88) for children with Cerebral Palsy (CP) and Cerebral Visual Impairment (CVI) results in higher scores. This is most likely to be a reflection of their gross motor function, however it may be the result of a better comprehension of the instruction of the adapted version.METHOD: The scores of the original and adapted GMFM-88 were compared in the same group of children (n=21 boys and n=16 girls), mean (SD) age 113 (30) months with CP and CVI, within a time span of two weeks. A paediatric physical therapist familiar with the child assessed both tests in random order. The GMFCS level, mental development and age at testing were also collected. The Wilcoxon signed-rank test was used to compare two different measurements (the original and adapted GMFM-88) on a single sample, (the same child with CP and CVI; p<0.05).RESULTS: The comparison between scores on the original and adapted GMFM-88 in all children with CP and CVI showed a positive difference in percentage score on at least one of the five dimensions and positive percentage scores for the two versions differed on all five dimensions for fourteen children. For six children a difference was seen in four dimensions and in 10 children difference was present in three dimensions (GMFM dimension A, B& C or C, D & E) (p<0.001).CONCLUSION: The adapted GMFM-88 provides a better estimate of gross motor function per se in children with CP and CVI that is not adversely impacted bytheir visual problems. On the basis of these findings, we recommend using the adapted GMFM-88 to measure gross motor functioning in children with CP and CVI.
Diminishing motor function is commonly observed in the elderly population and is associated with a wide range of adverse health consequences. Advanced Glycation End products (AGE’s) may contribute to age-related decline in the function of cells and tissues in normal ageing. Although the negative effect of AGE’s on the biomechanical properties of musculoskeletal tissues and the central nervous system have been previously described, the evidence regarding the effect on motor function is fragmented, and a systematic review on this topic is lacking. Therefore, a systematic review was conducted from a total of eight studies describing AGE’s related to physical functioning, physical performance, and musculoskeletal outcome which reveals a positive association between high AGE’s levels and declined walking abilities, inferior ADL, decreased muscle properties (strength, power and mass) and increased physical frailty. Elevated AGE’s levels might be an indication to initiate (early) treatment such as dietary advice, muscle strengthening exercises, and functional training to maintain physical functions. Further longitudinal observational and controlled trial studies are necessary to investigate a causal relationship, and to what extent, high AGE’s levels are a contributing risk factor and potential biomarker for a decline in motor function as a component of ageing process.
Abstract Aim: To determine whether the level of gross motor function and functional skills in children with cerebral palsy (CP) and cerebral visual impairment (CVI) as well as caregiver assistance are lower in comparison with the corresponding group of children experiencing CP without CVI. Method: Data aggregated from 23 children experiencing CP with CVI were compared with data from children with CP without CVI matched for Gross Motor Function Classifi cation System, mental development and age at testing. Scores for Gross Motor Function Measure-88 (GMFM-88) and the Pediatric Evaluation of Disability Inventory-NL (PEDI-NL) were employed to compare the level of gross motor function, functional skills and caregiver assistance between both groups. The Wilcoxon Signed Rank Test was utilized with a signifi cance level of p 0.05. Results: Children with CP with CVI, mean ( SD) age 6.4 1.5, scored signifi cantly lower than those with CP without CVI, mean age 6.3 1.6, on all GMFM-88 dimensions and the total score ( p 0.001) and on the PEDI-NL in the sections of Functional Skills and Caregiver Assistance as well as in those of domains self-care ( p 0.001), mobility ( p 0.001) and social functioning ( p 0.001). Concerning the modifi cations scale, the scores for children with CP and CVI were signifi cantly lower regarding mobility (no modifi cation , p 0.05), social functioning (no modifi cation, p 0.05) and social functioning (child-oriented, p 0.05). Conclusion: CVI contributes to diminished gross motor function and functional skills in children experiencing CP with CVI compared with children with CP without CVI. Children with CP and CVI also require increased support at the level of caregiver assistance. Specifi c interventions need to be developed for children experiencing CP with CVI in order to improve gross motor function, functional skills and caregiver assistance.
LINK
Het aanleren en verbeteren van bewegingen is essentieel voor mensen in de revalidatie. Mensen met een verworven neurologische aandoening (bijvoorbeeld volwassenen na een beroerte), moeten bewegingen vaak opnieuw leren en verbeteren om weer zelfstandig te kunnen functioneren. Dit motorisch leren is een complex en multifactorieel proces. Zorgprofessionals zoals fysio- en ergotherapeuten willen graag een meer inzicht hebben in deze complexiteit zodat zij interventies (nog) meer op maat kunnen aanbieden. Dit maatwerk is nodig voor het duurzaam aanleren en verbeteren van bewegingen. Op het moment is onvoldoende duidelijk welke factoren (mogelijk) van invloed zijn. Docenten, studenten en praktijkbegeleiders (zoals Paramedisch Centrum Zuid) van de zorgopleidingen van Zuyd Hogeschool hebben samen met onderzoekers sterk behoefte aan een beter en vollediger overzicht van deze potentieel beïnvloedende factoren, dat zij in dit project samen met experts vanuit verschillende onderzoekdisciplines (Radboud Universiteit, VU Amsterdam, Universiteit Hasselt, Brunel University) willen ontwikkelen. Doelstelling van dit project is een inventarisatie van factoren die het leren van bewegingen bij mensen na beroerte in de praktijk kunnen beïnvloeden. Hiervoor zal een expertpanel een overzicht van factoren samenstellen op basis van theorie en onderzoeksresultaten. Vervolgens worden de geïdentificeerde factoren door zorgprofessionals (binnen het Kennisnetwerk CVA Nederland) beoordeeld op herkenbaarheid (praktische relevantie) en haalbaarheid (praktisch meetbaar) voor de dagelijkse praktijk. Het resultaat van dit project is een overzicht van factoren die (in theorie en praktijk) het aanleren en verbeteren van bewegingen na een beroerte kunnen beïnvloeden. Deze inventarisatie is een eerste stap om de haalbaarheid van een dynamisch model voor motorisch leren na een beroerte voor de praktijk te verkennen. Zowel zorgprofessionals als ook de betrokkenen kennisinstellingen zullen dan ook belangrijke gebruikers van het resultaat zijn.
De technische en economische levensduur van auto’s verschilt. Een goed onderhouden auto met dieselmotor uit het bouwjaar 2000 kan technisch perfect functioneren. De economische levensduur van diezelfde auto is echter beperkt bij introductie van strenge milieuzones. Bij de introductie en verplichtstelling van geavanceerde rijtaakondersteunende systemen (ADAS) zien we iets soortgelijks. Hoewel de auto technisch gezien goed functioneert kunnen verouderde software, algorithmes en sensoren leiden tot een beperkte levensduur van de gehele auto. Voorbeelden: - Jeep gehackt: verouderde veiligheidsprotocollen in de software en hardware beperkten de economische levensduur. - Actieve Cruise Control: sensoren/radars van verouderde systemen leiden tot beperkte functionaliteit en gebruikersacceptatie. - Tesla: bij bestaande auto’s worden verouderde sensoren uitgeschakeld waardoor functies uitvallen. In 2019 heeft de EU een verplichting opgelegd aan automobielfabrikanten om 20 nieuwe ADAS in te bouwen in nieuw te ontwikkelen auto’s, ongeacht prijsklasse. De mate waarin deze ADAS de economische levensduur van de auto beperkt is echter nog onvoldoende onderzocht. In deze KIEM wordt dit onderzocht en wordt tevens de parallel getrokken met de mobiele telefonie; beide maken gebruik van moderne sensoren en software. We vergelijken ontwerpeisen van telefoons (levensduur van gemiddeld 2,5 jaar) met de eisen aan moderne ADAS met dezelfde sensoren (levensduur tot 20 jaar). De centrale vraag luidt daarom: Wat is de mogelijke impact van veroudering van ADAS op de economische levensduur van voertuigen en welke lessen kunnen we leren uit de onderliggende ontwerpprincipes van ADAS en Smartphones? De vraag wordt beantwoord door (i) literatuuronderzoek naar de veroudering van ADAS (ii) Interviews met ontwerpers van ADAS, leveranciers van retro-fit systemen en ontwerpers van mobiele telefoons en (iii) vergelijkend rij-onderzoek naar het functioneren van ADAS in auto’s van verschillende leeftijd en prijsklassen.
De COVID-19-pandemie heeft het belang duidelijk gemaakt van continuïteit van zorgverlening binnen de GGZ. Online behandeling is een veelbelovende oplossing daarvoor. Vaktherapie is een vaak ingezette behandeling voor psychiatrische aandoeningen. Vaktherapie is ervaringsgericht en bestaat uit beeldende, dans-, drama-, muziek-, psychomotorische en/of speltherapie. Vaktherapie wordt tot dusverre nog niet online aangeboden. Virtual Reality (VR) is een innovatieve manier om vaktherapie online aan te bieden. Eerder is een innovatieve online vaktherapieruimte ontwikkeld, de VR Health Experience (VRhExp). Hierdoor konden cliënten online vanuit huis aan vaktherapie deelnemen. De VRhExp werd door vaktherapeuten als veelbelovend beschouwd. Tegelijkertijd gaven vaktherapeuten aan specifieke interventies te missen. Het ´ARts and psychomotoR Interventions for Virtual rEality (ARRIVE)´ project stelt zich ten doel om vaktherapeutische VR-interventies te ontwikkelen en te bouwen voor de VRhExp. Vervolgens worden de VR-interventies in pilots onderzocht. Dit wordt gedaan door IT-technici, vaktherapeuten en onderzoekers met behulp van de Design Thinking methode. De VR-interventies worden Open Access beschikbaar gesteld. Door het opnemen van VR-interventies in de VRhExp wordt deze daadwerkelijk bruikbaar voor het aanbieden van online vaktherapie. Dit praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door de lectoraten ‘Vaktherapie bij Persoonlijkheidsstoornissen’ en ‘Innovatie in de Care’ van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen in samenwerking met twee vaktherapeutische praktijken (MKB) en GGNet (Centrum voor Geestelijke Gezondheid). De onderzoeksresultaten worden geïmplementeerd in het onderwijs en het werkveld.