Service of SURF
© 2025 SURF
full text beschikbaar met HU account Hoofdstuk 23 in Justitiele Interventies. In hoofdstuk 4 zijn drie kenmerken van het werk van de Jeugdreclassering belicht: het gedwongen kader waarbinnen moet worden gewerkt, de hantering van het delict als rode draad en het gebruik van het delictscenario. Een voortdurend terugkerend onderwerp was het vraagstuk van het motiveren van jongeren in een gedwongen kader. In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op dit vraagstuk in het kader van maatregelen van jeugdreclassering. We beginnen met een eerste relevant aspect, dat in de literatuur wordt aangeduid als reactance, ofwel weerstand tegen het gedwongen kader, tegen het verlies van vrijheid. Vervolgens wordt verder ingegaan op het ‘transtheoretisch model’ van Prochaska en DiClemente en de recente discussie daarover, en er wordt aandacht besteed aan enkele aspecten van het begrip motivatie specifiek in het kader van de jeugdreclassering. We wijzen ten slotte op het belang van het perspectief van de levensloop voor een adequate aanpak van het motivatievraagstuk.
MULTIFILE
In deze bijdrage wordt ingegaan op het vraagstuk Kansengelijkheid: voor wie dit een probleem is en waar de oplossing gezocht moet worden.
MULTIFILE
Onderzoek doen is intussen een gangbaar onderdeel op lerarenopleidingen. Maar studenten aan lerarenopleidingen kiezen primair voor het beroep en niet voor de rol van onderzoeker. Het is dan ook de vraag in welke mate leraren in opleiding gemotiveerd zijn voor onderzoek doen. Meer specifiek gaat het daarbij om de wenselijkheid van een positieve houding ten aanzien van onderzoek doen (intrinsieke motivatie). De vraag is in hoeverre intrinsieke motivatie van belang is voor de kwaliteit van het onderzoek en in bredere zin voor het ontwikkelen van een onderzoekende houding op langere termijn. Vervolgens is het de vraag in welke mate factoren als competentiegevoel, docent-student-relatie en feedback bijdragen aan de intrinsieke motivatie van studenten. De motivatie voor onderzoek doen in de afstudeerfase is nagegaan bij de opleiding leerkracht basisonderwijs (pabo) van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Uit de gegevens blijkt dat de motivatie voor de kwaliteit van het onderzoek er niet toe lijkt te doen: of de pabostudenten meer intrinsiek of meer extrinsiek gemotiveerd zijn, maakt voor de eindbeoordeling weinig uit. Wel speelt de intrinsieke motivatie een belangrijke rol als het gaat om de intentie om ook na de opleiding nog onderzoeksmatig actief te zijn. Het onderzoek biedt aanknopingspunten voor het begeleiden van onderzoek van studenten op de pabo. De intrinsieke motivatie blijkt samen te hangen met het competentiegevoel en positief te worden beïnvloed door een ondersteunende begeleidingsstijl. Ook feedback, met name concrete en algemene suggesties voor verbetering van het onderzoek, versterkt de intrinsieke motivatie.