Service of SURF
© 2025 SURF
BACKGROUND: The time that nurses spent on documentation can be substantial and burdensome. To date it was unknown if documentation activities are related to the workload that nurses perceive. A distinction between clinical documentation and organizational documentation seems relevant. This study aims to gain insight into community nurses' views on a potential relationship between their clinical and organizational documentation activities and their perceived nursing workload.METHODS: A convergent mixed-methods design was used. A quantitative survey was completed by 195 Dutch community nurses and a further 28 community nurses participated in qualitative focus groups. For the survey an online questionnaire was used. Descriptive statistics, Wilcoxon signed-ranked tests, Spearman's rank correlations and Wilcoxon rank-sum tests were used to analyse the survey data. Next, four qualitative focus groups were conducted in an iterative process of data collection - data analysis - more data collection, until data saturation was reached. In the qualitative analysis, the six steps of thematic analysis were followed.RESULTS: The majority of the community nurses perceived a high workload due to documentation activities. Although survey data showed that nurses estimated that they spent twice as much time on clinical documentation as on organizational documentation, the workload they perceived from these two types of documentation was comparable. Focus-group participants found organizational documentation particularly redundant. Furthermore, the survey indicated that a perceived high workload was not related to actual time spent on clinical documentation, while actual time spent on organizational documentation was related to the perceived workload. In addition, the survey showed no associations between community nurses' perceived workload and the user-friendliness of electronic health records. Yet focus-group participants did point towards the impact of limited user-friendliness on their perceived workload. Lastly, there was no association between the perceived workload and whether the nursing process was central in the electronic health records.CONCLUSIONS: Community nurses often perceive a high workload due to clinical and organizational documentation activities. Decreasing the time nurses have to spend specifically on organizational documentation and improving the user-friendliness and intercommunicability of electronic health records appear to be important ways of reducing the workload that community nurses perceive.
Purpose – The purpose of this paper is to explore the characteristics of talent in relation to international business to facilitate selection and development of talent in human resources (HR) and human resource development (HRD).Design/methodology/approach – A mixed method design was used: focus groups with business professionals to identify the characteristics of highly talented international business professionals (HTIBP), resulting in a concept profile; Delphi study for validation; systematic comparison of the opencoding results to existing literature to identify characteristics of talent.Findings – A specific and concise profile of HTIBP has been developed. This profile has five domains: achieving results; communicating; innovating; self-reflecting; seeing patterns and interrelationships in a global context. From literature cross-referencing, we have identified innovating, being creative andhaving a drive to achieve results are most distinguishing for HTIBP.Practical implications – The paper facilitates an ongoing discussion about what constitutes talent, and offers new perspectives for companies to consider when selecting and developing talent.Originality/value – The conceptual contribution of the paper offers a fresh and practical empirical perspective on what talent entails.
Full text beschikbaar met HU-account Achtergrond Multimorbiditeit, functionele beperkingen en kwetsbaarheid bij thuiswonende ouderen leiden tot een toenemende zorgcomplexiteit in de eerstelijn. Een proactieve, integrale aanpak is hierbij noodzakelijk. In de periode oktober 2014–oktober 2015 is een evidence-based proactief zorgprogramma voor kwetsbare ouderen geïmplementeerd in de regio Noord-West Veluwe en Zeewolde. In deze studie is de haalbaarheid van de implementatie geëvalueerd. De focus lag op de verbinding en samenwerking tussen het medische en sociale domein. Methoden Met een mixed-methods design zijn verschillende procesindicatoren geanalyseerd. Data waren afkomstig van routine zorggegevens uit de huisartsenpraktijk, vragenlijsten en interviews met ouderen. De vragenlijsten gaven inzicht in verwachtingen en ervaringen ten aanzien van het programma en waren op baseline en na zes maanden follow-up afgenomen bij huisartsen, praktijkondersteuners ouderenzorg (POH’s-OZ) en na 12 maanden bij andere professionals uit verschillende domeinen (stakeholders). Interviews met ouderen en hun mantelzorgers brachten de ervaringen in kaart. Regionale werkgroepen waren opgezet waarin verschillende professionals participeerden om de verbinding tussen de domeinen te realiseren. Resultaten Het proactieve zorgprogramma is geïmplementeerd in 42 huisartsenpraktijken die zorg verlenen aan 7904 75-plussers. In totaal vulden 101 zorgverleners en 44 stakeholders de vragenlijst in. Voorafgaand aan de implementatie bleek zowel bij zorgverleners als bij de stakeholders behoefte aan meer structuur, samenwerking en coördinatie in de zorgverlening aan kwetsbare ouderen. De implementatie van het proactieve zorgprogramma verbeterde significant de structuur in de organisatie van zorg en transparantie over verwijsmogelijkheden met respectievelijk 34 % (p ≤ .001) en 27 % (p = .009). Zowel zorgverleners als stakeholders gaven na afloop van de implementatie aan kwetsbare ouderen beter in beeld te hebben dan voor de implementatie (p = .005). Ongeveer de helft van de deelnemers vond na afloop dat de regionale afstemming is verbeterd. Kwetsbare ouderen en hun mantelzorgers waren tevreden met de insteek, opzet en uitvoering van de nieuwe proactieve zorg. De POH’s-OZ gaven aan dat de screeningsvragenlijst te lang was en veel tijd kostte. Ook is niet voor alle ouderen die kwetsbaar waren een zorgplan opgesteld. Conclusie De implementatie van het proactieve zorgprogramma bleek haalbaar. Een sterke verbinding en domein overstijgende samenwerking is gerealiseerd. Het programma kon eenvoudig aangepast worden aan de actualiteit en de lokale context.