Service of SURF
© 2025 SURF
Om de brug te kunnen slaan tussen onderzoek en praktijk hebben twee ministeries academische werkplaatsen opgericht. Een academische werkplaats is een samenwerkingsverband tussen een praktijkinstelling en een hogeschool of universiteit. De praktijkinstelling krijgt toegang tot onderzoeksresultaten en haar methode en aanpak kunnen wetenschappelijk worden getoetst. Andersom kunnen hogescholen en universiteiten de opgedane kennis toepassen met hulp van de praktijk instelling. Er zijn drie academische werkplaatsen (Amsterdam, Tilburg en Rotterdam), waar professionals, jeugdorganisaties, gemeenten, universiteiten en hogescholen samenwerken aan de ontwikkeling van praktische en bewezen effectieve aanpakken in het bereik van etnische doelgroepen. De academische werkplaats in Rotterdam draagt de naam DWARS: Diversiteit vraagt om kennis en vakmanschap in de Werkplaats voor Academische vorming in de Rotterdamse Stadsregio. DWARS is een netwerkorganisatie, waarin kennis en vakmanschap worden gedeeld tussen doelgroep, praktijk, onderzoek, onderwijs en beleid.
In Nederland verblijven ruim 18000 jongeren in voorzieningen voor vrijwillige residentiële jeugdhulp. Uit eerder onderzoek blijkt dat meerdere van deze jongeren bij tegenslag en verdriet een hulpbron vinden in een religieuze of spirituele overtuiging, maar dat hiervoor in mentorgesprekken nauwelijks aandacht is. In deze bijdrage wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de wijze waarop pedagogisch medewerkers met adolescenten binnen de residentiële jeugdhulp afstemmen op de mogelijkheid dat religie of spiritualiteit in hun leven een rol speelt. Het betreft een kwalitatief onderzoek op grond van half open interviews in vier instellingen voor residentiële jeugdhulp in verschillende delen van het land. Er zijn in totaal eenentwintig pedagogisch medewerkers en dertien jongeren geïnterviewd. De conclusie van dit onderzoek is dat de levensbeschouwing van de pedagogisch medewerker (diens persoonlijke visie op de betekenis en waarde van het leven) bepalend is voor de vraag of en hoe de religie of spiritualiteit van de jongere ter sprake komt. Er is sprake is van beperkte levensbeschouwelijke sensitiviteit bij pedagogisch medewerkers. Daarnaast hebben pedagogisch medewerkers én jongeren geen eenduidig beeld van de aard en het doel van mentorgesprekken. De aanbevelingen richten zich op bezinning op de aard van mentorschap en het bevorderen van levensbeschouwelijke sensitiviteit bij pedagogisch medewerkers.
Mobility Mentoring® combineert het onderwerp armoede met de laatste inzichten vanuit de hersenwetenschap over de effecten van schaarste en armoede en de ontwikkelbaarheid van hersenfuncties. Deze nieuwe aanpak helpt mensen bij de aanpak van hun financiële en sociale problemen. Het lectoraat Schulden & Incasso van de Hogeschool Utrecht, Platform31 en Impuls ambiëren een effectievere aanpak van financiële problematiek van huishoudens en zochten naar organisaties die de inzichten uit de Schaarste-theorie op een vruchtbare manier vertalen naar hun dagelijkse praktijk.
Coachingsgeprekken rond spiritueel – ritueel geladen handelen in de residentiele jeugdhulp. Vraagstukken rond jeugd, gezin en opvoeding zijn blijvend actueel. De vraag hoe het leven van jongeren eruit ziet en hoe zij voor hun leven en rol in de maatschappij worden gevormd, is daarbij wezenlijk. In mijn promotieonderzoek heb ik verslag gedaan van het dagelijks leven van adolescenten in de residentiele jeugdhulp en de rol van pedagogische medewerkers daarbij (Vierwind, 2019). Het perspectief van waaruit dat gebeurt is dat van de ritual studies. Naast dagelijkse- en overgangsrituelen worden in dit onderzoek ‘rituelen met een spirituele dimensie’ blootgelegd. De jongeren vertellen in de interviews hoe zij in situaties van tegenslag en verdriet overgaan tot spirituele handelingen waaraan zij moed en kracht ontlenen. Eerder onderzoek toont dat de adolescentietijd, onafhankelijk van eigen al of niet spirituele opvoeding, voor meerdere jongeren een periode van spiritueel ontwaken is. Religie en spiritualiteit blijken als coping mechanisme een bron van veerkracht. Een van de bevindingen in mijn onderzoek is dat pedagogisch medewerkers zeggen dat zij weten dat jongeren bij tegenslag en verdriet spirituele handelingen verrichten, maar daarbij expliciet benoemen dat ze in mentorgesprekken daar niet op afstemmen. Als een reden daarvoor wordt genoemd dat dit niet aansluit bij de eigen visie en levensrichting. Deze bevinding sluit aan bij eerder onderzoek waarin wordt geconcludeerd dat het kunnen hanteren van de eigen voorkeurstijl door pedagogisch medewerkers blijvend aandacht vraagt. Ook de door jongeren in eerder onderzoek uitgesproken behoefte om met hun begeleiders ‘echte gesprekken’ te kunnen hebben, is in dit verband noemenswaardig. Het hier voorgestelde onderzoek richt zich op de vraag hoe pedagogisch medewerkers in mentorgesprekken die binnen de residentiele jeugdhulp worden gevoerd kunnen afstemmen op het spiritueel handelen van jongeren. De resultaten van dit onderzoek zijn ook voor aanpalende beroepsgroepen van belang (Verpleegkunde, Onderwijs, Theologie).