Service of SURF
© 2025 SURF
Er is veel om onze luchtkwaliteit te doen op dit moment. Nederland is in de ban van stikstof. Toch is het niets bijzonders dat stikstof in onze lucht zit. Sterker nog, onze buitenlucht bestaat voor ca. 78% uit stikstof. Daarnaast bestaat de buitenlucht voor ca. 21% uit zuurstof en in de resterende 1% zit bijvoorbeeld het bekende broeikasgas koolstofdioxide (CO2). De luchtkwaliteit wordt met name bedreigd door stikstofoxiden, niet te verwarren met het stikstofgas dat al in de lucht zit, en fijnstof. De vraag is of de luchtkwaliteit in Nederland zo zeer is verslechterd, nu er zoveel aandacht is voor dit onderwerp. Het antwoord daarop is neen. Volgens het RIVM is de lucht nu schoner dan ooit. Omdat er minder fossiele brandstoffen worden verbruikt daalt ook de uitstoot van schadelijke gassen en de luchtkwaliteit in ons land voldoet momenteel grotendeels aan de Europese grenswaarde. Ook de uitstoot van CO2 daalt en zit nu op het niveau van 1990. Toch wil dit nog niet zeggen dat de volksgezondheid daarmee volledig wordt beschermd. Ook bij lage concentratieniveaus zijn onder andere stikstofoxiden en fijnstof nog schadelijk voor de gezondheid. Vandaar dat deze concentratieniveaus verder terug moeten worden gedrongen, want een gezonde leer-, werk- en leefomgeving staat of valt bij een gezonde luchtkwaliteit, zowel buiten als binnen. En daarom staat deze gezonde omgeving ook centraal in onderzoeken van de Hanzehogeschool in zowel kantoren, de zorg, de stad en op de campus.
LINK
Mensen die zelf de luchtkwaliteit van hun wijk willen meten… Toekomstmuziek? Nee hoor, het RIVM is er al mee bezig. Maar wat komt daar allemaal bij kijken? Een onderzoek over luchtkwaliteit als startpunt voor een discussie over citizen science.
LINK
In operatiekamers heeft de luchtkwaliteit vanzelfsprekend de meeste aandacht in verband met het risico op postoperatieve wondinfecties bij de patiënt. Echter het belang van thermisch comfort moet niet onderschat worden. In dit onderzoek wordt subjectief (perceptie) en objectief (metingen) de situatie onderzocht in operatiekamers met verschillende ventilatiesystemen. Uitgangspunt is een vergelijk met de theorie.
‘Bomentaal’ betreft de ruimtelijke samenhang tussen boomsoorten, beplantingstypen en boomstructuren, en hun specifieke locatie (stad, wijk of straat). Dit onderzoek naar de configuraties van boombeplanting in Delft is de eerste stap om een nieuwe methodiek te ontwikkelen om dit vocabulaire van boomstructuren in Nederlandse laaglandsteden te ontrafelen, als drager en handvat voor de herziening en uitbreiding van het urban forest in Nederland. Stadsbomen zijn de ruggengraat van de groene stedelijke ruimte en leveren een belangrijke bijdrage aan het omgaan met gevolgen van klimaatverandering zoals hittestress, wateroverlast, luchtkwaliteit en achteruitgang van biodiversiteit. Dit is niet los te zien van de baten voor de gezondheid, de leefbaarheid, en het versterken van de stedelijke identiteit. Dit vraagt om een evaluatie en uitbreiding van het urban forest. Omdat de uitbreiding van het urban forest plaats zal vinden in en om bestaande steden is kennis van de bomentaal van deze steden onontbeerlijk. Het onderzoeken van de bestaande bomentaal - het scheppen van een ordening en het benoemen en tonen van essentiële eigenschappen verschillende typen boomstructuren - is onontbeerlijk bij de herziening en uitbreiding ervan. Voor dit onderzoek is gekozen voor de stad Delft: een typische laaglandstad met een lange geschiedenis van stedelijke boombeplanting, en een grote transformatieopgave wat betreft uitbreiding en vernieuwing van de woningvoorraad, klimaatadaptatie, gezondheid en welzijn, leefbaarheid en het behoud van identiteit. Door de kleine schaal van Delft kan de ontsluiting van diens bomentaal derhalve als test-case dienen voor het ontwikkelen van methodes, inzichten en perspectieven voor het urban forest van het Nederlandse laagland. Het onderzoek analyseert de kenmerkende beplantingsstructuren in Delft op drie schaalniveaus (boom, boomarrangementen, groenstructuur) in diagrammatische tekeningen, beelden en tekst op basis van veldonderzoek, historische documentatie en cartografisch onderzoek. Zowel de fysiek-ruimtelijke, technische als sensorische aspecten van de bomentaal worden in kaart gebracht.
GROUNDED bundelt kennis op gebied van sensoring, analyse, visualisatie en interpretatie van data over onze leefomgeving: het aardoppervlak waarop we leven, wonen en werken én de bodem daaronder. Die bodem geeft houvast voor steden en dorpen, is bepalend voor ons omgaan met klimaat en geeft ruimte aan duurzame energie, natuur en recreatie. Die bodem kent vervuilingen, lozingen, erfgoed en leidingen. Tegelijkertijd zien we weinig van deze bodem en het effect ervan op onze bovengrondse leefomgeving. GROUNDED verenigt kennis en expertise over het hele (data-)traject vanuit de volgende belofte: 1. Identificatie en verwijderen van belemmeringen voor toepassing van data: de kracht van de praktijk. 2. Voorspellende analyse door diversiteit en meervoudig gebruik van data met behulp van gevaloriseerde en gewaardeerde algoritmen: de kracht van meervoudige analyse. 3. Grootschalige acquisitie van data via cross-over gecombineerde multi-channel sensor- en databronnen, remote en in-situ: de kracht van gecombineerde dedicated data. 4. Toegankelijk en bespreekbaar maken van data voor inwoners en belanghebbenden: de kracht van de dialoog tussen burger en overheid. Wij richten ons op concrete opgaven uit de leefomgeving. Voorbeelden hiervan zijn het in beeld brengen van grondwaterpatronen voor klimaatverandering en stedelijke ontwikkeling, het signaleren van verontreinigingen door dumpingen, lekkende leidingen of onbewuste gevolgen van industriële en menselijke (neven-) activiteiten op de samenhangende bodem-, water- én luchtkwaliteit, detectie van lijken, erfgoed, of zeldzame diersoorten, de invloed van het opwekken van duurzame energie met windmolens, zonneweides én aardwarmte, de impact van hitte, etc. Opgaven waarin zowel de boven- als ondergrond een belangrijke, geïntegreerde rol spelen. Met onze bijdrage dragen wij bij aan de nationale Kennis- en Innovatie Agenda’s ‘sleuteltechnologieën’, ‘energietransitie en duurzaamheid’ en ‘veiligheid’.
Boerenbedrijven met een (regionale) meerwaardestrategie missen een manier om hun meerwaarde in duurzaamheid voor de consument en burger concreet zichtbaar te maken. Keurmerken als PlanetProof passen onvoldoende omdat die gericht zijn op productniveau en niet het integrale bedrijfsniveau. Het Donut-economie model van Kate Raworth (2017) biedt een kans om dit wel mogelijk te maken. Daarmee kunnen duurzaamheidsprestaties van het bedrijf communiceerbaar worden naar burgers en consumenten. Het model heeft de eerste praktijktests doorstaan, het biedt potentie voor bedrijven die in korte ketens leveren aan consumenten en voor bedrijven waar burgers betrokken zijn bij de bedrijfsontwikkeling. Het model brengt op integrale wijze de sociale, circulaire, regeneratieve en maatschappelijke in beeld met relevante criteria en KPI's. Het model maakt het mogelijk de duurzaamheid van de bedrijfsontwikkeling in alle complexiteit te communiceren naar betrokken stakeholders inclusief ontwikkeling vanuit verleden naar toekomst. De bruikbaarheid van het model is in pilotstudie aangetoond, de verdere ontwikkelvragen worden in dit project uitgewerkt. Daarin werken we de thema’s en meetlatten concreet uit en testen we het model in een praktijkcasus. Bij het bepalen van thema’s en meetlatten leggen we verbinding met TKI project Regeneratieve landbouw. Het consortium werkt tevens aan de digitale inbedding van het model. Met een cirkel van betrokken bedrijven worden de ervaringen gedeeld zodat inbedding in de bredere praktijk geborgd is. Dit project is verbonden aan het lectoraat Omgevingsinclusief Ondernemen.