Service of SURF
© 2025 SURF
Met de komst van de tablet in de logopedische behandeling zijn nieuwe mogelijkheden ontstaan om therapie voor kinderen met taalontwikkelingsstoornissen (TOS) vorm te geven. Logopedisten hebben echter veel vragen over het gebruik van tabletgames. Hoe kun je tabletgames zinvol inzetten? Gaat het gamen niet ten koste van de interactie? Hoe kan ik voorkomen dat het kind zich alleen op het beeldscherm focust?In 2015 heeft het lectoraat Logopedie, Participatie door Communicatie van de Hogeschool Utrecht met verschillende instellingen een consortium gevormd dat vragen uit de praktijk omtrent het inzetten van tabletgames in taaltherapie heeft gebundeld en vertaald naar onderzoeksvragen. Tot het consortium behoren Hanzehogeschool Groningen, de Koninklijke Auris Groep, Koninklijke Kentalis, NSDSK, Pento en de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF). Uit deze samenwerking is het project ‘DigiTaal - Taal leren met tabletgames’ ontstaan. In dit project zijn drie deelstudies uitgevoerd naar de toepasbaarheid van tabletgames in taaltherapie bij jonge kinderen met een TOS.
Deze openbare les is uitgesproken door dr. Ellen Gerrits ter gelegenheid van haar installatie als lector Logopedie aan Hogeschool Utrecht. Dit lectoraat is ontstaan vanuit een samenwerking tussen de Faculteit Gezondheidszorg van Hogeschool Utrecht, de opleiding Logopediewetenschap van de Universiteit Utrecht en de Koninklijke Auris Groep, een instelling voor begeleiding, zorg en onderwijs voor kinderen met een communicatieve en/of auditieve beperking. Het lectoraat Logopedie heeft als missie om de transparantie van de logopedische zorg te vergroten en kennis te ontwikkelen en te verspreiden over de effectiviteit van logopedische interventie. Hierbij ligt de focus op preventie en care bij kindertaalstoornissen. Het lectoraat wil dit bereiken met praktijkgericht, toegepast onderzoek. Het lectoraat is uniek in Nederland omdat het zich specifiek richt op het vakgebied Logopedie. Het heeft daarom ook als missie om in brede zin bij te dragen aan de onderbouwing en profilering van het beroep logopedie, en aan de professionalisering en academisering van de logopedist.
Waar binnen onderwijs en onderzoek in primair en voortgezet onderwijs al veel aandacht is voor differentiatie, is dit in de context van onderwijs aan leerlingen met auditieve en/of communicatieve beperkingen nog onderbelicht. Met deze studie zijn kenmerken van differentiatie geïdentificeerd op basis van een literatuurverkenning, aangevuld met een praktijkverkenning in so en vso scholen voor cluster-2, en regulier onderwijs aan leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking met een ondersteuningsarrangement. Differentiatieprincipes uit regulier onderwijs lijken ook van toepassing voor onderwijs aan deze doelgroep, maar de invulling in de praktijk vereist met name aanvullende kennis van professionals. Ook is er, omdat vaak meerdere professionals betrokken zijn, behoefte aan het versterken van interprofessionele samenwerking. Tot slot lijken veel vormen van afstemming in het cluster-2 onderwijs met name gericht op het toegankelijk maken van onderwijs, maar is er nog winst te behalen in het verder afstemmen op cognitieve verschillen tussen leerlingen. Op basis van deze studie, doen wij vijf aanbevelingen. Twee aanbevelingen betreffen onderzoek, namelijk: 1) het specifiek zoeken naar literatuur over de afzonderlijke differentiatieprincipes en 2) onderzoeken hoe differentiatie en interprofessionele samenwerking specifiek in elk van de verschillende contexten wordt vormgegeven. Daarnaast doen wij drie aanbevelingen voor de praktijk: 3) het ontwerpen van een geïntegreerde professionaliseringsaanpak waarin doelgroepspecifieke kennis wordt gecombineerd met inzichten over differentiatie, 4) reflecteren op de interprofessionele samenwerking op het gebied van differentiatie om deze samenwerking te versterken en te verduurzamen, en 5) aandacht voor interprofessioneel samenwerken in de initiële opleidingen en in professionaliseringstrajecten.
Voor een geslaagde logopedische behandeling is het van belang dat cliënten thuis regelmatig oefeningen doen. In de praktijk wordt dit vaak niet gedaan. Een belangrijke reden hiervoor is dat oefeningen voor logopedie vaak vermoeiend en niet leuk zijn om te doen. Het huidige project is er op gericht om te onderzoeken op welke manier een digitaal ondersteuningsproduct ingezet kan worden om het oefenen leuker en makkelijker te maken bij logopedie voor mensen die stotteren. In een voortraject is onderzoek gedaan naar de technische en economische haalbaarheid van een digitaal product voor oefeningen gericht op stotteren (MIT19042, 2019). Deze haalbaarheidsstudie heeft onder meer aangetoond dat een digitaal ondersteuningsmiddel niet alleen gericht moet zijn op de therapeutische setting; patiënten/consumenten moeten de tool ook zelfstandig kunnen gebruiken. Het is daarbij van essentieel belang dat de cliënt op het goede moment ondersteuning vraagt van een therapeut. Daarom willen onderzoekers van de Hanzehogeschool Groningen in samenwerking met stottertherapeuten en het bedrijfsleven nu onderzoeken hoe een digitaal product voor oefeningen bij stottertherapie aan tenminste twee doelstellingen kan voldoen: Enerzijds moet het de oefeningen die horen bij stottertherapie aantrekkelijker maken, zodat er thuis regelmatiger geoefend wordt. Anderzijds moet het product cliënten ondersteunen om zelf op het goede moment en op de goede manier hulp in te schakelen van de therapeut. Beoogd wordt om een prototype te ontwikkelen over een deel van de oefeningen die als moeilijk en niet leuk worden ervaren en te testen of de oefeningen hiermee thuis vaker worden uitgevoerd. Daarnaast wordt beoogd om een methode te ontwikkelen en testen waarmee clienten worden ondersteund om op het goede moment hulp in te schakelen. Aan beide voorwaarden moet worden voldaan voordat een product op de markt gebracht kan worden.
Voor een geslaagde logopedische behandeling van mensen die stotteren is het van belang dat cliënten thuis regelmatig oefeningen doen. In de praktijk wordt dit vaak niet gedaan. Een belangrijke reden hiervoor is dat oefeningen voor logopedie vaak vermoeiend en niet leuk zijn om te doen. Het huidige project is er op gericht om te onderzoeken op welke manier een digitaal ondersteuningsproduct ingezet kan worden om het oefenen leuker en makkelijker te maken bij logopedie voor mensen die stotteren. In een voortraject is onderzoek gedaan naar de technische en economische haalbaarheid van een digitaal product voor oefeningen gericht op stotteren (MIT19042, 2019). Deze haalbaarheidsstudie heeft onder meer aangetoond dat een digitaal ondersteuningsmiddel niet alleen gericht moet zijn op de therapeutische setting; patiënten/consumenten moeten de tool ook zelfstandig kunnen gebruiken. Het is daarbij van essentieel belang dat de cliënt op het goede moment ondersteuning vraagt van een therapeut. Daarom willen onderzoekers van de Hanzehogeschool Groningen in samenwerking met stottertherapeuten en het bedrijfsleven nu onderzoeken hoe een digitaal product voor oefeningen bij stottertherapie aan tenminste twee doelstellingen kan voldoen: Enerzijds moet het de oefeningen die horen bij stottertherapie aantrekkelijker maken, zodat er thuis regelmatiger geoefend wordt. Anderzijds moet het product cliënten ondersteunen om zelf op het goede moment en op de goede manier hulp in te schakelen van de therapeut. Beoogd wordt om een prototype te ontwikkelen over een deel van de oefeningen die als moeilijk en niet leuk worden ervaren en te testen of de oefeningen hiermee thuis vaker worden uitgevoerd. Daarnaast wordt beoogd om een methode te ontwikkelen en testen waarmee cliënten worden ondersteund om op het goede moment hulp in te schakelen. Aan beide voorwaarden moet worden voldaan voordat een product op de markt gebracht kan worden.
Sinds de introductie van tabletcomputers merken ouders en professionals dat games aantrekkelijk en toegankelijk speelgoed zijn voor jonge kinderen. De meningen verschillen over de geschiktheid van tabletgames voor leren en ontwikkelen door peuters en kleuters. Voorstanders benadrukken dat tabletgames de aandacht, motivatie en concentratie bevorderen en daarmee bijdragen aan leren en ontwikkelen. Maar het selecteren van een game uit het enorme en diverse aanbod die tot een optimale leeropbrengst leidt is bepaald niet eenvoudig. Ook logopedisten erkennen de mogelijkheden van het digitale aanbod en zien dat kinderen enthousiaste gamers zijn. Dit enthousiasme is cruciaal om kinderen gemotiveerd te houden voor therapie. Daarnaast is therapie effectiever als de logopedist werkvormen kiest die aansluiten bij de belevingswereld van het kind. De doelgroep is groot: in iedere Nederlandse schoolklas zitten gemiddeld twee kinderen met een taalontwikkelingsstoornis. Dit zijn kinderen die veel moeite hebben met het spreken en begrijpen van taal en hiervoor in behandeling zijn bij een logopedist. Een aantal logopedisten past games al met succes toe in taaltherapie. Anderen ervaren dat de communicatieve interactie tijdens gamen niet altijd optimaal verloopt. Veel logopedisten hebben vragen over de toepasbaarheid van tabletgames in taaltherapie bij jonge kinderen. Welke games zijn geschikt voor gebruik in taaltherapie? Hoe kunnen games ingezet worden? Wordt met gebruik van games ook taal geleerd, zoals het geval is bij gebruik van traditionele materialen? Dit project geeft een antwoord op deze vragen. Het consortium DigiTaal, bestaande uit twee hogescholen, vier grote instellingen voor kinderen met een communicatieve beperking en de beroepsvereniging voor logopedisten, ontwikkelt in dit project kennis en producten voor de selectie, toepassing en opbrengst van gebruik van games in taaltherapie. Het doel is inzicht te krijgen in de werkelijke kansen en mogelijkheden van gamegebruik op de ontwikkeling van jonge kinderen.