Cartoon report met Live drawings van Daniel -Danibal- Hentschel, tijdens workshop 'Co-Creating beyond green', Society 5.0 festival, Amsterdam. Een workshop georganiseerd door Marije Kanis, Astrid Lubsen, Annika Kuijper en Mark van Wees, in het kader van project Samen zichtbaar duurzaam.
MULTIFILE
Cartoon report met Live drawings van Daniel -Danibal- Hentschel, tijdens workshop 'Co-Creating beyond green', Society 5.0 festival, Amsterdam. Een workshop georganiseerd door Marije Kanis, Astrid Lubsen, Annika Kuijper en Mark van Wees, in het kader van project Samen zichtbaar duurzaam.
MULTIFILE
The pervasive use of media at current-day festivals thoroughly impacts how these live events are experienced, anticipated, and remembered. This empirical study examined event-goers’ live media practices – taking photos, making videos, and in-the-moment sharing of content on social media platforms – at three large cultural events in the Netherlands. Taking a practice approach (Ahva 2017; Couldry 2004), the author studied online and offline event environments through extensive ethnographic fieldwork: online and offline observations, and interviews with 379 eventgoers. Analysis of this research material shows that through their live media practices eventgoers are continuously involved in mediated memory work (Lohmeier and Pentzold 2014; Van Dijck 2007), a form of live storytelling thatrevolves around how they want to remember the event. The article focuses on the impact of mediated memory work on the live experience in the present. It distinguishes two types of mediatised experience of live events: live as future memory and the experiential live. The author argues that memory is increasingly incorporated into the live experience in the present, so much so that, for many eventgoers, mediated memory-making is crucial to having a full live event experience. The article shows how empirical research in media studies can shed new light on key questions within memory studies.
MULTIFILE
Inleiding en praktijkvraag De groeiende wereldbevolking gecombineerd met de klimaatverandering zorgt voor een de noodzaak tot een duurzame voedselvoorziening (KIA missie Landbouw, voedsel & water). Een significante reductie van gewasbestrijdingsmiddelen is daarbinnen een belangrijke doelstelling. Robotica maakt als technologie motor van de precisielandbouw plant specifieke precisie-bestrijding mogelijk. Het projectconsortium onderzoekt een semiautonoom samenwerkend grond-luchtrobot platform voor de precisielandbouw. Projectdoelstelling De doelstelling van het project AGRobot Platform is dan ook: “Onderzoek de mogelijkheden van een semi-autonoom samenwerkend grond-lucht robotplatform voor de precisielandbouw”. De hoofddoelstelling wordt binnen dit project beantwoordt door de deliverables uit de volgende subdoelstellingen: 1. Case studie onderzoek naar de mogelijke voordelen van het grond-luchtrobotplatform 2. Onderzoek naar de benodigde technologieën voor een grond-luchtrobotplatform 3. Ontwikkelen van een eerste (mogelijk case-specifieke) demonstrator 4. Ontwikkelen van (nieuwe) samenwerkingsvormen. Vraagsturing & Netwerkvorming Riwo Engineering is een industriële automatiseeerder die met zijn grondrobots en control-besturingssytemen actief is in de veeteelt. DRONEXpert gebruikt hyperspectrale camera’s onder drones voor het bemeten van gewassen. Saxion mechatronica onderzoekt met de onderzoekslijn unmanned robotic systems hoe de nieuwste robotica technologieën systemen mogelijk maakt voor ongestructureerde omgevingen. De partners bezitten gezamenlijk een enorm netwerk (TValley, Space53, euRobotics) en klanten om via de case studies de kansen te achterhalen en te realiseren. Innovatie Nergens ter wereld is een samenwerkend grond-luchtrobot platform actief in de precisielandbouw. Voor OostNederland, met naast veel robotica kennis ook veel Agro-kennis, zal het project letterlijk de KIEM zijn voor nieuwe projecten waaruit de valorisatie kansen richting heel Europa gaan. Activiteitenplan & Projectorganisatie Het project wordt geleid door de lector Dr. Ir. D.A.Bekke en uitgevoerd door Abeje Mersha en Mark Reiling samen met het deelnemend MKB. Het project bestaat uit 4 werkpakketten die achtereenvolgens antwoordt geven op de gestelde subdoelstellingen. Aan elk werkpakket zijn deliverables gekoppeld.
The pressure on the European health care system is increasing considerably: more elderly people and patients with chronic diseases in need of (rehabilitation) care, a diminishing work force and health care costs continuing to rise. Several measures to counteract this are proposed, such as reduction of the length of stay in hospitals or rehabilitation centres by improving interprofessional and person-centred collaboration between health and social care professionals. Although there is a lot of attention for interprofessional education and collaborative practice (IPECP), the consortium senses a gap between competence levels of future professionals and the levels needed in rehabilitation practice. Therefore, the transfer from tertiary education to practice concerning IPECP in rehabilitation is the central theme of the project. Regional bonds between higher education institutions and rehabilitation centres will be strengthened in order to align IPECP. On the one hand we deliver a set of basic and advanced modules on functioning according to the WHO’s International Classification of Functioning, Disability and Health and a set of (assessment) tools on interprofessional skills training. Also, applications of this theory in promising approaches, both in education and in rehabilitation practice, are regionally being piloted and adapted for use in other regions. Field visits by professionals from practice to exchange experiences is included in this work package. We aim to deliver a range of learning materials, from modules on theory to guidelines on how to set up and run a student-run interprofessional learning ward in a rehabilitation centre. All tested outputs will be published on the INPRO-website and made available to be implemented in the core curricula in tertiary education and for lifelong learning in health care practice. This will ultimately contribute to improve functioning and health outcomes and quality of life of patients in rehabilitation centres and beyond.
In de lerarenopleiding wordt aandacht besteed aan het ontwikkelen van pedagogisch handelen waarbij aangesloten wordt bij de ‘bekwaamheidseisen voor leraren basisonderwijs’. Het gaat dan om de ontwikkeling van pedagogische kennis en kunde en het stimuleren van bewustwording van het eigen handelen. Het expliciteren van het pedagogisch handelen van leraren is vaak nog lastig en blijft impliciet. Aanstaande leraren lijken zich wel bewust van het belang van hun pedagogische opdracht, maar kunnen hun pedagogisch handelen soms lastig verwoorden, onderbouwen of expliciteren. Zo ook bij het creëren van een oefenplaats voor burgerschapsvorming. Het ontbreekt hen aan taal om situaties te herkennen en hun pedagogisch handelen te duiden, terwijl ze er wel degelijk vorm aan geven. Dit onderzoeksproject heeft als doel om (aanstaande) leraren te ondersteunen bij het expliciteren van hun pedagogische opdracht bij het creëren van een oefenplaats voor burgerschapsvorming. Met behulp van de centrale vraag: “Op welke wijze kunnen alledaagse ervaringen – gericht op pedagogisch handelen bij het creëren van een oefenplaats voor burgerschapsvorming – benut worden om het handelen van (aanstaande) leraren te verstevigen?” wil de postdoc inzicht creëren in: - de manieren om alledaagse pedagogische ervaringen tot uitdrukking te brengen; en - de manier waarop deze ervaringen gebruikt kunnen worden om (aanstaande) leraren te ondersteunen bij de bewustwording van hun pedagogisch handelen en het zodoende te verstevigen. Het startpunt voor bewustwording is het expliciteren van alledaagse pedagogische ervaringen, zogenaamde lived experiences. Deze zijn de basis voor reflectie, dialoog met anderen en daarmee bewustwording. Het delen van verhalen over praktijkervaringen wordt gezien als een belangrijk startpunt bij het ontwikkelen van pedagogisch handelen . Bovenstaande sluit aan bij het instellingsplan 2017-2022 genaamd ‘Le(ra)ren met Lef’ en het onderzoeksprofiel van het onderzoekscentrum. De hbo-postdoc besteedt 50% van haar tijd aan onderzoek, de andere 50% wordt besteed aan het geven van onderwijs.