Service of SURF
© 2025 SURF
Dit onderzoek richt zich het filosofische vraagstuk van de relatie tussen lichamen – of ook: intercorporaliteit – in de hedendaagse danskunstpraktijk. Hoe kun je die relatie denken? Het onderzoek betreft een combinatie van fiilosofisch veldwerk, in de vorm van arts-based, narratief onderzoek, en filosofische literatuurstudie. In de conclusie wordt gesteld: intercorporaliteit in de hedendaagse danskunstpraktijk kan filosofisch begrepen worden als een diepe lichamelijk verbondenheid in beweging, in materiële en gevoelsmatige zin. Deze conclusie heeft het karakter van een nieuw filosofisch concept van ‘intercorporaliteit’ in de hedendaagse danskunstpraktijk. Het betreft een nieuw ‘denken’ van de relatie tussen lichamen in die context. Het uiteindelijk doel van het onderzoek ligt niet alleen in de academische filosofie of de danskunstpraktijk zelf, maar ook in de mogelijkheden die dans en bewegen in opvoeding en onderwijs hebben. Dans als kunstzinnige praktijk leert ons iets belangrijks over de relatie tussen mensen op het lichamelijke vlak. Dit kan betekenis krijgen voor het onderwijs, wanneer het kernthema verschuift naar: lichamelijke verbondenheid in beweging & mogelijkheden voor onderwijsinnovatie.
LINK
Wanneer je met je lessen specifieke leerdoelen hebt, zoals tactisch inzicht, regelvaardigheden, of samenwerking, dan hoort daar ook een specifieke aanpak bij. De laatste jaren zijn er in de LO, met name in het buitenland, verschillende modellen ontwikkeld die je hierbij kunnen helpen. Deze aanpak wordt ook wel 'Models-Based Physical Education genoemd”.
Bij veel (sport)blessures en orthopedische aandoeningen, zoals voorste kruisband (VKB-) rupturen en enkelfracturen, moeten patiënten na een operatieve ingreep een lang revalidatietraject ondergaan. Fysiotherapeuten, (mentale) coaches, inspanningsfysiologen en orthopedisch chirurgen constateren dat patiënten ondanks goede begeleiding veelal hun fysieke niveau van voor de blessure niet meer bereiken. Om kwalitatief betere zorg te kunnen bieden, willen deze professionals meer inzicht krijgen in het individuele herstel. Door een combinatie van lichamelijke en psychologische parameters intensief te monitoren, denken zij namelijk eerder de therapie aan te kunnen passen op (on)gewenste veranderingen in het beloop van herstel. De zorgprofessionals hebben echter onvoldoende tijd en mogelijkheden om patiënten intensief te monitoren. Bovendien denken zij het herstel verder te kunnen ondersteunen door patiënten zelf te laten meten omdat patiënten meer verantwoordelijkheid voor hun gezondheid nemen indien zij toegang krijgen tot hun eigen data. De zorgprofessionals vragen zich daarom af hoe zij een zelf-monitoringsysteem voor orthopedische patiënten kunnen inrichten, dat hen in staat stelt therapie op maat te geven gedurende het totale revalidatieproces (casus VKB-reconstructies). Centrale onderzoeksvraag is: Welke kennis en vaardigheden hebben zorgprofessionals en patiënten na een VKB-reconstructie nodig om een zelf-monitoringsysteem slim toe te kunnen passen in de zorgpraktijk? Deze onderzoeksvraag kent de volgende deelvragen: A. Hoe moet een zelf-monitoringsysteem volgens zorgprofessionals, technici/ontwerpers en patiënten worden ingericht en gebruikers getraind om de patiënten na een VKB-reconstructie in staat te stellen een kernset van lichamelijke en psychologische parameters zelfstandig te verzamelen en te delen? B. Hoe wordt het zelf-monitoringsysteem door zorgprofessionals en patiënten na een VKB-reconstructie in de praktijk gebruikt en hoe staat het gebruik in relatie tot herstel? C. Wat zijn de ervaringen van zowel de zorgprofessionals als patiënten na een VKB-reconstructie met het zelf-monitoringsysteem en wat zijn de belemmerende en/of bevorderende factoren bij het gebruik van het zelf-monitoringsysteem voor het revalidatietraject?
Vanuit de Creatieve Industrie en in het bijzonder Schoots Architecten en IJsfontein is er een toenemende behoefte aan ontwerprichtlijnen voor stress-reducerende werkruimten. Deze inzichten moeten gestoeld zijn op ruimtelijke interventies en evaluaties ervan in de praktijk. Aangezien docenten bovengemiddeld kampen met werk-gerelateerde stress, zal de doelgroep voor dit onderzoek hogeschool docenten zijn. De doelstelling van het project is dan ook om op basis van ontwerpend onderzoek een werkomgeving voor hogeschool docenten te realiseren die stress-reducerend werkt. Dit levert eerste aantoonbare resultaten op in de vorm van een in de praktijk geëvalueerde werkomgeving en daarbij behorende ontwerprichtlijnen. In een vervolgtraject kunnen deze resultaten vertaald worden naar andere werkomgevingen. De onderzoeksvraag die daarbij centraal staat is; ‘Op basis van welke ontwerprichtlijnen kunnen de werkplekken van medewerkers in het hoger onderwijs worden ontworpen, om hun werk-gerelateerde stress te verlagen?’ Als basis in het ontwerpend onderzoek, wordt de discipline-overstijgende studie van Norouzianpour (2020) gebruikt, waarin hij verschillende ontwerpstrategieën heeft opgesteld om stress te verminderen in fysieke werkomgevingen. Deze strategieën zijn nog niet eerder in de praktijk getest. Daarnaast stelt Masi Mohammadi (2017) dat middels het empathisch ontwerpproces een beter begrip kan ontstaan van hoe docenten een werkruimte ervaren en welke behoeften zij hebben als het gaat om ruimtelijke interventies. Die behoeften verschillen mogelijk per persoon, per moment en per taak, waardoor de ruimte flexibel, dynamisch en responsief zal moeten worden. Het toepassen van Ambient Intelligence (AMI) maakt het mogelijk de ruimte te personaliseren en tevens docenten aan te voelen, op behoeften te anticiperen en door subtiel van gedaante te veranderen een gezonde balans te vinden in inspanning en ontspanning bij het werken. De docent zal dus het uitgangspunt voor het ontwerpend onderzoek zijn.
Aanleiding Bewegen als medicijn is onomstotelijk bewezen, zeker voor mensen met complexe gezondheidsproblemen. Ondanks deze kennis is toepassen ervan geen standaardpraktijk in de zorg. Hierin verandering aanbrengen is een uitdagend vraagstuk. Praktijkprobleem Medisch Specialistisch Revalidatiecentrum Basalt behandelt jaarlijks duizenden volwassenen met complexe gezondheidsproblemen. Ze streven ernaar om naast herstelzorg en het hervatten van de maatschappelijke rol, duurzaam gezond beweeggedrag te bevorderen, ook na de revalidatieperiode. Het onderzoeksprogramma "Basalt in Beweging" is ontwikkeld om op maat gemaakte ondersteuning te bieden aan revalidanten, gericht op gedragsverandering en het vergroten van de capaciteit, fysieke/sociale omgeving en motivatie tijdens revalidatie. Daarnaast biedt Basalt adviesgesprekken tijdens en na de revalidatieperiode aan om de behoeften van revalidanten af te stemmen op het beschikbare beweegaanbod in hun eigen leefomgeving. Hoewel de exacte gegevens over het aantal revalidanten dat doorstroomt naar beweegaanbod in de eigen leefomgeving niet beschikbaar zijn, blijkt uit onderzoek dat deze groep aanzienlijk minder beweegt dan mensen zonder lichamelijke beperkingen. Dit ondanks de inspanningen vanuit Basalt maar ook de Gemeentes zoals Den Haag en vele stichtingen vanuit het Sport- en Welzijnsdomein. Doelstelling Het PD-traject heeft als hoofddoel om een soepele beweegreis te bieden aan (ex) revalidanten van Basalt in de regio Haaglanden, met subdoelen gericht op het verkennen van de huidige situatie, het ontwikkelen van een gezamenlijk gedragen veranderaanpak en het implementeren en evalueren van deze aanpak. Onderzoeks- en veranderaanpak Een gezamenlijke inspanning van alle stakeholders, waaronder revalidanten, zorgprofessionals, beweeg- en sportinitiatieven, welzijnsorganisaties en de Gemeente Den Haag, is nodig om de beweegreis van revalidanten in kaart te brengen, te herontwerpen, te veranderen en te evalueren. Het PD-traject zal worden aangepakt via actieonderzoek, waar nodig gebruikmakend van designmethodieken, waarbij de perspectieven van betrokkenen worden samengebracht en cyclisch wordt gewerkt aan verkennen, plannen, uitvoeren en evalueren van veranderingen in de beweegreis van revalidanten.