Service of SURF
© 2025 SURF
De afgelopen jaren heeft het aardbevingsgebied te maken gehad met veel ontwikkelingen. Momenteel staat deze regio voor grote opgaven rondom zowel het versterken en verduurzamen van woningen. Er liggen mogelijkheden om beide opgaven tegelijk aan te pakken, ook wel ‘koppelkansen’ genoemd. Dit onderzoek richt zich op het inzichtelijk maken van de koppelkansen in verschillende Groningse dorpen, waaronder Woltersum. Daarnaast kijkt het naar de bereidheid en mogelijkheden van haar bewoners om die koppelkansen (al dan niet gezamenlijk) op te pakken en de rol die de lokale energiegroepen daarin kunnen spelen. Met die inzichten willen we de Groninger dorpen op weg helpen in het voorbereiden en inrichten van de versterkings- en verduurzamingsopgave. Deze rapportage richt zich op het dorp Woltersum, waar we in november en december 2020 onderzoek hebben gedaan. Dit in samenwerking met de Woltersumse Energie Coöperatie.
De afgelopen jaren heeft het aardbevingsgebied te maken gehad met veel ontwikkelingen. Momenteel staat het gebied voor grote opgaven rondom zowel het versterken en verduurzamen van woningen. Daar liggen mogelijkheden om beide opgaven tegelijk aan te pakken. Dit worden ‘koppelkansen’ genoemd. Dit onderzoek is erop gericht om inzichtelijk te maken wat de specifieke koppelkansen zijn in het dorp Eenum, wat de bereidheid en mogelijkheden van haar bewoners zijn om die (al dan niet gezamenlijk) op te pakken en welke rol lokale energiegroepen daarin kunnen spelen. Met die inzichten willen we Groninger dorpen op weg helpen in het voorbereiden en inrichten van de versterkings- en verduurzamingsopgave. Het onderzoek is van februari tot en met april 2020 uitgevoerd in Eenum. Vanuit het dorp verliep het contact via de werkgroep Duurzaam Eenum.
In het project Koppelkansen hebben inwoners van Appingedam, Kantens,Stitswerd en Loppersum meegedacht over hoe de versterkingsoperatiekan worden benut voor de verduurzaming van de huizen. Het projectwerd geleid door twee onderzoekers van het Kenniscentrum Noorder-Ruimte (Hanzehogeschool Groningen), in samenwerking met drie lokaleenergiecoöperaties: LOPEC uit Loppersum, Eendracht uit Appingedam enE.I.K. uit Kantens. Dit boekje biedt inspiratie en praktische tips voor bewoners om zelf verder aan de slag te gaan met de verduurzaming van hun woningen.
Terugwinning van warmte en grondstoffen uit de water-cyclus kan een cruciale bijdrage leveren aan het realiseren van een circulaire, klimaat neutrale metropoolregio. Dit vereist koppeling van infrastructuur en netwerken uit verschillende sectoren (water, energie, afval), en op verschillende schaalniveaus. Technologisch is dit mogelijk. Naast technologische innovaties zijn ook governance innovaties nodig omdat deze koppeling leidt tot botsing van sectorspecifieke wetten, regels en gewoonten. Het vergt een nieuwe verdeling van verantwoordelijkheden, bevoegdheden, financiering en eigenaarschap, en dus nieuwe governance arrangementen. Het ontwikkelen van deze governance arrangementen is in de MRA hoogst actueel. Met een bouwopgave van 240.000 woningen voor 2040 liggen er grote kansen te komen tot circulaire gebiedsontwikkeling. Binnen het consortium zijn ruim 20 projecten geïnventariseerd waar terugwinning van energie en/of grondstoffen uit de water cyclus technisch mogelijk is, en vermoedelijk maatschappelijk rendabel. De vraag naar nieuwe governance arrangementen staat dan ook hoog op de agenda bij waterschappen, waterleidingbedrijven, netbeheerders en gemeenten. Dit project analyseert en systematiseert lessen die getrokken kunnen worden uit zowel succes als falen van op dit moment lopende experimenten, ten behoeve van een door het consortium uit te voeren ‘strategietraject koppelkansen water, energie en grondstofterugwinning in de MRA’. Dit project koppelt wetenschappers en hun lopend onderzoek, aan een concreet strategisch traject van publieke actoren. Gedurende dit traject zullen nieuwe governance arrangementen voor gekoppelde systemen binnen het consortium worden ontwikkeld. Het proces van strategie-ontwikkeling wordt gedocumenteerd, en gebruikt ter ontwikkeling van een post-academische cursus ‘werken aan transities’ voor actoren in circulaire gebiedsontwikkeling.
De Nederlandse overheid heeft zich in 2018 gecommitteerd aan de doelstellingen van het Akkoord van Parijs. Dit akkoord heeft als doel om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad ten opzichte van het pre-industriële niveau. Om dit te bereiken heeft de Nederlandse regering met diverse maatschappelijke organisaties, overheden en bedrijven uit verschillende sectoren afspraken gemaakt in het Klimaatakkoord. Deze afspraken hebben grote gevolgen voor burgers. Zo moeten zij bijvoorbeeld drastisch omschakelen naar een andere vorm van energievoorziening en meer specifiek is er afgesproken dat alle huishoudens voor 2050 aardgasvrij moeten wonen. Dit kan betekenen dat huishoudens grote investeringen moeten plegen voor het installeren van een warmtepomp, het isoleren van hun huis en het treffen van energiezuinige maatregelen. Hoewel er burgers zijn die de energietransitie omarmen, is dit enthousiasme niet onverdeeld. Met name bewoners van zogenaamde ‘kwetsbare wijken’ hebben hier meer moeite mee, omdat ze de noodzaak van de energietransitie niet altijd delen, het hoge kosten met zich meebrengt en ze vaker wantrouwend naar de overheid kijken. Het Klimaatakkoord stelt echter dat de “wensen en zorgen van burgers en bedrijven zichtbaar moeten worden meegewogen in de keuzes die gedurende de transitie gemaakt worden” (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, 2019, p. 216), zodat maatschappelijke acceptatie en participatie voor de energietransitie worden geborgd. Het achterblijven van met name groepen met een lage sociaal economische status in de adaptatie van de energietransitie kan leiden tot maatschappelijke ongelijkheid of het zelfs vergroten. De vraag die in dit project daarom centraal staat is ‘Hoe kunnen bewoners van kwetsbare wijken gemeenschappelijk bijdragen aan de energietransitie?’. In dit project wordt er samengewerkt met welzijnsorganisaties Versa Welzijn, Stichting Balans en de gemeente Soest waarbij wordt gefocust op twee verschillende wijken.
Nederland staat voor een enorme uitdaging zich te beschermen tegen de gevolgen van extremer weer door een veranderende klimaat. Door hemelwater in de bodem te infiltreren en daar ondergronds vast te houden kunnen problemen omtrent wateroverlast én droogte worden tegengegaan, terwijl de belasting op het stedelijke watersysteem wordt geminimaliseerd. Ruimte in de ondergrond is echter schaars. Ondergrondse infrastructuur en stedelijk groen concurreren met klimaatadaptatiemaatregelen om de beperkt beschikbare ruimte. Slimme integrale ontwerpen met oog voor koppelkansen, functiecombinaties en de bestaande vervangingsopgave zijn nodig om op duurzame wijze te blijven omgaan met de druk op de ondergrond. De weg biedt een kansrijke mogelijkheid om ondergrondse waterberging in stedelijk gebied te realiseren op een ruimtelijk efficiënte en duurzame wijze. Nu verschillende Nederlandse gemeenten experimenteren met diverse vormen van ondergrondse waterberging in de weg, worstelen gemeentelijke professionals met het maken van de juiste keuzes. Een variant waarin het water wordt geborgen direct in het wegcunet heeft grote voordelen omdat het andere ondergrondse infrastructuur niet in de weg zit. Er zijn echter belangrijke vragen. Er ontbreekt namelijk een overzicht van praktijkvoorbeelden waarin de stabiliteit, (kosten-)effectiviteit, duurzaamheid, bijdrage aan droogtebestrijding, beslag op de drukke ondergrond en stedelijke opschaalbaarheid voor diverse vormen van de waterbergende weg worden gewaardeerd. Het project de Waterbergende Weg maakt middels praktijkgericht onderzoek inzichtelijk hoe de waterbergende weg functioneert als het gaat om stabiliteit, hydrologisch functioneren, duurzaamheid, en (kosten-)effectiviteit; en wat de mogelijkheden en belemmeringen zijn wat betreft stedelijke opschaalbaarheid. Het project heeft als doel om gemeentelijke professionals te ondersteunen in hun keuze voor de waterbergende weg. Het biedt de kennis nodig om per situatie kansen en knelpunten te beoordelen en deze om te zetten in concrete eisen voor ontwerp en implementatie van de waterbergende weg. Hiermee kunnen zij bij herinrichting (vervanging/energietransitie) van wegen problemen met wateroverlast, droogte en hitte beperken.