Service of SURF
© 2025 SURF
This paper explores the impact of the physical and social dimensions of the work environment on satisfaction and perceived productivity of knowledge workers in Dutch universities of applied sciences. The approach took the form of a literature review, multiple case study of six research centres using interviews and logbook analysis, and web-based survey (N = 188). Optimally facilitating knowledge production requires both space for concentration (to support internalisation of knowledge) and space for interaction (to support externalisation of knowledge). None of the work environments involved in the study adequately supported all the phases of knowledge development adequately. Cellular offices with personal desks are preferred for solo work and, whereas new workplace designs with a focus on the office as a meeting place support interaction and collaboration. Spatial layout and interaction have a stronger impact than comfort and absence of distraction. The spatial layout should support both in-depth concentration and communication, fit the internalisation/externalisation ratio of activities, and accommodate the proximity essential for collaborative knowledge development. Being able to choose is the key to success. In terms of research limitations, knowledge workers’ productivity was measured by self-assessment, but only a limited number of diaries were collected. The lessons learned can be used as inputs to decision-making processes regarding the design, implementation and management of working environments in higher education settings. Few studies have been conducted concerning the spatial preferences and needs of knowledge workers in universities of applied sciences. The results show that the physical dimension (comfort and layout) is more important for collective productivity, whereas individual productivity is more strongly influenced by the social dimension (interaction and distraction).
MULTIFILE
HRM stond en staat onvermijdelijk in het teken van een adequate personeelsvoorziening. Deel I van de bundel (Arbeidsmarkt en personeelsvoorziening)gaat erop in. De personeelsvoorziening is er, gegeven de arbeidsmarkt met z'n tendens naar vergrijzing aan de ene, en z'n tendens naar ontgroening aan de andere kant, niet eenvoudiger op geworden. We hebben een verouderende beroepsbevolking en met dat feit zullen we de komende twee decennia moeten leren leven. Niettemin, tot dusver lijken we dit feit eerder te ontkennen dan er actie op te voeren. Dat is het thema van de bijdrage van Loet Polak in deze bundel. Veel plannen, adviezen, nobele bedoelingen, afspraken. Weinig concrete resultaten. Dat komt mede door de korte levensduur van de plannen en plannetjes. Het ene is nog niet afgekondigd of het volgende staat al in de startblokken. Dat belemmert een stevig leerproces aan de hand van de opgedane ervaringen. Het ontbreekt aan relevante feedback. In de huidige arbeidsmarkt is 'inzetbaarheid' misschien wel het grootste goed. Het is de andere kant van het verlies van de 'baan voor het leven' en het signaleert dat niet de baan maar eerder de loopbaan de eerste referentie is voor de beroepsbeoefenaar. De baan moet een plek vinden in de loopbaan en om dat te realiseren dient de loopbaan in de baan te worden geplaatst. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Vanuit onze school bezien is het daarom interessant te kijken naar de loopbanen van onze alumni. Waar gaan ze naar toe, welke baanwisselingen maken ze mee, hoe sluit de baan aan op de gevolgde studie? Bovendien, hoe staat het en hoe gaat het met het vakmanschap van de door ons afgeleverde professionals? Wat is vakmanschap, behalve een herstel, misschien, van het weten van het collectieve van elk vak en dus van het herstel van gemeenschappen van vakmensen die meer nog dan van de organisatie waar ze zijn aangesteld van hun vakgenoten leren wat aan de tijd, bij de tijd en misschien wel voor op de tijd is (Frans Berkers)? Een belangrijk aspect van de personeelsvoorziening is, naast het 'vinden' en 'boeien' van het personeel, de binding aan de organisatie. Beloning kan daar een belangrijke rol bij spelen, omdat beloning niet alleen een beloning voor geleverde diensten is maar ook een functie heeft in het beleid van organisaties om met de beloning signalen af te geven over de toekomstmogelijkheden van de werknemer in de organisatie. Dat roept dan tegelijk de vraag op of de signalen ook 'aankomen' en worden 'opgepikt'. Opnieuw feedback dus. Immers, wie organisatie zegt, zegt ook hiërarchie. En wie hiërarchie zegt, zegt tegelijk 'feedback': de feedback van leidinggevende naar medewerker, de feedback van medewerker naar leidinggevende. Aan de hand van het thema van de prestatiebeloning beschrijft Karin Potting hoe belangrijk de feedback is en hoe vaak de boot wordt gemist. Met het artikel van Karin Potting sluiten we het eerste deel van de bundel af. Het tweede deel van de bundel (Leren en professionaliseren) houdt het thema van de inzetbaarheid aan, zij het in een nieuwe context. Op twee manieren. In een artikel over leervermogen en persoonlijkheid schetst Rainer Hensel (samen met Ton Korver en Willem Looije) een gedifferentieerd beeld van welke persoonlijkheidstrekken voor welke leeropbrengsten in het kader van welke opleidingen in het geding zijn. Voor organisaties gericht op het verhogen van kennisproductiviteit aan de ene, en innovatievermogen aan de andere kant zijn de gevonden resultaten interessant, mede in het licht van de ontwerpmogelijkheden die hiermee samenhangen. Petra Zanders en Daphne Metsemakers (met Ton Korver) doen verslag van een onderzoek naar de effecten van het regelen in je werk. Het uitgangspunt was dat docenten in het bijzonder van hun regeltaken leren. Daartoe zijn drie typen regelingen onderscheiden: routineregelen, situationeel regelen en incidenteel regelen. In dat verband zijn een aantal stellingen (hypothesen) opgesteld en getoetst, steeds met op de achtergrond de gedachte dat leren van het werk en professionaliseren van hetzelfde werk twee kanten van een en dezelfde medaille zijn. De resultaten zijn niet al te sterk, maar sterk genoeg om verder onderzoek langs dezelfde lijnen met enige nadruk aan te durven bevelen. Bij elkaar: kapitale kansen. We doen er goed aan ze te benutten. In deze bundel doen we verslag van enkele jaren kenniskring HRM. We bieden de resultaten ervan graag aan u aan. U, daar verstaan we onze collega's onder, we verstaan er geïnteresseerde studenten onder, we verstaan er collega's in het land onder. We hebben ernaar gestreefd 'laagdrempelig' te schrijven. Geen jargon, geen technische toelichtingen maar verhalen, betogen en uiteenzettingen over hoe je van verwondering tot nieuwsgierigheid komt en van nieuwsgierigheid tot het doen van onderzoek: en waarom dat de moeite waard is.
This paper presents the results of an exercise to assess the effects of metaphors on knowledge management. Knowledge is an abstract phenomenon with no direct referent in the real world. To think and talk about knowledge we use conceptual metaphors. The exercise shows that these metaphors greatly influence the problems we identify related to knowledge in organizations and the type of knowledge management solutions we propose. The knowledge as water metaphor used in this exercise – which reflects the dominant way of thinking in Western knowledge management literature – leads to the thingification of knowledge, resulting in a discourse about ways to formalize, manage and control knowledge. This discourse primarily serves the interests of management. In contrast, the knowledge as love metaphor used in this exercise – which reflects more an Asian way of thinking about knowledge – shifts the discourse from the topic of knowledge as a thing to the underlying preconditions for good knowledge work. These conditions include the facilitation of knowledge professionals, the quality of the relationships in the organization, and the quality of the organizational culture. This discourse is aimed at humanizing the organization instead of formalizing it and is more in the interest of employees.