Service of SURF
© 2025 SURF
In deze handreiking bieden wij richtlijnen voor het behandelen van vrouwen in de (gemengde) klinische forensische zorg. Deze zijn gebaseerd op literatuuronderzoek, een enquête (ingevuld door 295 professionals), interviews met 22 professionals en 11 patiënten (acht vrouwelijke, drie mannelijke), twee expertmeetings met professionals en een expertmeeting met vrouwelijke patiënten en een pilot onderzoek in drie forensische instellingen. In het eindrapport Behandelen van vrouwen: Een vak apart? Ontwikkeling van een handreiking voor het behandelen van vrouwen in de klinische forensische zorg1 wordt de onderbouwing van deze richtlijnen vanuit de literatuur en het door ons uitgevoerde onderzoeksproject uitgebreid besproken. We vinden het belangrijk te benadrukken dat meerdere van de richtlijnen in deze handreiking evenzogoed voor mannen in de klinische forensische zorg waardevol kunnen zijn. Gender-responsief werken betekent rekening houden met genderverschillen, maar ook zo goed mogelijk afgestemd op het individu, of dit nu een vrouw, man of andere genderidentiteit is. Toch vonden we het nodig om specifieke richtlijnen te formuleren voor vrouwen, aangezien tot nu toe de meeste aandacht binnen de forensische zorg, zowel vanuit de wetenschap als de praktijk, uit is gegaan naar mannen. Onderzoek is nog beperkt, maar laat wel zien dat de meeste (risicotaxatie)instrumenten en forensische behandelmethoden minder bruikbaar zijn voor vrouwen en dat aanpassingen of aanvullingen gewenst zijn. Daarnaast denken we dat extra aandacht voor vrouwen van belang is gezien hun duidelijke minderheidspositie in forensische instellingen. We willen graag alle patiënten en professionals die hebben meegewerkt aan het onderzoeksproject (enquête, interviews, expertmeetings en pilot onderzoek) hartelijk bedanken. Hun input was bijzonder waardevol. Ook danken we de leden van de begeleidingscommissie Marije Keulen-de Vos, Marike Lancel, Jeroen Kampkes, Tiemenna Oosterhof, Anne-Marie Slotboom, en Jeantine Stam voor hun constructieve meedenken en Juul Depla en Els Russchenberg, die in het kader van hun onderzoeksstage veel werk hebben verzet. We hopen dat deze handreiking kan bijdragen aan een zo effectief mogelijke behandeling van vrouwen in de klinische forensische zorg in het belang van deze vrouwen, hun directe omgeving (met name eventuele kinderen), de professionals die met hen werken en de maatschappij.
Om goede en verantwoorde zorg te kunnen bieden, streeft de paramedicus naar evidence-based practice. Evidence-based practice is het zorgvuldig, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal en evidence om beslissingen te nemen met individuele patiënten om de zorgverlening te verbeteren. De praktijk van evidence-based practice impliceert het integreren van individuele professionele kennis van de paramedicus met de wens en voorkeur van de patiënt en het beste externe bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is. De voorkeuren, wensen en verwachtingen van de patiënt spelen bij de besluitvorming een centrale rol.
Het doel van de klinische forensische zorg, of meer specifiek de tbs-maatregel, is het beveiligen van de maatschappij; op korte termijn door iemand uit de maatschappij te halen en op langere termijn door behandeling gericht op het verlagen van risicofactoren en het opbouwen of versterken van beschermende factoren. In de media verschijnen met enige regelmaat kritische verhalen over de forensische zorg, meestal naar aanleiding van een ernstig incident, zoals een delict gepleegd door een tbs-patiënt op verlof. De vraag die daarbij steeds wordt opgeworpen, is hoe effectief de tbs-maatregel en behandeling in de forensische zorg is. Het is logisch dat er maatschappelijke onrust ontstaat bij ernstige incidenten en de opgeworpen vragen vanuit de maatschappij zijn terecht. Toch is enige nuancering hier op zijn plaats, aangezien recidive tijdens forensische behandeling uitzonderlijk is. Zo werd in een recent onderzoek met gegevens van het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT) gevonden dat slechts bij 0,15% van de 15.050 positief beoordeelde verlofaanvragen sprake was van een ongeoorloofde afwezigheid met recidive. Verder blijkt al jaren uit onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) dat ernstige recidive na ontslag uit de forensische zorg, met name de tbs, relatief laag is, in ieder geval aanzienlijk lager dan na een gevangenisstraf. Hierbij dient aangetekend te worden dat de cijfers lastig te vergelijken zijn vanwege belangrijke verschillen tussen de groepen. De recidivecijfers tijdens en na forensische zorg zijn dus relatief gunstig, maar een delict kan enorme impact hebben en het zo veel mogelijk voorkomen van recidive blijft het ultieme doel van de behandeling in de forensische zorg. Het is nog onduidelijk wat precies bijdraagt aan recidivereductie en hoe behandeleffectiviteit of behandelsucces gedefinieerd kan worden.
Het RAAK-mkb onderzoeksproject 'Praktische Predictie: de ontwikkeling van een Clinical Decision Support Tool voor fysiotherapie bij de lage rugpijn' heeft zich gericht op het ontdekken van de persoonskenmerken (onder meer ernst en type van rugpijn, manier waarop iemand hiermee omgaat, verdere gezondheid, en herstelverwachting van patiënt) die het beloop van beginnende rugklachten voorspellen. Aan de hand van deze kenmerken is een algoritme gemaakt voor het voorspellen van een vertraagd herstel. Dit algoritme, ontwikkeld met machine learning technieken, is vervolgens verwerkt in een screening tool waarin een voorspelling gegeven en, op een inzichtelijke manier aan de patiënt, gepresenteerd kan worden. Het gebruik en toepassing van de tool in de dagelijkse praktijk is nog niet zo eenvoudig. Het vereist kennis van diagnostische en prognostische onderzoeksmethoden, kennis over hoe de uitkomsten te vertalen zijn naar de klinische praktijk en dus naar de individuele patiënt, en het vereist communicatievaardigheden om de uitkomsten van de tool met de patiënt te bespreken om te komen tot gezamenlijke besluitvorming ('shared decision making'). Om de praktiserende fysiotherapeut of de student fysiotherapie hiervoor toe te rusten wordt uitgaande van de ontwikkelde tool een zelfstandig te doorlopen online onderwijsmodule ontwikkeld over diagnostisch en prognostisch onderzoek, ‘Clinical Decision Support Tools’, en gedeelde besluitvorming in relatie tot ‘Clinical Decision Support Tools’. De onderwijsmodule zal bestaan uit opdrachten en quizzen (met directe feedback), en kennisclips. De onderwijsmodule wordt verspreid onder de projectpartners van het 'Praktische Predictie' project en geïmplementeerd in de bachelor en masteropleidingen fysiotherapie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en Saxion Hogeschool. De online onderwijsmodule zal tevens beschikbaar worden gesteld op bestaande online platformen voor fysiotherapieonderwijs. Daarnaast zullen er werkvormen ontwikkeld worden om de onderwijsmodule in het onderwijs te gebruiken.
In de palliatieve terminale zorg is men nog erg terughoudend in de toepassing van telehealth technologie, terwijl voorgaande studies wel de potentiele meerwaarde ervan hebben aangetoond. In deze postdoc aanvraag zal daarom nader onderzoek worden gedaan naar de acceptatie van telehealth in de palliatieve terminale zorg. Het doel van het onderzoek is inzichtelijk maken hoe telehealth ingezet zou moeten worden in de palliatieve terminale zorg opdat het van meerwaarde is in het ondersteunen van; 1) de uitwisseling van informatie tussen zorgvragers en zorgverleners, en 2) de sociale interactie van zorgvragers met familie en naasten. De thematiek van het onderzoek sluit aan bij de onderzoekslijn Technology in Society van het lectoraat Technology, Health & Care. Het lectoraat opereert vanuit de pijler Health & Wellbeing dat onderdeel vormt van de corporate onderzoeksagenda van Saxion getiteld Living Technology'. De postdoc zal onder supervisie van de lector het onderzoek nader gaan uitwerken en uitvoeren. Daarbij zal ook nauwe samenwerking worden gezocht met studenten en de praktijk. Tevens zal de postdoc onderdeel uitmaken van een onderwijsteam opdat vervlechting van onderzoek en onderwijs goed tot stand gaat komen. In grote lijnen zal het onderzoek bestaan uit een literatuurstudie en een studie in de praktijk naar het gebruik en ervaringen van telehealth in de palliatieve terminale zorg. Vervolgens zal nader onderzoek zich richten op het ontwerp van een testopstelling voor de toepassing van telehealth in de praktijk van palliatieve terminale zorg. De postdoc zal zorgdragen dat studentopdrachten worden uitgezet bij diverse opleidingen opdat studenten kennis maken met het doen van onderzoek, en dat inspirerende colleges worden ontwikkeld, ingebed en verzorgd in diverse curricula. Daar waar mogelijk gaan studenten en docenten van verschillende opleidingen samenwerken om de gewenste interdisciplinariteit vorm te geven. Tot slot zal de postdoc in het kader van professionalisering zorgdragen voor kennisoverdracht naar docenten.
Het aantal alarmen dat afgaat op een Neonatale Intensive Care Unit (NICU) is hoog omdat de vitale fysiologische parameters van de neonaten als vanzelfsprekend continu gemonitord worden door medische apparatuur. Dit leidt tot een enorme alarmdruk bij NICU-verpleegkundigen, want elk alarm moet beoordeeld worden. Echter, slechts 20% van de klinische alarmen is relevant, wat niet alleen leidt tot inefficiënte werkprocessen, maar ook tot alarmmoeheid en daarmee bedreiging van patiëntveiligheid. Literatuur- en praktijkonderzoek door studenten HBO-ICT en onderzoekers van het lectoraat ICT-innovaties in de Zorg (Hogeschool Windesheim) op de NICU van Isala ziekenhuis in Zwolle laat zien dat er winst lijkt te behalen in het slim combineren van alarmen en het aanpassen van grenswaarden. Hier kan uiteraard niet zomaar mee geëxperimenteerd worden in de werkelijke klinische setting. Isala heeft daarom behoefte aan een testomgeving waarin de impact van alarmaanpassingen op alarmreductie gemeten kan worden zonder dat patiëntveiligheid daarmee in gevaar komt. Een digital twin kan hier een oplossing bieden. Dit is een replica van de fysieke, dynamische NICU-setting waarin data van patiënten, apparaten en hun onderlinge interacties gesimuleerd kunnen worden en artificial intelligence voorspellingen kan doen over de impact van veranderingen. In de gezondheidszorg wordt de potentie van digital twins de laatste twee jaar gezien en het aantal publicaties en best practices neemt toe, maar toepassingen op de intensive care-setting zijn nog dun gezaaid. Dit project, waarvoor Windesheim, Isala en data science agency Little Rocket de krachten bundelen, levert hier een bijdrage aan