Service of SURF
© 2025 SURF
De werkgroep VVE heeft onderzocht hoe de werving en toeleiding in de Indische buurt/ De Hoogte kan verbeteren zodanig dat alle kinderen die VVE nodig hebben, ook daadwerkelijk een professioneel en deskundig aanbod VVE kunnen volgen.De doelstelling van het VVE-beleid is om de ontwikkeling van kinderen uit autochtone en allochtone achterstandsgroepen te stimuleren, zodat hun kansen op een goede schoolloopbaan en maatschappelijke carrière worden vergroot. Onder de doelgroep vallen kinderen die het risico lopen op een achterstand. Doorgaans wordt gedacht aan de kinderen met een ‘gewicht’. Kinderen met een normaal ontwikkelingsverloop en kinderen die het risico lopen op een ontwikkelingsstoornis of gedragsproblemen vallen niet onder de doelgroep.De werkgroep heeft gekeken naar het huidige doelgroepbereik. Dit heeft inzicht gegeven in het deel dat nog niet bereikt wordt. Er zijn interviews gehouden met de betrokken werkgroepleden. Het bleek lastig te zijn om de gegevens van de twee- en driejarigen goed in kaart te brengen. Daarom is gekeken naar de vierjarigen op 1 januari 2010. Door het extrapoleren van de gegevens van de vierjarigen werd duidelijk dat in ieder geval 73% van de doelgroepkinderen bereikt wordt. Van de overige 27 % is niet duidelijk of er voorschoolse educatie is genoten. Slechts 8% van de doelgroepkinderen heeft helemaal geen voorschoolse instelling bezocht.Door het in kaart brengen van de gegevens van de vierjarigen werd duidelijk van welke voorschoolse instellingen deze kinderen afkomstig waren. Dit overzicht maakte de kindstromen inzichtelijk. Het blijkt dat de kinderen van veel verschillende voorschoolse instellingen komen. Dit feit bemoeilijkt mogelijk de doorgaande lijn.In de werkgroep is gesproken over hoe de screening van de doelgroep het beste uitgevoerd kan worden. Diverse screeningsinstrumenten zijn bekeken, waarbij eveneens gesproken is over wijkspecifieke kenmerken. Uiteindelijk is, mede vanwege het beleid van de gemeente, gekozen voor SNEL en de omgevingsanalyse. De werkgroep heeft, op basis van een bestaand stroomsschema, een bruikbaar schema voor deze doelgroepbepaling ontworpen.Naast de doelgroepbepaling en het doelgroepbereik is ook gekeken naar de wijze van toeleiding naar VVE. Door de interviews met de betrokken werd duidelijk dat er veel initiatieven zijn om de informatie actief bij de ouders te brengen. Naast de gerichte toeleiding door het consultatiebureau, de dreumesconsulent, COP en CJG hebben diverse projecten in de wijk ook het neveneffect toe te leiden. Vanwege het feit dat de informatievoorziening via verschillende kanalen plaatsvindt, is het nodig om goed af te stemmen. De werkgroep heeft daarom geadviseerd het 0-4 jarigenoverleg te behouden. Door het onderzoek werd eveneens duidelijk dat er een vaste route van signalering naar plaatsing nodig is. Daarom is, op basis van een bestaand schema, een stroomschema voor toeleiding ontworpen. De werkgroep heeft daarnaast een aantal adviezen geformuleerd om huidige toeleiding te verbeteren.De werkgroep is het jaar geëindigd met een aantal adviezen voor implementatie, waarbij een aantal instrumenten direct gericht kan worden ingevoerd.
Speelnatuur wordt op steeds meer plekken in Nederland aangelegd: in woonwijken, natuurgebieden, bij kinderdagverblijven en op schoolpleinen. De manier waarop deze plekken tot stand komen, verschilt sterk per locatie. De opmars van speelnatuur lijkt voorlopig niet tot een einde te komen. Veel schoolpleinen zijn helemaal betegeld, dus er kan veel meer speelnatuur worden ontwikkeld. Ook de kwaliteit van bestaande speelnatuur kan beter. Vooral het beheer is een aandachtspunt.
MULTIFILE
Aanleiding Pedagogisch medewerkers in de kinderdagopvang nemen een actieve, stimulerende en ontwikkelingsgerichte rol in wanneer ze binnen zijn met de kinderen. Maar eenmaal buiten verandert dat in een meer passieve, toezichthoudende rol. Een mogelijke oplossing om het gebruik van de buitenruimte als pedagogische ruimte te verbeteren, is de inzet van 'groene experts'. Dit zijn mensen met een rijke ervaring op het vlak van natuur. Verder hebben zij ervaring met jonge kinderen als ouder of door (vrijwilligers)werk. Doelstelling Het project beoogt het pedagogisch handelen van de pedagogisch medewerkers in de buitenruimte te professionaliseren, door de inzet van getrainde vrijwilligers die als 'groene experts' de pedagogisch medewerkers ondersteunen. De samenwerking met 'groene experts' moet de veranderingen in denken en doen bij pedagogisch medewerkers in kaart brengen ten aanzien van risicovermijding en exploratiemogelijkheden voor kinderen in de buitenruimte. Het project wil bovendien de inzet van 'groene experts' optimaliseren door succeservaringen en knelpunten te identificeren en zo tot een goed werkend format voor kinderdagverblijven komen. Beoogde resultaten Het concrete resultaat van dit project is een handboek voor kinderdagverblijven met daarin een model, praktijkverhalen en aanbevelingen. Verder levert het project voor de kinderdagverblijven kennis, inzicht en handelingsbekwaamheid op. Voor het lectoraat Natuur & Ontwikkeling Kind van Hogeschool Leiden en het Instituut voor Ecologische Pedagogiek van Hogeschool Utrecht biedt het project wetenschappelijke en beroepsmatige kennisontwikkeling. Er worden vier voorbeeldlocaties ingericht die worden beschreven in een vakpublicatie en zijn te bezoeken door professionals in de kinderdagopvang. Het traject levert minimaal één wetenschappelijke publicatie en/of presentatie op.
Mondzorg bij de jongste kinderen in Nederland is de laatste 30 jaar niet significant verbeterd. 41% van de vijfjarige kinderen heeft al één of meerderde gaatjes in de mond en bij 10% van deze kinderen is het gebit zodanig aangetast dat er vaak onder algehele narcose melktanden getrokken moeten worden. De oorzaak van dit probleem ligt in het onvoldoende mondzorggedrag en slechte eetgewoonten. Voor mondzorgprofessionals is het inmiddels duidelijk dat de preventieve maatregelen niet vroeg genoeg kunnen starten, het liefst vanaf het doorbreken van het eerste melktandje en die moeten vooral gericht zijn op het aanleren van een gezond mondzorg-/ en eetgedrag. Maar lang niet alle kinderen bezoeken een tandarts/mondhygiënist tijdig. Veel mondzorgprofessionals ondernemen daarom preventieve activiteiten voor kinderen van 0- 4 jaar binnen maar ook buiten de mondzorgpraktijken, bijvoorbeeld op consultatiebureaus, kinderdagverblijven en/of peuterspeelzalen. Deze activiteiten/interventies zijn meestal niet ontwikkeld op basis van het Intervention Mapping Protocol en worden vaak niet of nauwelijks geëvalueerd. Individuele mondzorgprofessional ontbreekt vaak aan kennis, ervaring en middelen om dergelijke evaluaties uit te voeren. Dit project speelt in op de behoefte van de mondzorgprofessionals naar de eenvoudige meetinstrumenten om de effecten van hun interventies te meten. Het probleem van de bestaande (vaak klinische en complexe) methoden is dat ze veel training, standaardisatie en tijd voor verzameling vergen, en dat ze voornamelijk ontwikkeld zijn voor epidemiologische doeleinden en niet voor evaluatie/ implementatie in de praktijk. Om de evaluaties van de ontplooide praktijkinitiatieven te bevorderen willen wij een netwerk vormen waarin we een eenvoudig, voor de mondzorgprofessionals hanteerbaar meetinstrument ontwikkelen en testen die de effecten van hun preventieve interventies evalueert. Hierbij maken we onderscheid in een meetinstrument om de mondgezondheid van 4-jarige kinderen te meten en een instrument om de procesuitkomsten van een preventieve interventie te evalueren.