Service of SURF
© 2025 SURF
Op bovenschools niveau hebben leerkrachten binnen een scholenvereniging voor primair onderwijs, een jaar lang een kennisgemeenschap gevormd, rondom het implementeren van handelingsgericht werken. De kennisspiraal van Nonaka en Takeuchi (1995), was het uitgangspunt, voor deze vorm van gezamenlijk leren. Middels het open interview is er onderzoek gedaan naar de aspecten die leerkrachten aangeven als zijnde voorwaardelijk om het gezamenlijk leren binnen een kennisgemeenschap als zinvol te ervaren. Uit de voorlopige analyse blijkt, dat gezamenlijk leren niet automatisch zorgt voor een meer betrokken leerkracht en beter overdraagbare kennis.
In de laatste decennia kunnen we internationaal een trend waarnemen tot vergroting van de autonomie van scholen, gepaard gaand aan decentralisatie. Scholen krijgen meer beleidsruimte, moeten meer eigen keuzes maken en moeten verantwoording afleggen over behaalde resultaten (accountability). Schoolleiders krijgen meer verantwoordelijkheid voor de onderwijskwaliteit, voor de effectiviteit van de school. De noodzaak hiervoor ligt in maatschappelijke ontwikkelingen. De betekenis van kennis is door de snelle ontwikkelingen en de komst van ICT en Internet sterk veranderd. Ook de jeugd is veranderd. Dit vraagt om andere wijzen van leren, tegenwoordig het nieuwe leren genoemd. Scholen zullen moeten inspelen op deze veranderingen en op nieuwe inzichten m.b.t. kennis en didactiek. Scholen zijn tegenwoordig dus voortdurend in ontwikkeling. Veel van de onderwijsvernieuwingen worden echter van bovenaf geïnitieerd door overheid en schoolleidingen. Dit heeft kritiek bij leraren opgeroepen: ze zouden als professionals te weinig ruimte krijgen om sturing te geven aan hun eigen beroepskwaliteit en hun eigen leren. Zij zouden het eigenaarschap met betrekking tot het onderwijs en de eigen professionele kwaliteit steeds meer kwijtraken (Snoek & Krüger, 2007). Dit tezamen heeft internationaal geleid tot het idee om professionele leergemeenschappen te creëren in scholen. Scholen ontwikkelen een cultuur die niet alleen gericht is op het leren van de leerlingen, maar waarin iedereen leert en waarbinnen het vanzelfsprekend is om kritisch te kijken naar de kwaliteit en de effectiviteit van het handelen. Dit vergt een onderzoekende cultuur in scholen, waarbij de ruimte van leraren voor het richting geven aan de onderwijsvernieuwingen in de school wordt gerespecteerd en vergroot (Krüger, 2007). De schoolleider heeft een expliciete rol gekregen in het op gang brengen en in stand houden van schoolontwikkeling en dus in het creëren van een onderzoekende cultuur in de school. Dit vraagt om nieuwe vormen van leiderschap. Het lectoraat ‘leren en innoveren’ van de Hogeschool van Amsterdam speelt in op de recente ontwikkelingen die hierboven zijn beschreven. Voor de kenniskring is de wijze waarop leraren leren en hoe dat leren tot stand komt belangrijke kennis. Hoofdvraag in de kenniskring is immers: hoe kunnen leraren competenter worden in veranderen? Met andere woorden: hoe kan hun professionele leren leiden tot een vergroting van hun veranderingscapaciteit? Leraren zullen weer meer eigenaar moeten worden van hun onderwijspraktijk en van hun eigen beroepskwaliteit. In de loop der jaren is daarom binnen het lectoraat de aandacht toegenomen voor een onderzoekende houding bij leraren teneinde veranderprocessen op gang te brengen en te onderbouwen met evidenties. Ook de vraag welke rol schoolleiders daarin spelen is daarbij aan de orde. Het kenniskringonderzoek waarvan hier het eindrapport voorligt, richt zich op de vraag naar de invloed van schoolleiderschap op het bevorderen van onderzoeksmatig handelen van leraren. Hoe kunnen schoolleiders een onderzoekende cultuur stimuleren, het eigenaarschap van leraren vergroten en de professionalisering in de school koppelen aan schoolontwikkeling?
In menige basisschoolklas zitten leerlingen met verschillende culturele achtergronden, leerlingen die thuis verschillende gewoonten en tradities kennen en/of andere talen spreken. Leerkrachten kunnen hun onderwijs verrijken als ze gebruik maken van de diversiteit aan (familie)culturen, (taal)achtergronden, ervaringen en kennis van leerlingen. Hiervoor is kennis over de culturele achtergrond van leerlingen van belang. Het is echter niet duidelijk wat precies wordt verstaan onder culturele kennis. Meer inzicht in het begrip culturele kennis kan leerkrachten helpen om hun cultureel responsief lesgeven te verrijken.Daarom is een scoping review uitgevoerd om het begrip culturele kennis te identificeren, structureren en concretiseren. Er is gezocht in vijf databanken. In totaal werden 1399 artikelen beoordeeld aan de hand van inclusiecriteria. In totaal zijn er 33 artikelen opgenomen in de review.In deze artikelen zijn vijftien domeinen van culturele kennis gevonden. Gevonden domeinen zijn bijvoorbeeld hobby’s, de plek waar leerlingen wonen en de sociaal economische status van de buurt. Ons verkregen inzicht in domeinen van culturele kennis kan leerkrachten helpen om zich in de culturele achtergrond van leerlingen te verdiepen. In een volgende fase willen we verder denken over de manier waarop die kennis in de klas kan worden gebruikt.
De wereldwijde COVID-19 crisis heeft de dagelijkse werkzaamheden in het onderwijs en onderzoek ernstig verstoord. De kennisgemeenschap ontmoet elkaar digitaal, onderzoeksprojecten worden uitgesteld, stilgelegd. Aan de andere kant komt de urgentie van verschillende domeinen volop in beeld met een hele duidelijke impact van ‘applied sciences’ op de maatschappij. De effecten van de crisis geven extra uitdagingen om door te bouwen aan praktijkgericht onderzoek en de daarbij benodigde infrastructuur. Hiermee wordt de regionale impact versterkt en worden de verschillende maatschappelijke transities versneld. De beschikbare middelen € 475.000,= worden ten behoeve van de doorontwikkeling van praktijkgericht onderzoek als volgt, drieledig, geïnvesteerd: 1. het op peil houden van de beschikbaarheid van onderzoekspersoneel 2. professionalisering van datamanagement. Het betreft ondersteuning met het accent op het uitbouwen van de digitale voorzieningen. 3. strategische positionering en profilering van praktijkgericht onderzoek: communicatie en profilering, netwerkvorming, het onderhouden van partnerschappen
De wereldwijde Covid-19 crisis heeft de dagelijkse werkzaamheden in het onderwijs en onderzoek ernstig verstoord. De kennisgemeenschap ontmoet elkaar digitaal, onderzoeksprojecten worden uitgesteld, stilgelegd. Aan de andere kant komt de urgentie van verschillende domeinen volop in beeld met een hele duidelijke impact van ‘applied sciences’ op de maatschappij.De effecten van de crisis geven extra uitdagingen om door te bouwen aan praktijkgericht onderzoek en de daarbij benodigde infrastructuur. Hiermee wordt de regionale impact versterkt en worden de verschillende maatschappelijke transities versneld.De beschikbare middelen € 475.000,= worden ten behoeve van de doorontwikkeling van praktijkgericht onderzoek als volgt, drieledig, geïnvesteerd:1.het op peil houden van de beschikbaarheid van onderzoekspersoneel2.professionalisering van datamanagement. Het betreft ondersteuning met het accent op het uitbouwen van de digitale voorzieningen. 3.strategische positionering en profilering van praktijkgericht onderzoek: communicatie en profilering, netwerkvorming, het onderhouden van partnerschappen.