Service of SURF
© 2025 SURF
Binnen het projectonderwijs wordt nog vaak drooggezwommen. Enerzijds door de verstrekte projectopdrachten anderzijds door de suboptimalisatie van oplossingen. Deze zijn namelijk sterk afhankelijk van de verbonden modules en docenten. In de praktijk zijn de oplossingen echter altijd een afweging van tijd, geld en kwaliteit. Onze Human Engineers leren om daar op een goede manier mee om te gaan. Dit door de integratiemodule Integrated Product Development (IPD). IPD is een multidisciplinair project waarbij studenten van verschillende Fontys Instituten werken aan de commercikle en technische uitwerking van een bedrijfsopdracht. Marktonderzoek, doelgroep bepaling en productspecificatie zijn een vast onderdeel van een IPD project evenals het ontwerpen en bouwen van een prototype en het financieel onderbouwen van een Go/NO go advies aan de ondernemer. Het project vindt plaats in het laatste onderwijssemester, net vssr het afstuderen en is dus te zien als een open project met een bedrijf als opdrachtgever. De Human Engineering studenten zijn in deze projecten de verbindende schakel. De specialisten in de projectgroepen, de technische studenten, willen nogal eens zoeken naar mooie oplossingen vooral in technische zin. Daarbij gaan ze vaak volledig voorbij aan het belang van de ondernemer (winst maken) en het belang van de klant (kwaliteit en bedieningsgemak). Ook het projectwerk heeft een enorme sprong vooruit gemaakt door het team uit te breiden met Human Engineers. De Human Engineering studenten focussen vooral ook op het halen van targets (kosten) en deadlines (tijd), het maken en nakomen van afspraken en de communicatie binnen de groep en naar buiten toe (ondernemer en klant). Huidige studenten en alumni geven aan dat het project zeer realistisch is en dat het vergelijkbaar is met problemen die ze in hun werk tegen komen. Zeker blijven doen is hun advies. Organisatorisch vergt het wel een en ander omdat er bijvoorbeeld afstemming dient te komen tussen de verschillende instituten met betrekking tot: beoordeling van de studenten, afstemmen van lesroosters en vergoeding voor docenten. Ook het onderhouden van bedrijfsrelaties om bijvoorbeeld aan de opdrachten te komen blijft een moeilijke, tijdrovende zaak.
Significant factors in the success or failure of energy transition arise from the spatial potential of places and their communities. Scenario planning appears to be an appropriate design instrument to enable architects to unveil, conceptualise, imagine, test and communicate this potential to stakeholders. This paper critically refelcts on the scenario as an architectural design instrument. Inscribed with political intentions, scenario planning may be a far from neutral design instrument. Instead of triggering communities to explore local energy potential, a scenario may have a normative effect on a community's imagination. The paper aims to define guidelines for the deployment of scenarios in an open, participatory planning process. To mediate in a local participatory planning process, we argue, scenarios should be situational, dynamic and open-ended, allowing or even triggering communities to (re)define the issues relevant to a place during the ongoing process of energy-transition. How, when and where should scenarios be deployed in order to enable communities to understand and develop their local energy potential?
This paper presents four Destination Stewardship scenarios based on different levels of engagement from the public and private sector. The scenarios serve to support destination stakeholders in assessing their current context and the pathway towards greater stewardship. A Destination Stewardship Governance Diagnostic framework is built on the scenarios to support its stakeholders in considering how to move along that pathway, identifying the key aspects of governance that are either facilitating or frustrating a destination stewardship approach, and the required actions and resources to achieve an improved scenario. Moreover, the scenarios and diagnostic framework support stakeholders to come together to debate and scrutinise how tourism is managed in a way that meets the needs of the destination, casting new light on the barriers and opportunities for greater destination stewardship.
With increasing penetration rates of driver assistance systems in road vehicles, powerful sensing and processing solutions enable further automation of on-road as well as off-road vehicles. In this maturing environment, SMEs are stepping in and education needs to align with this trend. By the input of student teams, HAN developed a first prototype robot platform to test automated vehicle technology in dynamic road scenarios that include VRUs (Vulnerable Road Users). These robot platforms can make complex manoeuvres while carrying dummies of typical VRUs, such as pedestrians and bicyclists. This is used to test the ability of automated vehicles to detect VRUs in realistic traffic scenarios and exhibit safe behaviour in environments that include VRUs, on public roads as well as in restricted areas. Commercially available VRU-robot platforms are conforming to standards, making them inflexible with respect to VRU-dummy design, and pricewise they are far out of reach for SMEs, education and research. CORDS-VTS aims to create a first, open version of an integrated solution to physically emulate traffic scenarios including VRUs. While analysing desired applications and scenarios, the consortium partners will define prioritized requirements (e.g. robot platform performance, dummy types and behaviour, desired software functionality, etc.). Multiple robots and dummies will be created and practically integrated and demonstrated in a multi-VRU scenario. The aim is to create a flexible, upgradeable solution, published fully in open source: The hardware (robot platform and dummies) will be published as well-documented DIY (do-it-yourself) projects and the accompanying software will be published as open-source projects. With the CORDS-VTS solution, SME companies, researchers and educators can test vehicle automation technology at a reachable price point and with the necessary flexibility, enabling higher innovation rates.
DISTENDER will provide integrated strategies by building a methodological framework that guide the integration of climate change(CC) adaptation and mitigation strategies through participatory approaches in ways that respond to the impacts and risks of climatechange (CC), supported by quantitative and qualitative analysis that facilitates the understanding of interactions, synergies and tradeoffs.Holistic approaches to mitigation and adaptation must be tailored to the context-specific situation and this requires a flexibleand participatory planning process to ensure legitimate and salient action, carried out by all important stakeholders. DISTENDER willdevelop a set of multi-driver qualitative and quantitative socio-economic-climate scenarios through a facilitated participatory processthat integrates bottom-up knowledge and locally-relevant drivers with top-down information from the global European SharedSocioeconomic Pathways (SSPs) and downscaled Representative Concentration Pathways (RCPs) from IPCC. A cross-sectorial andmulti-scale impact assessment modelling toolkit will be developed to analyse the complex interactions over multiple sectors,including an economic evaluation framework. The economic impact of the different efforts will be analyse, including damage claimsettlement and how do sectoral activity patterns change under various scenarios considering indirect and cascading effects. It is aninnovative project combining three key concepts: cross-scale, integration/harmonization and robustness checking. DISTENDER willfollow a pragmatic approach applying methodologies and toolkits across a range of European case studies (six core case studies andfive followers) that reflect a cross-section of the challenges posed by CC adaptation and mitigation. The knowledge generated byDISTENDER will be offered by a Decision Support System (DSS) which will include guidelines, manuals, easy-to-use tools andexperiences from the application of the cases studies.
Brandweermensen lopen het meeste gevaar als ze onder tijdsdruk een gebouw moeten verkennen, of een brand moeten blussen terwijl de situatie nog niet goed kan worden overzien. Omvallende muren, instortende plafonds of gewoon gestruikeld over door de rook onzichtbare brokstukken leiden tot vermijdbare letsels of zelfs slachtoffers. Met name de inzet bij branden in stedelijke parkeergarages onder woontorens vormen een enorm risico. Het inzetten van onbemande, op afstand bestuurbare voertuigen voor verkenning en bluswerk is een oplossing die binnen de brandweer breed wordt gedragen. De brandweer moet deze innovatieve technologie echter zien te omarmen. Zij werken nu vanuit hun intuïtie en weten direct hoe te acteren op basis van wat zij waarnemen. Praktijkgericht onderzoek heeft echter uitgewezen dat scepsis over de inzet van blusplatforms bij incidenten plaats heeft gemaakt voor zeker vertrouwen. Een blusplatform, voorzien van juiste sensoren kan de Officier van Dienst (OVD) ondersteunen bij het nemen van een beslissing om al dan niet tot een ‘aanval’ over te gaan. Praktijktesten hebben echter laten zien dat de huidige blusplatforms nog niet optimaal functioneren om als volwaardig ‘teamlid’ te kunnen worden ingezet. Dit heeft enerzijds met technologische ontwikkelingen (sensoren en communicatieverbindingen) te maken, maar anderzijds moet de informatievoorziening (human-machine interfacing) naar de brandweer beter worden afgestemd. In dit project gaan Saxion, het instituut fysieke veiligheid, de universiteit Twente, het bedrijfsleven en vijf veiligheidsregio’s onderzoeken hoe en wanneer innovatieve blusplatforms op een intuïtieve manier kunnen worden ingezet door training én (kleine) productaanpassing zodat deze een volwaardig onderdeel kunnen zijn van het brandweerkorps. Een blusplatform kan letselschade en slachtoffers voorkomen, mits goed ingezet en vertrouwd door de mensen die daarvan afhankelijk zijn. Het vak van brandweer, als beroeps of vrijwilliger, is een van de gevaarlijkste die er is. Laten we er samen voor zorgen dat het iets veiliger kan worden.