Service of SURF
© 2025 SURF
Cybercrime – en daarmee cybersecurity – is een groot maatschappelijk probleem. De criminologische bestudering van cybercrime staat nog in de kinderschoenen. Het is echter niet alleen noodzakelijk om fundamenteel wetenschappelijk onderzoek uit te voeren (‘de lange termijn’), maar ook om met de praktijk de acute problemen en uitdagingen van vandaag en morgen te onderzoeken. Het merendeel van het onderzoek op dit gebied – en dan heb ik het over zowel fundamenteel wetenschappelijk als praktijkgericht onderzoek – komt tot nu toe uit de hoek van de technische wetenschappen. Technologie speelt natuurlijk ook een belangrijke rol bij cyberincidenten, maar we hebben het over mensen die cyberaanvallen uitvoeren, mensen die – wetend of onwetend – meewerken aan die aanvallen, mensen die slachtoffer worden en mensen die zich bezighouden met het tegenhouden van cyberaanvallen. Empirisch onderzoek naar de menselijke factor bij cybercrime en cybersecurity is schaars. De onder mijn redactie recent uitgebrachte onderzoeksagenda ‘The human factor in cybercrime en cybersecurity’ maakt dit helder.1 In die onderzoeksagenda zijn tientallen onderwerpen geïdentificeerd waar de komende jaren onderzoek naar moet worden gedaan omdat basale kennis ontbreekt. Tegelijkertijd zit het werkveld te springen om bruikbare kennis over manieren om zich te beschermen tegen cyberaanvallen. Dat laatste is iets wat we zeker gemerkt hebben het afgelopen jaar. Al voor de officiële start van het lectoraat Cybersecurity in het midden- en kleinbedrijf (mkb) stroomden de verzoeken binnen van gemeenten, brancheorganisaties en bedrijven om gezamenlijk onderzoek te doen. Dit is dan ook de reden dat we, ondanks dat het lectoraat nog geen jaar geleden is ingesteld, al flink wat onderzoeken voor en met de praktijk uitvoeren. De constatering dat onderzoek naar de menselijke factor binnen cybercrime en cybersecurity nog in de kinderschoenen staat terwijl er een grote vraag is naar evidence-based praktisch toepasbare kennis, is de reden dat De Haagse Hogeschool (HHs) en het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) de handen ineengeslagen hebben voor de totstandkoming van dit lectoraat. Zowel De HHs als het NSCR hebben cybersecurity en cybercrime al enkele jaren geleden als prioriteit benoemd en hebben elk afzonderlijk onderzoeksprogramma’s op dit gebied. Voor De HHs geldt dat onderzoeken toepassingsgericht moeten zijn en dat de nieuwste onderzoeksmethoden en -technieken moeten worden toegepast om hoogwaardige producten op te leveren. Voor het NSCR geldt dat onderzoeken ook fundamentele kennis moeten opleveren. Het is echter steeds duidelijker dat bij onderzoek naar cybercrime en cybersecurity het beste van beide werelden nodig is. Het lectoraat heeft dan ook de nadrukkelijke opdracht deze twee onderzoeksprogramma’s te verbinden. Ik zal in deze inleiding een beknopte schets geven van de onderzoeksprogramma’s van deze organisaties en van de toekomstige onderzoeken binnen het lectoraat. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/rutgerleukfeldt/
The Annual Conference on the Human Factor in Cybercrime is a small and specialised scientific event that aims to bring together scholars from around the world to present their research advances to a select audience. Its dynamic and linear format favours group discussions since all contributions are heard by all the attendants. This, together with its tailored social scheme, promotes interaction between members, which—in turn—leads to new collaborations. However, it has not yet been analysed whether the design of the conference actually encourages varied participation and fosters collaborative networks among its participants. The purpose of this chapter is to assess participation in the 2018 and 2019 editions to determine whether this is the case. Using descriptive analyses, here we show how participation in the conference has varied and examine the composition of the collaboration networks among the participants. The results show an increased and more diverse participation in the 2019 meeting along with a greater presence of stakeholders. Furthermore, the findings reveal that members of previously established organisations play an important role in cohering the network. Yet few connections exist between academia and practice. A further analysis of the strengths and weaknesses identified in the two editions of the conference serves to elaborate a series of recommendations for future editions.
Een van de kernvragen van de Innovatiewerkplaats Healthy aging bij arbeid is hoe regionale samenwerking hieraan kan bijdragen. Beide onderwerpen staan hoog op de agenda van IWP partner FNV Bondgenoten. Van hen uit kwam ook het idee om de informatie die uit door hen gevoerde loopbaangesprekken en gegeven loopbaantrainingen komt te gebruiken om meer zicht te krijgen op de aanbodzijde van de Noordelijke arbeidsmarkt. Idee is dat wanneer dit inzicht groter is, het eenvoudiger zou moeten zijn om tot een match met de vraagzijde te komen. Idee daarachter is weer dat een goede match tussen vraag een aanbod leidt tot duurzame(re) inzetbaarheid. Bijgaand 'report part' beschrijft de eerste resultaten van de analyses van gesprekken en trainingen met FNV leden. Geanalyseerd is met behulp van het 'Vliegwiel' voor begeleid werken. Dit vliegwiel genereert vragen waarmee zicht kan worden gekregen op zowel kennis en vaardigheden als op wat mensen werkelijk motiveert en drijft. Dit totaalbeeld is nodig om een zinvolle uitspraak te kunnen doen over het Noordelijk human capital. Uit de eerste resultaten blijkt vooral hoe belangrijk werk voor mensen is, en hoe belangrijk men het vindt om nuttig bezig te zijn en gewaardeerd te worden. Het gemiddeld opleidingsniveau ligt rond MBO 2/3 en mensen geven aan open te staan voor scholingsmogelijkheden. Momenteel zijn er 28 gesprekken ge-analyseerd, het is de bedoeling dat hiermee vanaf februari 2015 verder mee wordt gegaan binnen de kaders van een afstudeeropdracht HRM/TP.
In het project “ADVICE: Advanced Driver Vehicle Interface in a Complex Environment” zijn belangrijke onderzoeksresultaten geboekt op het gebied van het schatten van de toestand en werklast van een voertuigbestuurder om hiermee systemen die informatie geven aan de bestuurder adaptief te maken om zo de veiligheid te verhogen. Een voorbeeld is om minder belangrijke informatie van een navigatiesysteem te onderdrukken, zolang de bestuurder een hoge werklast ervaart voor het autorijden en/of belangrijke informatie juist duidelijker weer te geven. Dit leidt tot een real-time werklast schatter die geografische informatie meeneemt, geavaleerd in zowel een rijsimulator als op de weg. In de ontwikkeling naar automatisch rijden is de veranderende rol van de bestuurder een belangrijk (veiligheids) onderwerp, welke sterk gerelateerd is aan de werklast van de bestuurder. Indien rijtaken meer geautomatiseerd worden, wijzigt de rol van actieve bestuurder meer naar supervisie van de rijtaken, maar tevens met de eis om snel en gericht in te grijpen indien de situatie dit vereist. Zowel deze supervisie als interventietaak zijn geen eenvoudige taken met onderling een sterk verschillende werklast (respectievelijk lage en (zeer) hoge werklast). Of een goede combinatie inclusief snelle overgangen tussen deze twee hoofdtaken veilig mogelijk is voor een bestuurder en hoe dit dan het beste ondersteund kan worden, is een belangrijk onderwerp van huidig onderzoek. De ontwikkeling naar autonoom rijden verandert niet alleen de rol van de bestuurder, maar zal ook de eisen aan het rijgedrag van het voertuig beïnvloeden, de voertuigdynamica. Voor de actieve bestuurder kunnen snelle voertuigreacties op bestuurdersinput belangrijk zijn, zeker voor een ‘sportief’ rijdende bestuurder. Indien dit voertuig ook automatische rijtaken moet uitvoeren, kan juist een meer gelijkmatig rijgedrag gewenst zijn, zodat de bestuurder ook andere taken kan uitvoeren. Dit stelt eisen aan vertaling van (automatische) input naar voertuigreactie en aan de voertuigdynamica. Mogelijk wil zelfs een sportieve bestuurder een meer comfortabel voertuiggedrag tijdens automatisch rijden. Eveneens voor deze twee voertuigtoestanden, menselijke of automatische besturing, moet gezocht worden naar een goede combinatie inclusief (veilige) overgangen tussen deze twee toestanden. Hierbij speelt de werklast en toestand van de bestuurder een doorslaggevende rol. In de geschetste ontwikkelingen in automatisch rijden kunnen de onderzoeksresultaten van ADVICE een goede ondersteuning bieden. Veel van deze ontwikkelingen worstelen met het schatten van de werklast van de bestuurder als cruciaal (veiligheids) aspect van automatisch rijden. De ADVICE resultaten zijn echter gepresenteerd voor beperkt publiek en gepubliceerd op conferenties, waarvan de artikelen veelal slechts tegen betaling toegankelijk zijn. Daarnaast zijn dergelijke artikelen gelimiteerd in aantal pagina’s waardoor de over te dragen informatie beperkt is. Om een betere doorwerking van ADVICE aan ‘iedereen’ te realiseren en tevens de mogelijkheden hiervan in de toekomst van automatisch rijden te plaatsen, willen wij top-up gebruiken om hierover een artikel te schrijven en dit in een peer-reviewed Open Access tijdschrift online toegankelijk te maken. Hierdoor wordt de informatie voor iedereen, gratis toegankelijk (open access), is de inhoud uitgebreider aan te geven (tijdschriftartikel) en is de inhoud en kwaliteit goed en relevant voor het vakgebied (peer-reviewed).
“Empowering learners to create a sustainable future” This is the mission of Centre of Expertise Mission-Zero at The Hague University of Applied Sciences (THUAS). The postdoc candidate will expand the existing knowledge on biomimicry, which she teaches and researches, as a strategy to fulfil the mission of Mission-Zero. We know when tackling a design challenge, teams have difficulties sifting through the mass of information they encounter. The candidate aims to recognize the value of systematic biomimicry, leading the way towards the ecosystems services we need tomorrow (Pedersen Zari, 2017). Globally, biomimicry demonstrates strategies contributing to solving global challenges such as Urban Heat Islands (UHI) and human interferences, rethinking how climate and circular challenges are approached. Examples like Eastgate building (Pearce, 2016) have demonstrated successes in the field. While biomimicry offers guidelines and methodology, there is insufficient research on complex problem solving that systems-thinking requires. Our research question: Which factors are needed to help (novice) professionals initiate systems-thinking methods as part of their strategy? A solution should enable them to approach challenges in a systems-thinking manner just like nature does, to regenerate and resume projects. Our focus lies with challenges in two industries with many unsustainable practices and where a sizeable impact is possible: the built environment (Circularity Gap, 2021) and fashion (Joung, 2014). Mission Zero has identified a high demand for Biomimicry in these industries. This critical approach: 1) studies existing biomimetic tools, testing and defining gaps; 2) identifies needs of educators and professionals during and after an inter-disciplinary minor at The Hague University; and, 3) translates findings into shareable best practices through publications of results. Findings will be implemented into tangible engaging tools for educational and professional settings. Knowledge will be inclusive and disseminated to large audiences by focusing on communication through social media and intervention conferences.
Every year the police are confronted with an ever increasing number of complex cases involving missing persons. About 100 people are reported missing every year in the Netherlands, of which, an unknown number become victims of crime, and presumed buried in clandestine graves. Similarly, according to NWVA, several dead animals are also often buried illegally in clandestine graves in farm lands, which may result in the spread of diseases that have significant consequences to other animals and humans in general. Forensic investigators from both the national police (NP) and NWVA are often confronted with a dilemma: speed versus carefulness and precision. However, the current forensic investigation process of identifying and localizing clandestine graves are often labor intensive, time consuming and employ classical techniques, such as walking sticks and dogs (Police), which are not effective. Therefore, there is an urgent request from the forensic investigators to develop a new method to detect and localize clandestine graves quickly, efficiently and effectively. In this project, together with practitioners, knowledge institutes, SMEs and Field labs, practical research will be carried out to devise a new forensic investigation process to identify clandestine graves using an autonomous Crime Scene Investigative (CSI) drone. The new work process will exploit the newly adopted EU-wide drone regulation that relaxes a number of previously imposed flight restrictions. Moreover, it will effectively optimize the available drone and perception technologies in order to achieve the desired functionality, performance and operational safety in detecting/localizing clandestine graves autonomously. The proposed method will be demonstrated and validated in practical operational environments. This project will also make a demonstrable contribution to the renewal of higher professional education. The police and NVWA will be equipped with operating procedures, legislative knowledge, skills and technological expertise needed to effectively and efficiently performed their forensic investigations.