Service of SURF
© 2025 SURF
Posterpresentatie van het onderzoek naar de huisvesting van huisartsen.
MULTIFILE
In dit rapport beschrijven wij de resultaten van een vragenlijst onder huisartsen en praktijkondersteuners jeugd in de gemeente Hoorn. Zij zijn bevraagd over de samenwerking met1.Hoorn. Dit is het punt, dichtbij in de wijk, waar inwoners terecht kunnen met al hun vragen rond zorg en ondersteuning in Hoorn.Huisartsen en praktijkondersteuners beoordelen het contact met 1.Hoorn gemiddeld met een 7,4. Laten we echter één beoordeling met een 1 buiten beschouwing, dan is het gemiddelde een 7,7. In de bredere regio (waarin ook andere gemeenten waren opgenomen) scoorden wijkteams de afgelopen twee jaar om en nabij de 5 op exact dezelfde vraag. In verhouding hiertoe doet 1.Hoorn het dan ook goed.De meeste huisartsen en praktijkondersteuners hebben een aantal keer per maand contact met 1.Hoorn. Dit percentage is aanzienlijk hoger dan in voorgaande regionale metingen. Het contact is in vergelijking hiertoe dan ook hoog en neemt mogelijk toe.De huisartsen en praktijkondersteuners vinden in grote mate dat 1.Hoorn een belangrijke bijdrage levert aan de kwaliteit en efficiëntie van de zorg, alsmede aan een bredere kijk. Daarnaast vinden zij het sparren over complexe zaken een belangrijke bijdrage van 1.Hoorn.De uitwisseling van gegevens wordt als belangrijkste knelpunt ervaren. Ook zijn er bij diverse huisartsen en praktijkondersteuners zorgen over de continuïteit van het contact en is er bij enkelen enige onduidelijkheid over de exacte rol van het wijkteam in het zorglandschap.Door de huisartsen en praktijkondersteuners worden oplossingen onder andere gezocht in het delen van lijsten met patiënten, uitwisseling van bijvoorbeeld telefoonnummers, één aanspreekpunt en het vergroten van het zicht op wat 1.Hoorn doet.
MULTIFILE
Mensen met een lage sociaaleconomische status (SES) hebben relatief vaak te maken met diabetes type 2. Patiënten bij wie deze diagnose gesteld wordt, krijgen van hun huisarts en/of diens praktijkondersteuner het advies om gezonder te leven. Huisartsen en praktijkondersteuners merken echter dat ze patiënten met een lage SES onvoldoende effectief bereiken met hun leefstijladvies. Ook andere professionals vinden het moeilijk om mensen met een lage SES daadwerkelijk te bereiken. Hoewel bedrijven in de creatieve industrie zeer goed in staat zijn oplossingen te ontwerpen met en voor specifieke doelgroepen, merken zij dat het lastig is lage SES groepen actief te betrekken in het ontwerpproces. In deze KIEM aanvraag gaan creatieve industrie, praktijkgerichte onderzoekers en het Expertisecentrum Gezondheidsverschillen de samenwerking aan in ontwerponderzoek bij patiënten met een lage SES. Het project levert daarmee unieke ervaringen en kennis op over ontwerpen met en voor mensen met een lage SES en hun gezondheidsproblematiek. Ook geeft het project inzicht in hoe type-2-diabetespatiënten met een lage SES aankijken tegen een gezond leven en worden er aanknopingspunten geïdentificeerd voor het ontwerpen van strategieën ter bevordering van een gezond leven met diabetes. Het project draagt daarmee bij aan het oplossen van een belangrijk maatschappelijk probleem: gezondheidsverschillen. Deze aanvraag dient nadrukkelijk als opmaat naar samenwerking in een groter project.
Door ontwikkelingen in de zorg leven meer mensen die intensieve ondersteuning nodig hebben zelfstandig of begeleid thuis. Tegelijkertijd stijgt het aantal mensen explosief dat het zonder professionele begeleiding thuis niet zelfstandig redt. Vooral voor mensen met licht verstandelijke beperking (LVB), is (begeleid) zelfstandig wonen en meedoen in de maatschappij niet makkelijk. Dit komt door de verstandelijke beperkingen én juist ook bijkomende problematiek. Effectieve behandeling van deze bijkomende problematiek is noodzakelijk. Vaktherapie is een behandelvorm die naadloos aansluit bij de aandachtspunten voor effectieve interventies bij deze doelgroep en wordt intramuraal al jarenlang als een waardevolle aanvulling gezien op behandelvormen met een meer verbale insteek. Echter, vaktherapie wordt nog nauwelijks in de leefomgeving van mensen met LVB aangeboden. Een ontwikkeling in deze richting is momenteel wel gaande. Vaktherapeuten werken vaker samen met FACT-LVB teams volgens een ontwikkeld samenwerkingskader. Dit kader blijkt niet toepasbaar voor andere contexten in de leefomgeving, waar structuur in samenwerking vaak niet aanwezig is en ook samenwerking met informele hulpverleners nodig is. Een aangepast samenwerkingskader om structurele samenwerking te realiseren tussen vaktherapeuten en (in)formele hulpverleners is essentieel. Evenals nader inzicht in welke vaktherapeutische interventies in de leefomgeving werken. In dit praktijkgericht onderzoek wordt het eerder ontwikkeld samenwerkingskader met focusgroepen doorontwikkeld en toepasbaar gemaakt voor meerdere contexten in de leefomgeving (deelonderzoek 1). De toepassing van dit kader wordt in een procesevaluatie geëvalueerd (deelonderzoek 2). Middels gestapeld N=1 onderzoek wordt onderzocht welke vaktherapeutische interventies in de leefomgeving werken bij welke indicaties (deelonderzoek 3). De inzichten worden verwerkt tot een breed toepasbaar samenwerkingskader, een indicatiemodel voor vaktherapeutische behandeling in de leefomgeving en een methode om vaktherapeutisch handelen te blijven evalueren.
Genetische zelftesten of Direct-to-consumer genetische testen (DTC-GT) verschaffen consumenten toegang tot genetische gegevens zonder tussenkomst van een arts en kunnen rekenen op een groeiende belangstelling. De testen variëren van vaderschap en genetische genealogie om wereldwijd verwanten op te sporen tot identificatie van genetische factoren die inzicht geven in gezondheid en ziekterisico’s. Omdat de consument zelf beslist over het gebruik van een test, verdwijnt de traditionele rolverdeling tussen zorgverlener en cliënt. Het probleem is dat consumenten zich vaak niet bewust zijn van de consequenties die testuitslagen voor henzelf en hun familie hebben. Omdat genetische zelftesten vaak een beperkt aantal varianten testen met elk een beperkt effect op specifieke eigenschappen, twijfelen genetici aan hun waarde en betrouwbaarheid. Het is dus belangrijk dat aanbieders voldoende informatie bieden over de voor- en nadelen van de test, zodat de gebruiker voor het aanschaffen van de test goed geïnformeerd is. In dit project willen we de waarde, betrouwbaarheid en informatievoorziening van genetische zelftesten onderzoeken en voorlichtingsmateriaal ontwikkelen voor consumenten en professionals in de zorg en de sportwereld. We zullen daarom via het internet een aantal genetische zelftesten aanschaffen en onderzoeken op verschillende aspecten, zoals gebruiksgemak, informatievoorziening, betrouwbaarheid van de test en van de uitslagen, de wetenschappelijke validiteit. Ook zal een checklist met criteria voor de beoordeling van de klinische validiteit en het (klinisch) nut van de testen worden ontwikkeld. Het ontwikkelde voorlichtingsmateriaal zal op basis van het onderzoek afgestemd worden op de behoeften van consumenten en professionals en op een publieke website beschikbaar worden gesteld. Bedrijven kunnen dan op hun websites en in hun informatie en communicatie over testen naar dit materiaal verwijzen. De checklist met beoordelingscriteria zal bedrijven ook informatie opleveren over aandachtspunten waar verbetering mogelijk is. Bovendien zal de informatie uit het onderzoek worden gebruikt voor de voorbereiding van een keuzehulp voor genetische testen.