Service of SURF
© 2025 SURF
© 2025 SURF
Rede ter gelegenheid van de installatie tot lector Personalised Digital Health
In dit artikel wordt dieper ingegaan op het eerstgenoemde classificatieschema: de classificatie naar de variabiliteit van een bedrijfsregel
LINK
“Hoe kunnen bedrijfsregel management systemen geclassificeerd worden?” Voor bedrijven kan deze classificatie een belangrijke rol spelen in het selectieproces van een BRMS. Er bestaan meerdere classificatieschema’s van BRMS’en. Drie veelgebruikte schema’s zijn: 1) een classificatie naar de variabiliteit van een bedrijfsregel, 2) een classificatie naar de levenscyclus van een bedrijfsregel en 3) een classificatie naar de waardepropositie van een bedrijfsregel. In dit artikel gaan we dieper in op het tweede classificatieschema: de classificatie naar de levenscyclus van een bedrijfsregel.
LINK
Dit onderzoeksproject is in samenwerking met de GGZ Heerenveen en `Complete Coaching', een instituut voor o.a. coaching en psychotherapie. Veel musici hebben last van podiumangst en helaas geldt dit ook voor conservatoriumstudenten. Om daar al tijdens de opleiding aandacht aan te geven heeft het lectoraat Lifelong Learning in Music & the Arts de bruikbaarheid van de HeartMath Methode onderzocht onder studenten van het Prins Claus Conservatorium. Met deze methode waren al goede resultaten geboekt bij topsporters. Aan het onderzoek deden zes studenten van de studierichting Klassieke Muziek mee. Zij namen deel aan vijf sessies (zowel individueel als in een groep) bij een ervaren HeartMath trainer en werden gevolgd door een onderzoeker. Met behulp van de HeartMath Methode leerden studenten hun stressreacties te elimineren door rustig en regelmatig adem te halen en te focussen op positieve gedachten en prettige emoties. Dit leidde tot ‘coherentie’, waarbij sprake is van een harmonieuze samenhang tussen ademhaling en hartfrequentie. Het gevoel dat daarbij hoort is diepe ontspanning en het vertrouwen de wereld aan te kunnen (ook wel flow genoemd). De methode bevat een zestal technieken in opklimmende moeilijkheidsgraad. Tijdens de sessies zagen de studenten hun hartslag op een computerscherm. Thuis werd door hen geoefend met een apparaatje (emWave), gekoppeld aan het lichaam door een oorsensor, dat via een kleur de graad van coherentie aangeeft. Vooraf en na afloop van de training gaven de studenten een concert waarbij door middel van vragenlijsten hun stressniveau en hun tevredenheid over de geleverde prestaties werden gemeten. De studenten kregen een werkboek met daarin uitleg over de methode en de technieken. Aan het einde van ieder hoofdstuk stonden de opdrachten beschreven die ze thuis moesten doen. Om de bruikbaarheid van de methode in kaart te brengen werd studenten gevraagd thuis een logboek bij te houden waarin zij hun ervaringen rapporteerden. Van de groepssessies maakte de onderzoeker verslagen. Ook de observaties van de trainer werden in het onderzoek meegenomen. Leidend in de data-analyse waren de onderzoeksvragen: (1) Nemen de stressklachten af en (2) Welke bijstellingen zijn nodig om het trainingsprogramma ‘op maat’ te verbeteren voor musici? Uit het onderzoek kwam naar voren dat de methode bij vijf van de zes studenten heeft geleid tot een afname van de ervaren stressklachten. De studenten kregen meer inzicht in het fenomeen podiumangst en in de vraag hoe het ontstaat. Daarnaast leerden ze te beschikken over concrete technieken om de aangeleerde stressreactie te veranderen. Ook bleken de technieken van deze methode het studiegedrag van de student positief te beïnvloeden. Daarnaast bleek de methode een positieve invloed te hebben op aspecten als beter slapen en een verbeterd vermogen om conflictsituaties te hanteren. De opmerkingen van de studenten hebben ook concrete punten opgeleverd voor verbetering van het trainingsprogramma in zijn algemeenheid. Die betreffen onder meer het aantal sessies, de instructie van bepaalde technieken en de layout van het werkboek. De conclusie van het onderzoek is dat de HeartMath Methode goed kan worden ingezet bij conservatoriumstudenten die te kampen hebben met podiumangst. Daarmee is een bruikbare methode beschikbaar gekomen om een belangrijk obstakel voor musici het hoofd te bieden.
Occupational stress can cause all kinds of health problems. Resilience interventions that help employees deal with and adapt to adverse events can prevent these negative consequences. Due to advances in sensor technology and smartphone applications, relatively unobtrusive self-monitoring of resilience-related outcomes is possible. With models that can recognize intra-individual changes in these outcomes and relate them to causal factors within the employee’s own context, an automated resilience intervention that gives personalized, just-in-time feedback can be developed. The Wearables and app-based resilience Modelling in employees (WearMe) project aims to develop such models. A cyclical conceptual framework based on existing theories of stress and resilience is presented, as the basis for the WearMe project. The included concepts are operationalized and measured using sleep tracking (Fitbit Charge 2), heart rate variability measurements (Elite HRV + Polar H7) and Ecological Momentary Assessment (mobile app), administered in the morning (7 questions) and evening (12 questions). The first (ongoing) study within the WearMe project investigates the feasibility of the developed measurement cycle and explores the development of such models in social studies students that are on their first major internship. Analyses will target the development of both within-subject (n=1) models, as well as between-subjects models. The first results will be shared at the Health By Tech 2019 conference in Groningen. If successful, future work will focus on further developing these models and eventually exploring the effectiveness of the envisioned personalized resilience system.
Uit het rapport: "De opgave voor sociale woningbouwrenovatie in Nederland is enorm. De woningen moeten na renovatie veel energiezuiniger zijn. Maar corporaties en bewoners willen de renovatie snel, van hoge kwaliteit, duurzaam, goedkoop en met weinig overlast. De bouwsector heeft grote moeite om aan deze verwachtingen te voldoen, zeker nu een tekort aan gekwalificeerde arbeid dreigt. De bouwbedrijven hebben de afgelopen jaren niet stilgezeten. Bouwbedrijven passen lean-principes toe en de realisatie van sociale woningbouwprojecten is duidelijk beter onder controle. Maar het proces voorafgaand aan de realisatie van de sociale woningbouwrenovatie (het voortraject) is vaak verre van optimaal. Actoren in dit voortraject geven aan dat er sprake is van miscommunicatie, late wijzigingsvoorstellen, gebrekkige sturing en omissies. Het gevolg is dat de bouwpartijen in het voortraject van sociale woningbouwrenovaties relatief veel kosten maken, het voortraject lang duurt en niet optimaal is. In het kader van een SIA RAAK MKB-project beantwoorden lectoraten van HU en HAN samen met opleidingen en bedrijfsleven de vraag: Hoe kan het voortraject van sociale woningbouwrenovatieprojecten efficiënter en effectiever gemaakt worden vanuit een algemene procesaanpak (toolbox) inclusief bijbehorend procesinstrumentarium (tools) die naar gelang de situatie flexibel kan worden ingezet? Centraal in het project staat het vormgeven van een toolbox die helpt bij het opzetten van een beheerssysteem voor het efficiënt doorlopen van het voortraject (definitie, ontwerp en voorbereiding) van sociale woningbouwrenovatieprojecten. Figuur 1 geeft het basismodel weer dat ten grondslag ligt aan het onderzoek. Voor een goed beheerssysteem is kennis nodig van beheersconcepten, methoden en technieken (pijl 1) én van de kritieke succesfactoren van bouwprojecten (pijl 2). Een goed beheerssysteem is in staat om met de juiste beheersconcepten de kritieke succesfactoren te monitoren en te sturen om op deze wijze te komen tot een effectief en efficiënt voortraject (pijl 3). Dit voortraject bereidt de projectuitvoering voor (pijl 4). Samen bepalen ze het uiteindelijke succes van een bouwproject (pijl 5). Kritieke succesfactoren kunnen achterhaald worden door het succes (of falen) van complete bouwprojecten te analyseren (pijl 6). Kenmerken van het bouwproject zijn in belangrijke mate bepalend voor de invulling van de verschillende elementen in het denkmodel. Dit eerste deelrapport behandelt de eerste stap in het onderzoek: een inventarisatie van gehanteerde beheersconcepten. In het bijzonder de beheersconcepten die een link hebben met de gedachten rond lean. De onderzoekers hebben zich vooral gericht op beheersconcepten die vanaf de tweede helft van de vorige eeuw zijn ontstaan. Daarmee geven de onderzoekers niet aan dat traditionele beheersconcepten niet goed zijn. Deze concepten zijn echter alom bekend. In de bouwbranche kent eenieder de traditionele samenwerking waarbij de opdrachtgever een bestek “op de markt zet” en de laagste bieder het ontwerp mag uitvoeren. De onderzoekers beschrijven de kenmerken van 14 concepten met behulp van bestaande literatuur over deze concepten. De concepten staan in de volgende 14 hoofdstukken steeds op dezelfde manier omschreven. Eerst omschrijven de onderzoekers de kenmerken van het concept. De kenmerken staan in de tekst vetgedrukt aangegeven. Vervolgens gaan de onderzoekers in op de situatie waarbij het concept toepasbaar is. Ook de voorwaarden om het concept toe te passen staan vetgedrukt aangegeven. Daarna geven de onderzoekers aan waaraan het concept bijdraagt, ook weer vetgedrukt per aspect. De vetgedrukte onderdelen komen terug in de conclusie. De onderzoekers sluiten een hoofdstuk steeds af met een lijst met interessante literatuur over het concept. In de conclusie maken de onderzoekers een koppeling tussen de kenmerken, de voorwaarden en de doelen van de 14 concepten en de kritieke succesfactoren zoals deze door Chua, Kog en Loh (Critical Success Factors fot Different Project Objectives, 1999) worden omschreven. De onderzoekers hebben deze conclusie gebruikt om tot de volgende stap in het onderzoek te komen."
In deze bijdrage presenteren we een aantal voorbeelden die laten zien dat verdieping van de unitstructuur een levensvatbaar alternatief is voor de vervanging van de unitstructuur door de multidimensionale organisatie (MDO), zoals voorgesteld door Strikwerda en Galbraith. In de MDO wordt gestreefd naar ‘resource efficiency’ en schaalvoordelen, terwijl het verdiepen van de unitstructuur gericht is op het bereiken van ‘flow efficiency’ en flow voordelen.