Service of SURF
© 2025 SURF
Renewing agricultural grasslands for improved yields and forage quality generally involves eliminating standing vegetation with herbicides, ploughing and reseeding. However, grassland renewal may negatively affect soil quality and related ecosystem services. On clay soil in the north of the Netherlands, we measured grass productivity and soil chemical parameters of ‘young’ (5–15 years since last grassland renewal) and ‘old’ (>20 years since last grassland renewal) permanent grasslands, located as pairs at 10 different dairy farms. We found no significant difference with old permanent grassland in herbage dry matter yield and fertilizer nitrogen (N) response, whereas herbage N yield was lower in young permanent grassland. Moreover, the young grassland soil contained less soil organic matter (SOM), soil organic carbon (C) and soil organic N compared to the old grassland soil. Grass productivity was positively correlated with SOM and related parameters such as soil organic C, soil organic N and potentially mineralizable N. We conclude that on clay soils with 70% desirable grasses (i.e., Lolium perenne and Phleum pratense) or more, the presumed yield benefit of grassland renewal is offset by a loss of soil quality (SOM and N-total). The current practice of renewing grassland after 10 years without considering the botanical composition, is counter-productive and not sustainable.
MULTIFILE
Biodiversity, including entire habitats and ecosystems, is recognized to be of great social and economic value. Conserving biodiversity has therefore become a task of international NGO’s as well as grass-roots organisations. The ‘classical’ model of conservation has been characterised by creation of designated nature areas to allow biodiversity to recover from the effects of human activities. Typically, such areas prohibit entry other than through commercial ecotourism or necessary monitoring activities, but also often involve commodification nature. This classical conservation model has been criticized for limiting valuation of nature to its commercial worth and for being insensitive to local communities. Simultaneously, ‘new conservation’ approaches have emerged. Propagating openness of conservation approaches, ‘new conservation’ has counteracted the calls for strict measures of biodiversity protection as the only means of protecting biodiversity. In turn, the ’new conservation’ was criticised for being inadequate in protecting those species that are not instrumental for human welfare. The aim of this article is to inquire whether sustainable future for non-humans can be achieved based on commodification of nature and/or upon open approaches to conservation. It is argued that while economic development does not necessarily lead to greater environmental protection, strict regulation combined with economic interests can be effective. Thus, economic approaches by mainstream conservation institutions cannot be easily dismissed. However, ‘new conservation’ can also be useful in opening up alternatives, such as care-based and spiritual approaches to valuation of nature. Complementary to market-based approaches to conservation, alternative ontologies of the human development as empathic beings embedded in intimate ethical relations with non-humans are proposed. https://www.linkedin.com/in/helenkopnina/
Nature in cities serves a multitude of purposes, one of which is that it provides citizens opportunities to recover from stressful daily urban life. Such stress recovering effects of nature can be experienced through urban green, which in urban planning and design contexts can be divided into large natural areas - urban green space - and small scale elements in urban streets: the urban greenscape. The current study aims at finding the extent to which various small scale natural elements in residential streets and their possible configurations influence citizens' preferences for those streets. The research was conducted through an online survey in four cities in the Netherlands (n = 4,956). It used stated choice methods in a virtual environment street design. The method yielded high quality data, indicating that the use of virtual environments and imagery is suitable for stated choice research in the built environment. The results show that especially trees very strongly influence preference, indicating they deserve more attention and space in cities. Grass, which is typically favored by local governments, and vertical green have the smallest effects in residential streets. Furthermore, the concept of greenscape intensity is introduced as the intensities of both the element and the configuration were found to be highly relevant. The results clearly show that the higher either of these intensities, the more likely a respondent will prefer the greenscape design. Furthermore, low intensity on the one can be compensated by high intensity on the other. With these results, urban design professionals and local governments can better trade-off the different aspects of costs versus positive effects of urban greenscape designs.
MULTIFILE
Voedsel en voeding gaan ons letterlijk en figuurlijk aan het hart. De Nederlandse consument eet volgens het Wereld Natuur Fonds jaarlijks bijna 20m2 Amazone-oerwoud weg en is daarmee de grootste Amazoneveelvraat van Europa. We staan voor een even complexe als noodzakelijke opgave: het realiseren van een duurzaam voedselsysteem dat geen beslag legt op waardevol land, bodem, water, fossiele energie en andere grondstoffen. Het huidige voedselsysteem is grootschalig, globaal georiënteerd en leidt tot vele onverwachte en ongewenste neveneffecten. Nieuwe oplossingen voor duurzame circulaire voedselvoorziening zijn daarom gewenst. Een mogelijke oplossingsrichting is het verkorten en lokaal maken van ‘voedselvoortbrengingsketens’ door participatie van producent en consument in een co-creatieproces. Het gezamenlijk ontwikkelen van iconische voorbeelden inspireert producenten en consumenten andere ontwikkelingspaden te overwegen. Lokale grassroot-initiatieven zijn voorbeelden van kleinschalige bottom-up ontwikkelingen die, indien succesvol, als goodpractice op grotere schaal uitgerold kunnen worden. Dit project heeft tot doel met een aantal lokale grassroot-initiatieven nieuwe korte lokale ketens te ontwikkelen en te optimaliseren die als “goodpractice”-voorbeeld kunnen dienen. Creativiteit van ondernemers, burgers en consumenten met verschillende culturele inspiratie wordt benut voor het realiseren van nieuwe lokale korte voedselketens met de tuinbouwkas als uitgangspunt. Het project ontwikkelt in co-creatie twee nieuwe productconcepten in een multiculturele setting en realiseert deze concepten in de kas van de historische tuinbouwschool Frederiksoord in Drenthe
Voedsel en voeding gaan ons letterlijk en figuurlijk aan het hart. De Nederlandse consument eet volgens het Wereld Natuur Fonds jaarlijks bijna 20m2 Amazone-oerwoud weg en is daarmee de grootste Amazoneveelvraat van Europa. We staan voor een even complexe als noodzakelijke opgave: het realiseren van een duurzaam voedselsysteem dat geen beslag legt op waardevol land, bodem, water, fossiele energie en andere grondstoffen. Het huidige voedselsysteem is grootschalig, globaal georiënteerd en leidt tot vele onverwachte en ongewenste neveneffecten. Nieuwe oplossingen voor duurzame circulaire voedselvoorziening zijn daarom gewenst. Een mogelijke oplossingsrichting is het verkorten en lokaal maken van ‘voedselvoortbrengingsketens’ door participatie van producent en consument in een co-creatieproces. Het gezamenlijk ontwikkelen van iconische voorbeelden inspireert producenten en consumenten andere ontwikkelingspaden te overwegen. Lokale grassroot-initiatieven zijn voorbeelden van kleinschalige bottom-up ontwikkelingen die, indien succesvol, als goodpractice op grotere schaal uitgerold kunnen worden. Dit project heeft tot doel met een aantal lokale grassroot-initiatieven nieuwe korte lokale ketens te ontwikkelen en te optimaliseren die als “goodpractice”-voorbeeld kunnen dienen. Creativiteit van ondernemers, burgers en consumenten met verschillende culturele inspiratie wordt benut voor het realiseren van nieuwe lokale korte voedselketens met de tuinbouwkas als uitgangspunt. Het project ontwikkelt in co-creatie twee nieuwe productconcepten in een multiculturele setting en realiseert deze concepten in de kas van de historische tuinbouwschool Frederiksoord in Drenthe.
Welke rol kunnen ‘grassroots’ initiatieven spelen bij het tot stand brengen van de grondstoffentransitie? Idealiter voelen lokale gemeenschappen zich eigenaar van hun eigen materiaalkringloop en profiteren ze ervan door minder afval, betaalbare producten en zinvol werk. Stichting Stunt (sociale ondernemer in upcycling) experimenteert al enige jaren met hergebruiken van plastic afval en omwerken naar nieuwe producten die relatief gemakkelijk te maken zijn door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Om een prominentere rol te kunnen spelen in de grondstoffentransitie, moeten leerwerkplaatsen en andere sociale ondernemingen de productie opschalen (in volume en naar meer hoogwaardige producten). Het doel van dit project is om inzicht te verkrijgen in hoe de belemmeringen die zij daarbij ervaren verminderd kunnen worden. De belemmeringen zijn o.a.: geen toegang tot goedkopere, robuuste machines voor upcycling; het productieproces is niet zomaar beheersbaar voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt; er zijn geschikte productontwerpen nodig. Hieruit volgt de vraag om een productconfigurator te maken. Dit heeft drie voordelen: -in de configurator kan een klant zelf een product configureren; -het genereren van de werkinstructies kan van daaruit worden geautomatiseerd; -de configurator kan direct feedback geven over de voetafdruk van het product en bv. de benodigde hoeveelheid afval. Stichting Stunt, The Upcycle en lectoraat Smart Sustainable Manufacturing van de Haagse Hogeschool willen samen een pilot uitvoeren om de haalbaarheid van dit principe te testen voor producten uit platen van gerecycled kunststof, omdat een robuuste platenpersmachine relatief gemakkelijk te ontwikkelen en bedienen is. Met behulp van de nieuwe tools kan het upcycle bedrijf aan de slag met: marktonderzoek, productontwerp en procesverbetering. De nieuwe tools zijn ook bruikbaar voor educatie, wat in de toekomst weer een belangrijke rol kan spelen bij het uitbouwen van een lokale upcycle community. Het project draagt hiermee bij aan optimaal hergebruik in lokale kringlopen.