Service of SURF
© 2025 SURF
Smaak- en reukstoornissen kunnen leiden tot gewichtsverlies en soms tot gewichtstoename. Daarom vormt voedingsvoorlichting een essentieel onderdeel van de begeleiding en behandeling van een patiënt met een smaak- en reukstoornis. Bij reuk- en smaakstoornissen dient onderscheid te worden gemaakt tussen algemene voedingsadviezen en voedingsadviezen tijdens en na behandeling van een oncologisch proces door radio- en/of chemotherapie hiervan. Voedingsadviezen dienen ter verbetering van de voedingstoestand en het welbevinden van de patiënt. Bij ernstige problemen met de verwerking van een reuk- en/of smaakstoornis kan psychosociale ondersteuning worden overwogen.
LINK
De studies in dit proefschrift onderzochten cognitieve en emotionele factoren die een goede gewichtsuitkomst na bariatrische chirurgie bevorderen of belemmeren. Vrijwel alle variabelen, inclusief de psychologische, laten vóór operatie een veel slechtere toestand zien dan ná operatie. Dit wijst erop dat na bariatrische chirurgie niet alleen het gewicht en bijbehorende chronische ziekten verminderen, maar ook er ook een verbetering optreedt van het algemeen functioneren, de kwaliteit van leven en de cognities.Een uitgangspunt van dit proefschrift was dat handvatten om de gewichtsuitkomst van bariatrische chirurgie te verbeteren gevonden konden worden door het bestuderen van cognities en emotionele factoren die eetgedrag van de patiënten beïnvloeden. De psychologische aspecten, zelfregulatie cognities, uitkomstverwachtingen en tevredenheid met de operatie blijken echter geen voorspellers voor de korte en lange termijn gewichtsuitkomsten na bariatrische chirurgie, terwijl ze dat wel zijn bij patiënten met overgewicht en obesitas die een niet-operatieve behandeling ondergaan. De enige voorspeller voor meer gewichtsverlies op de lange termijn na bariatrische chirurgie is een lage mentale kwaliteit van leven. Patiënten met een lagere mentale kwaliteit van leven vóór operatie en één jaar na operatie (= korte termijn) hadden meer gewichtsverlies op de lange termijn. De eerste implicatie uit het onderzoek van dit proefschrift is dat algemene psychologische theorieën uit de Gezondheidspsychologie niet automatisch gelden voor patiënten bariatrische chirurgie. Morbide obese mensen die zich aanmelden voor bariatrische chirurgie en de operatie ondergaan, verschillen duidelijk van mensen met overgewicht die een niet-operatieve behandeling krijgen. Dat het gewichtsverlies na bariatrische chirurgie onafhankelijk is van preoperatieve zelfregulatie cognities, uitkomstverwachtingen en tevredenheid met de operatie, impliceert dat preoperatieve psychologische variabelen niet gebruikt kunnen worden als criterium om te voorspellen welke patiënten veel gewichtsverlies zullen bereiken dan wel aanvullende zorg, voorlichting of therapie nodig zullen hebben. De tweede implicatie is dat patiënten met een betere mentale kwaliteit van leven vóór en ná operatie het risico lopen minder gewichtsverlies op de lange termijn te bereiken. Het bariatrisch-chirurgisch team zou zich bewust moeten zijn dat het bereiken van gewichtsverlies en gewichtstabilisatie juist voor de patiënten met een betere mentale kwaliteit van leven wat moeilijker kan zijn en dat ook deze patiënten voldoende begeleiding en aandacht nodig hebben.
Het schooljaar 2011-2012 wordt gezien als de beginfase van de Haagse Aanpak Gezond Gewicht (HAGG) in de wijk Bouwlust/Vrederust. Tijdens deze fase is onderzoek verricht naar het bereik, adoptie en effect van de activiteiten van de HAGG. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van een activiteitenmonitor, interviews met kinderen, ouders en scholen en observatiegegevens van de consumptie van eten/drinken tijdens de ochtendpauze. In totaal zijn twaalf activiteiten georganiseerd gericht op het eten van fruit, het drinken van water of bewegen. De activiteiten hebben met name de doelgroep in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar kunnen bereiken. De mate van participatie van wijkpartners in de HAGG activiteiten verschilt per thema, waarbij de participatie voor het thema water het grootste was. Door het instellen van een fruit- of watermoment lijkt het mogelijk om gezond gedrag te stimuleren tijdens schooltijd. ABSTRACT The 2011-12 school year is seen as the initiation phase of "HAGG", the Dutch Healthy Weight community programme in the city of The Hague. During the initiation phase of the programme, data were collected on reach, adoption and effectiveness of the HAGG activities, using an activity database, interviews among children, parents, and schools and observational data on fruit and water consumption during school time. In total, twelve activities were organized. The activities were directed towards fruit consumption, water consumption or physical activity. The activities reached the target population in the age of 4-13 years, especially. At the community level the degree of participation of different community partners was the highest for the drinking water activities. Fruit and drinking water breaks are likely to increase fruit and water consumption during school time.
Een consortium van voedings- en duurzaamheidsexperts en diëtisten onderzoekt in dit project samen met obese ouderen ecologisch duurzame voedingsconcepten voor ouderen met obesitas. Zowel obesitas als een afname van spiermassa en spierfunctie (sarcopenie) is een groot probleem onder ouderen. De diëtist behandelt obesitas met een energiebeperkt dieet, wat resulteert in gewichtsverlies, maar ook in ongewenst spiermassaverlies. Om spiermassa te behouden en daarmee sarcopenie te voorkomen, adviseert de diëtist vaak eiwitten uit dierlijke bronnen, zoals vlees en zuivel. Een groot nadeel van dit advies is de negatieve invloed op het milieu. Een meer plantaardige voeding is veel duurzamer en heeft daarnaast sterke gezondheidsvoordelen, maar lijkt minder effectief voor spiermassabehoud vanwege een ongunstige aminozuursamenstelling. Dit weerhoudt de diëtist om meer duurzame adviezen te geven. De aminozuursamenstelling kan worden verbeterd door slimme combinaties te maken van plantaardige eiwitbronnen. Hoe plantaardige producten te combineren zijn en hoe dit door de praktijk toegepast kan worden is nog onduidelijk. Tevens is het een uitdaging deze eiwittransitie te vertalen naar gedrag van ouderen. Daarnaast is er nog vrijwel geen onderzoek gedaan naar het effect van een duurzaam, meer plantaardige voedingspatroon op spiermassa en algehele gezondheid van obese ouderen. Het consortium beoogt deze kennis te ontwikkelen. In werkpakket (WP) 1 wordt een duurzaam, meer plantaardig voedingsconcept ontwikkeld. In WP2 wordt een begeleidingsplan ontwikkeld gericht op een succesvolle ondersteuning bij het veranderen van eetgedrag naar meer plantaardig eten. De haalbaarheid van het duurzame voedingsconcept met begeleidingsplan (WP1+2) wordt in de praktijk getest middels een pilot studie (WP3). Vervolgens wordt in een RCT de effectiviteit van dit duurzame voedingsconcept op spiermassa en algemene gezondheid onderzocht bij ouderen met obesitas (WP4) en vertaald naar richtlijnen voor de Nederlandse diëtetiek (WP5). Samenvattend: een relevant onderzoek waarin voeding, duurzaamheid, gezondheid en praktijk samenkomen, voor een meer duurzame en effectieve diëtetiek.