Service of SURF
© 2025 SURF
Een lied dat toegekend werd aan Drake en Bad Bunny, een video van een moordpoging op Trump en compromitterende nepfoto’s die gebruikt worden voor online chantage. Ze hebben met elkaar gemeen dat ze door generatieve AI gemaakt en moeilijk van echt te onderscheiden zijn. Ontwikkelingen op het vlak van generatieve kunstmatige intelligentie maken dat mediawijsheid belangrijker wordt dan ooit tevoren, want of en hoe we deze nieuwe mogelijkheden wijs benutten is nog onzeker.
LINK
Ik heb een ontzettende hekel aan de term 'AI'. Het is een containerbegrip dat utopische en dystopische scenario’s oproept. Daardoor wordt het moeilijk om serieuze gesprekken te voeren over de mogelijkheden en risico’s van automatisering. Discussies over artificial intelligence (AI) worden pas interessant als we naar een specifiek gebruik ervan kijken. Bijvoorbeeld: wat betekent het gebruik van generatieve AI-tools voor het creatieve proces? Die focus zag ik terug tijdens twee conferenties waar ik deze maand was: The Synthetic City Conference en een AI summit in Lancaster waar academici en de creatieve sector samenkwamen.
LINK
Vandaag de dag loopt de discussie over AI hoog op: wat betekent AI voor verschillende beroepen? Welke competenties zijn straks wellicht niet meer relevant en welke juist des te meer? En wat betekent AI voor het onderwijs? Hoog tijd dus om in het onderwijs aandacht te besteden aan het versterken van AI-geletterdheid. Ofwel de competenties die nodig zijn om AI-technologieën kritisch te kunnen evalueren, er effectief mee te kunnen communiceren en mee samen te werken, zowel thuis als op de werkplek, zodat studenten klaar zijn voor een wereld vol AI Antwoord op deze en andere vragen vind je in deze publicatie van het lectoraat Teaching, Learning & Technology zodat je in zeven minuten weer bent bijgepraat over AI geletterdheid. # AI-geletterdheid #teachinglearningandtechnology #inholland
Nederland wil in 2050 een circulaire economie zijn. Een economie zonder afval, waarbij alles draait op herbruikbare grondstoffen. Het zuiniger en slimmer omgaan met grondstoffen is ook voor de textielbranche van belang. De meest gebruikte en bekende hernieuwbare plantaardige grondstof voor de textielindustrie is katoen. De huidige niet-circulaire productie en toepassingen van katoen hebben vergaande negatieve impact op mens en milieu. De gebruikersduur van kleding wordt steeds korter en afgedankte kleding wordt laagwaardig verwerkt om uiteindelijk alsnog te worden verbrand. Zowel het economische als duurzame verbeterpotentieel voor circulair textiel is dan ook enorm. De kwaliteit van katoen vermindert met iedere (mechanische) recyclingstap omdat de vezellengte steeds korter wordt. De uitdaging is om meermaals te recycling waarbij in iedere recyclestap waarde wordt behouden en gecreëerd. Als uiteindelijke stap wordt nagestreefd de grondstof veilig terug te laten keren naar de biosfeer als voedingsmiddel waarna een nieuwe cascade kan beginnen: een kringloop in de vorm van regeneratieve cascades. Om dit te realiseren moet de hele keten samenwerken in een transparant systeem waarbij stakeholders meervoudige waarde in balans ontwikkelen, zodat geen partij in de keten wordt benadeeld. Organisaties worstelen met deze veranderende rollen en zoeken nieuwe bedrijfsmodellen, waarin herstel en volhoudbaarheid boven oneindige groei en uitputting staan. In dit project werken Nederlandse bedrijven (met name MKB) uit de gehele textielketen samen met Indiase bedrijven om de werking van een katoencascade -een regeneratief, circulair systeem van katoenzaad tot worteldoek- te onderzoeken en op te tekenen. Een interdisciplinaire benadering is hierbij cruciaal. De nadruk ligt zowel op onderzoek naar de technische haalbaarheid van de katoenvezel als op de ontwikkeling van collaboratieve bedrijfsmodellen. De geformuleerde onderzoeksvraag luidt: Welke collaboratieve bedrijfsmodellen ontstaan tijdens het ontwerponderzoek die geschikt zijn voor meervoudige waardecreatie in een katoencascade en hoe kunnen die bijdragen aan de verdere ontwikkeling van regeneratieve cascadeprincipes?
Hoogwaardig afvalhout van bewoners, bouwbedrijven en meubelmakers blijft momenteel ongebruikt omdat het te arbeidsintensief is om grote hoeveelheden ongelijke stukken hout van verschillende afmetingen en soorten te verwerken. Waardevol hout wordt waardeloos afval, tegen de principes van de circulaire economie in. In CW.Code werken Powerhouse Company, Bureau HUNC en Vrijpaleis samen met de HvA om te onderzoeken hoe een toegankelijke ontwerptool te ontwikkelen om upcycling en waardecreatie van afvalhout te faciliteren. In andere projecten hebben HvA en partners verschillende objecten gemaakt van afvalhout: een stoel, een receptiebalie, kleine meubels en objecten voor de openbare ruimte, vervaardigd met industriële robots. Deze objecten zijn 3D gemodelleerd met behulp van specifieke algoritmen, in de algemeen gebruikte ontwerpsoftware Rhino en Grasshopper. De projectpartners willen nu onderzoeken hoe deze algoritmen via een toegankelijke tool bruikbaar te maken voor creatieve praktijken. Deze tool integreert generatieve ontwerpalgoritmen en regelsets die rekening houden met beschikbaar afvalhout, en de ecologische, financiële en sociale impact van resulterende ontwerpen evalueren. De belangrijkste ontwerpparameters kunnen worden gemanipuleerd door ontwerpers en/of eindgebruikers, waardoor het een waardevol hulpmiddel wordt voor het co-creëren van circulaire toepassingen voor afvalhout. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door HvA Digital Production Research Group, met bovengenoemde partners. HUNC heeft ervaring met stadsontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van lokaal gekapt afvalhout. Vrijpaleis biedt toegang tot een actieve, lokale community van makers met een sterke band met buurtbewoners. Powerhouse Company heeft ervaring in het ontwerpen met hout in de bouw. Alle drie kunnen profiteren van slimmere circulaire ontwerptools, waarbij beschikbaar materiaal, productiebeperkingen en impactevaluatie worden geïntegreerd. De tool wordt ontwikkeld en getest voor twee designcases: een binnenmeubelobject en een buitengevelelement. Bevindingen hiervan zullen leidend zijn bij de ontwikkeling van de tool. Na afronding van het project is een bètaversie gereed voor validatie door ontwerpers, bewonerscollectieven en onderzoek/onderwijs van de HvA.
Nederland moet in 2050 zowel energieneutraal als circulair zijn. Biobased en regeneratieve materialen ondersteunen deze ambities doordat zij kunnen bijdragen aan de circulaire bouwtransitie, de landbouwtransitie, de energietransitie en eveneens het verbeteren van biodiversiteit op landbouwgronden (NABB, 2023). Met regeneratief wordt “snel hergroeibaar” bedoeld, waarbij een positieve bijdrage wordt geleverd aan natuur en milieu. De National Aanpak Biobased Bouwen (2023) spreekt veelvuldig over opschaling en ketenintegratie van biobased (plaat)materialen voor binnen-toepassingen en als isolatiemateriaal, maar laat hierbij geveltoepassingen enigszins buiten beschouwing. Een belangrijke reden hiervoor is dat er nog weinig bekend is over de prestaties van biobased en regeneratieve materialen in gevels. Dit kennishiaat belemmert verdere implementatie. Gevelmaterialen worden in de exterieure omgeving beïnvloed door weerfactoren; vocht, temperatuur en straling kunnen het materiaal verouderen en zo de levensduur beïnvloeden. Momenteel is er weinig bekend over de invloed van weerfactoren op biobased gevelmaterialen, waardoor marktpartijen terughoudend zijn met implementatie. Om het toepassen van biobased materialen in gevels te stimuleren is meer inzicht nodig in veroudering en gedrag van deze materialen. Daarbij speelt ook de invloed van weerfactoren op de vorm en detaillering (verbinding?) van de gevelbekleding een rol. Bijvoorbeeld wanneer hierdoor vocht ophoopt en niet weg kan. Vormoptimalisatie kan daarnaast eveneens als ontwerpstrategie bijdragen aan de prestaties en perceptie van biobased materialen. In dit project onderzoekt de onderzoeksgroep Circulair Bouwen van de Hogeschool van Amsterdam samen met MKB-ondernemingen NPSP en WIERWAAR, Gemeente Amsterdam en Nationaal Kenniscentrum Biobased Bouw de invloed van weerfactoren op de levensduur en prestaties van biobased en deels regeneratieve gevelmaterialen, en wordt verkend hoe vormoptimalisatie daar eveneens aan kan bijdragen. Deze onderzoeken worden uitgevoerd in een experimentele omgeving, het Innovatiepaviljoen op het Marineterrein Amsterdam. Hiermee wordt inzicht verkregen in de geschiktheid voor het gebruik van deze materialen in de bouw.