Service of SURF
© 2025 SURF
In een eerdere bijdrage aan dit tijdschrift betoogden de auteurs dat geestelijk verzorgers een rol zouden kunnen pakken in de begeleiding van maatschappelijk bevlogen vernieuwers. De ervaringen van transcendentie van deze groep vernieuwers worden in dit artikel verder verkend. Op basis van daarvan stellen de auteurs concrete zingevingsthema’s voor waarmee geestelijk verzorgers die begeleiding vorm kunnen geven.
Het lectoraat Theologie van de Christelijke Hogeschool Ede wil een sterke verbinding leggen tussen de opleiding, het onderwijs en het brede veld waarin hbo-theologen dagelijks werken. We zijn dankbaar voor de positie die deze theologen in het werkveld innemen. Het lectoraat Geestelijk Leiderschap beoogt zich meer te concentreren op de ‘binnenkant’ van de hbo-theoloog en kijkt vooral naar de spirituele, morele en apologetische vorming. In samenwerking met studenten, docenten, interne (andere academies binnen de CHE) en externe experts en kennispartners (andere hogescholen, universiteiten en christelijke organisaties) hopen we concrete en inspirerende resultaten te boeken variërend van een vervolg op het handboek Praktijkgericht (2010), onderwijsmodules tot beroepsprofielen en symposia over leiderschap. Het thema van het lectoraat luidt ‘handelen in hoop: geestelijk leiderschap en christelijke presentie in een post-christelijke samenleving’. ‘Hoop’ staat hierin centraal. In deze lectorale rede, die een nieuwe lectoraatsperiode markeert, neemt de lector u achtereenvolgens mee langs een aantal bakens die bepalend zullen zijn voor de gang van het onderzoek: 1. De geestelijk (bege)leider als handelaar inhoop 2. Context: de post-christelijke samenleving 3. Geestelijk leiderschap: de hbo-theoloog als geestelijk (bege)leider en handelaar in hoop 4. Drie ‘dragende delen’: spiritualiteit, ethiek en geloofsverantwoording 5. Onderzoek en onderzoekslijnen.
De laatste jaren groeit het bewustzijn onder wetenschappers en het brede publiek over hoe innig financiën, gezondheid en welzijn met elkaar verstrengeld zijn. Je kunt problemen van mensen vaak niet reduceren tot een aantal sub-problemen die je onafhankelijk van elkaar kunt oplossen, vanuit de gedachte dat alle oplossingen bij elkaar opgeteld het totaalprobleem verhelpen.4 Uit onderzoek weten we inmiddels steeds meer over hoe problemen met elkaar in verband staan. Beleidsmakers en uitvoerende beroepskrachten en vrijwilligers die de complexe relatie tussen financiële, fysieke en mentale factoren begrijpen, bevinden zich in de unieke positie om deze inzichten te vertalen naar hun initiatieven. Dit rapport biedt een overzicht van academische en grijze literatuur, en de lessen die we hieruit kunnen trekken.
Participatie van kwetsbare burgers en de vermaatschappelijking van de zorg vormen belangrijke beleidsthema’s van landelijke en lokale overheden en van organisaties op het gebied van zorg en welzijn. Ervaringsdeskundigheid, die gebaseerd is op persoonlijke ervaringen met ontwrichting en het herstel daarvan, is in dit kader sterk in opmars. Ervaringsdeskundigen hebben vaak creatieve oplossingen, kunnen vanuit eigen ervaring bemoedigen en verminderen het stigma dat participatie kan blokkeren. GGZ Nederland, het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn van mening dat ervaringsdeskundigheid het herstel en de participatie van ‘verwarde’ en kwetsbare burgers kan bespoedigen. De behoefte aan ervaringsdeskundigen binnen de zorgverlening is groot. HBO-opgeleide zorgverleners met eigen cliënt- of probleemervaringen op het gebied van verslaving of psychiatrie geven aan het moeilijk te vinden om hun ervaringsdeskundigheid een duidelijke en volwaardige plek te geven in hun werk. Veel zorgorganisaties moeten wennen aan het idee dat ook zorgprofessionals ervaringsdeskundig kunnen zijn. Deze zorgprofessionals hebben behoefte aan kennis en praktische handvatten zodat zij hun ervaringsdeskundigheid goed kunnen benutten. In dit praktijkgerichte onderzoeksproject wordt samengewerkt tussen Windesheim en hogeschool Utrecht en vier grote zorginstellingen (GG-Net, RIBW-GO, MEE-IJsseloevers en Trajectum), met cliëntenpopulaties met complexe problematiek. De centrale onderzoeksvraag luidt: Op welke manier kan de ervaringsdeskundigheid van zorgprofessionals een bijdrage leveren aan het persoonlijk en maatschappelijk herstel van mensen met psychiatrische problemen en verslaving? Doelstelling van dit project is het opdoen van nieuwe kennis waarmee zorgprofessionals hun ervaringsdeskundigheid op een professionele en effectieve manier kunnen inzetten. Het onderzoek beoogt hiermee bij te dragen aan het bestrijden van de participatieachterstand van mensen met verslavings- en psychiatrische problemen. Dit project levert naast praktijkverbetering producten voor zorg en onderwijs: handleidingen voor zorgprofessionals-ervaringsdeskundigen (in opleiding); kennis over duurzame positionering en kwalitatieve borging van ervaringsdeskundigheid en tot slot een verzameling inspirerende, gevalideerde exemplarische voorbeelden van de bijdrage van ervaringsdeskundigheid van zorgprofessionals.
Mensen die niet zelfstandig kunnen leven, zoals ouderen en mensen met een ernstige psychische aandoening, hebben vaak intensieve en langdurige zorg nodig, waaronder thuisverpleging en begeleid wonen. Voor deze zorgafhankelijke mensen is het lastig om een mondzorgverlener te raadplegen, terwijl deze groep een grotere kans heeft op het krijgen van mondziekten, zoals cariës, tandvleesaandoeningen en/of mondkanker: de behoefte aan preventieve en curatieve mondzorg is dus groot. Zowel de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) als het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) vinden het belangrijk dat de zorg rondom de patiënt effectief georganiseerd wordt. Digitale technologieën die (mond)zorg op afstand (buiten de klinische omgeving) mogelijk maken kunnen de toegang tot zorg vergroten, de zorg doelmatiger organiseren, interprofessionele communicatie verbeteren, mondziekten tijdig detecteren en de (mond)gezondheid verbeteren. Ondanks alle voordelen en het ruime aanbod van digitale technologieën ter verbetering van de mondzorg, zijn digitale technologieën om (mond)zorg op afstand te leveren nauwelijks in Nederland geïmplementeerd. De centrale onderzoeksvraag voor de onderzoeksactiviteiten luidt: “Hoe kunnen digitale technologieën om mondzorg op afstand te leveren binnen de Nederlandse geestelijke gezondheidszorg en ouderenzorg effectief worden geïmplementeerd?” Om dit te onderzoeken voert de postdoc een literatuuronderzoek uit om effectieve digitale technologieën die mondzorg op afstand leveren te inventariseren. Vervolgens voert de postdoc een kwalitatief onderzoek uit onder potentiële gebruikers (zoals (mond)zorgverleners, cliënten en mantelzorgers) en deskundigen om de opvattingen over de toepasbaarheid van nieuwe digitale technologieën binnen geestelijke gezondheidszorg en ouderenzorg te onderzoeken. De bevindingen van het postdoctoraal onderzoek worden in een adviesrapport en wetenschappelijk publicaties verwerkt. Het adviesrapport voorkomend uit het onderzoek wordt ter consultatie aan verschillende beroepsorganisaties aangeboden.
Ieder jaar maken kinderen over de hele wereld de overstap van de bassischool (PO) naar de middelbare school (VO). Veel kinderen maken de overstap ogenschijnlijk probleemloos, maar voor sommige kinderen verloopt de overstap minder soepel, wat kan leiden tot een negatieve spiraal van onderpresteren, minder motivatie, doubleren, uitstroom en/of voortijdig schoolverlaten. Een minder soepele overgang heeft ook invloed op het welzijn en op de geestelijke gezondheid van deze kinderen. Kinderen met een verhoogd risico op een niet soepele overgang, zijn kinderen met een speciale onderwijsbehoefte, zoals communicatief kwetsbare kinderen. Door middel van kwalitatief onderzoek willen we exploreren wat de ervaringen en percepties zijn van communicatief kwetsbare kinderen, hun ouders en leerkrachten als het gaat om belangrijke factoren die van invloed zijn op het welbevinden van de kinderen tijdens de PO-VO schoolovergang. Deze exploratie zal input geven voor op te stellen best practices en hypotheses voor vervolgonderzoek naar het optimaliseren van het welzijn van leerlingen, en de bijdrage daaraan door ouders en leerkrachten bij de overstap van PO naar VO in de noordelijke regio.