Service of SURF
© 2025 SURF
Full text via link. Dit rapport beschrijft de resultaten van het praktijkproject Wmo-monitor Cliëntenbelang waarin drie jaar lang gewerkt is aan de ontwikkeling van een meetinstrument. Dit rapport legt de nadruk op de beschrijving van het proces dat tijdens de ontwikkeling van het instrument is doorlopen. Aanleiding was de constatering van CliëntenBelang Utrecht dat er te weinig inzicht is of de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) een vooruitgang is voor de aanvrager ten opzichte van de invulling van de maatschappelijke ondersteuning vóór de invoering van de Wmo. Het is onbekend hoe de gemeenten invulling geven aan de compensatieplicht, mede in het licht van de kanteling en hoe de aanvragers de uitvoering van de compensatieplicht ervaren. Dit alles maakt dat CliëntenBelang Utrecht nu geen inzicht heeft in zaken die vanuit het oogpunt van belangenbehartiging van belang zijn.
LINK
BACKGROUND: The quality standards of the Dutch Society of Intensive Care require monitoring of the satisfaction of patient's relatives with respect to care. Currently, no suitable instrument is available in the Netherlands to measure this. This study describes the development and psychometric evaluation of the questionnaire-based Consumer Quality Index 'Relatives in Intensive Care Unit' (CQI 'R-ICU'). The CQI 'R-ICU' measures the perceived quality of care from the perspective of patients' relatives, and identifies aspects of care that need improvement.METHODS: The CQI 'R-ICU' was developed using a mixed method design. Items were based on quality of care aspects from earlier studies and from focus group interviews with patients' relatives. The time period for the data collection of the psychometric evaluation was from October 2011 until July 2012. Relatives of adult intensive care patients in one university hospital and five general hospitals in the Netherlands were approached to participate. Psychometric evaluation included item analysis, inter-item analysis, and factor analysis.RESULTS: Twelve aspects were noted as being indicators of quality of care, and were subsequently selected for the questionnaire's vocabulary. The response rate of patients' relatives was 81% (n = 455). Quality of care was represented by two clusters, each showing a high reliability: 'Communication' (α = .80) and 'Participation' (α = .84). Relatives ranked the following aspects for quality of care as most important: no conflicting information, information from doctors and nurses is comprehensive, and health professionals take patients' relatives seriously. The least important care aspects were: need for contact with peers, nuisance, and contact with a spiritual counsellor. Aspects that needed the most urgent improvement (highest quality improvement scores) were: information about how relatives can contribute to the care of the patient, information about the use of meal-facilities in the hospital, and involvement in decision-making on the medical treatment of the patient.CONCLUSIONS: The CQI 'R-ICU' evaluates quality of care from the perspective of relatives of intensive care patients and provides practical information for quality assurance and improvement programs. The development and psychometric evaluation of the CQI 'R-ICU' led to a draft questionnaire, sufficient to justify further research into the reliability, validity, and the discriminative power of the questionnaire.
MULTIFILE
In Amsterdamse ontwikkelbuurten is de sociale fragmentatie vaak groot. In het onderzoek “Toegankelijkheid in divers perspectief” hebben onderzoekers van de HvA kwetsbare bewoners, sleutelfiguren en sociale professionals in de wijk Geuzenveld bevraagd op hun denkbeelden over het belang van ontmoetingsplekken-en voorzieningen in deze wijken. Een opmerkelijke bevinding is dat er een groot verschil is tussen de hooggestemde beleidsidealen over sociale inclusie en de alledaagse praktijken die vooral wijzen op zeer voorzichtige en bescheiden vormen van overbrugging tussen groepen in de ‘sociale basis’.
ADAS- Monitor Advanced Driver Assistent Systems (ADAS) worden gezien als een middel om de verkeersveiligheidsstreefdoelstellingen uit het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 en de Europese beleidsstukken te behalen. Naast de veelal technische uitdagingen en ontwikkelingen die ADAS momenteel doormaken, wordt in de breedte van de automotive sector benadrukt dat het gebruik en de bekendheid van ADAS bij automobilisten te wensen overlaat waardoor de potentie van ADAS voor de verkeersveiligheid niet optimaal wordt benut. De ADAS alliantie , een samenwerking van meer dan 60 bedrijven, overheden en kennisinstellingen, heeft als doel gesteld het (veilig)gebruik van ADAS met 20% te bevorderen. Echter, ontbreekt actuele informatie met betrekking tot de bekendheid van, het vertrouwen in en het daadwerkelijke gebruik door automobilisten. In dit onderzoek staat de periodieke monitoring van de gebruikersadaptatie centraal waarbij de bekendheid van, de acceptatie, het percentage daadwerkelijk gebruik van ADAS door automobilisten wordt gepresenteerd doormiddel van een (digitaal) dashboard. Een divers samengesteld consortium voert het onderzoek uit en maakt daarbij gebruik van een groter netwerk om de benodigde data te vergaren en voor disseminatie. Het onderzoek bestaat uit een werkpakket waarin de gebruikersadapatie doormiddel van vragenlijstonderzoek wordt vastgesteld en een werkpakket waarin iteratief het concept ontwerp leidt tot een prototype dashboard. Het resultaat van dit onderzoek is een werkend prototype van een ADAS-dashboard. Wanneer het prototype wordt vertaalt naar een definitief ontwerp, blijft het tot vijf jaar na presentatie geüpdatet met recente data. Het ADAS-dashboard bevat een visuele en digitale weergave van het onderzoek naar het gebruikersperspectief en wordt indien gewenst uitgebreid met andere relevante data. Wanneer het ADAS dashboard is gerealiseerd, kan het zowel voor beleidsmakers en bedrijven ingezet worden om keuzes te onderbouwen of om ontwikkelingen op te baseren als ook om communicatiestrategieën te ontwikkelen waarmee het gebruik wordt bevorderd.
Augmented Reality (AR) kan de mogelijkheid bieden om chirurgische ingrepen te ondersteunen. Zowel pre-operatief (planning) als gedurende een ingreep kan AR ondersteunend worden ingezet, alsmede voor het trainen van specifieke ingrepen. AR is bekend geworden van devices zoals de HoloLens, maar er zijn meer technische implicaties van deze technologie. De HoloLens en Google Glass zijn head-mounted-displays die virtuele informatie aanbieden in het gezichtsveld van de gebruiker. Toch zijn er ook andere vormen die minder bekend zijn zoals (mobiele) display gebaseerde oplossingen (bekend van bijvoorbeeld Pokémon Go) en 3D-projection mapping, waarbij informatie wordt geprojecteerd op 3D-objecten met speciale beamers. Vragen vanuit de praktijk (MST) laten zien dat de kansen van AR wel worden herkend, maar zich tegelijkertijd beperken tot een klein deel van de technische mogelijkheden, vaak op basis van welk product op dat moment 'trending' is. Het risico hiervan is dat toepassingen blijven liggen (omdat ze buiten de mogelijkheden van een bepaalde techniek vallen) of dat er oplossingen worden ontwikkeld die niet optimaal bij de toepassing passen (ontwikkeld binnen de grenzen van een bepaalde techniek). Het doel van dit project is om kansrijke en haalbare AR-zorgtoepassingen te identificeren. We doen dit door gebruikers (artsen) kennis te laten maken een breed spectrum van AR technieken en bijbehorende toepassingsmogelijkheden, en vervolgens vanuit een gebruikersperspectief een match te maken tussen die technieken en praktische toepassingen.
Het doel van het onderzoeksproject Immersieve journalistiek en het Betrokken Publiek is om samen met publieke mediaorganisaties en drie kennisinstellingen meer inzicht te krijgen in hoeverre emotionele betrokkenheid van nieuwsconsumenten bij journalistieke producties van invloed kan zijn op de publieke functie van journalistieke organisaties. Het overdragen van informatie aan burgers en het duiden van gebeurtenissen en ontwikkelingen in de samenleving is een kerntaak van de journalistiek. Publieke mediaorganisaties moeten tevens hun specifieke publieke functie waarmaken. Tegelijkertijd is door de toegenomen concurrentie en commercialisering in de mediasector, de journalistiek nog meer genoodzaakt het publiek centraal te stellen en zoeken journalistieke organisaties naar nieuwe manieren om de mediaconsument aan zich te binden. Zij zoeken daarom naar nieuwe technieken en vormen van journalistiek. Een vorm is immersieve journalistiek. Via immersieve journalistieke technieken zoals 360-graden video, augmented reality en virtual reality gaat het publiek als het ware deel uitmaken van een verhaal in plaats van het alleen te ‘ondergaan’. Hierdoor zouden gebruikers meer emotioneel betrokken worden bij nieuws, waardoor de media hun publieke functies (beter) kunnen waarborgen. Of immersiviteit de betrokkenheid van het publiek daadwerkelijk vergroot en of emotionele betrokkenheid ook bijdraagt aan de informatieve - en duidingsfunctie van de journalistiek is echter de vraag. Onderzoek naar immersieve technieken in de journalistiek is nu nog grotendeels gericht op de productiekant en op de narratieve elementen van dergelijke media-uitingen. Er bestaat nog weinig kennis over de ervaring van de gebruiker en welke impact immersiviteit heeft op kennisoverdracht. Veel publieke media-organisaties experimenteren met immersieve journalistiek, maar worstelen met de vraag of ze daarmee hun publieke functie kunnen waarmaken. Dit onderzoek biedt een nieuw perspectief op de ervaringen van de huidige mediaconsument en de rol die emotie speelt bij immersieve journalistieke verhalen. Volgens de werkveldpartners is er in het werkveld veel behoefte aan publieksonderzoek, waarna praktische tools ontwikkeld kunnen worden.