Service of SURF
© 2025 SURF
Ons energiesysteem bevindt zich in transitie. Het fossiele energiesysteem zoalswe dat kennen, staat onder druk. De wereldwijde vraag naar energie groeitsterk en het blijkt steeds moeilijker om deze (goedkoop) in te vullen met dehuidige fossiele energievoorziening, die bovendien gepaard gaat met negatievemilieueffecten. Er is internationaal consensus dat een omslag naar een duur-zamer energievoorziening noodzakelijk is, en hierbij zijn innovaties onont-beerlijk
In veel onderzoeken naar en aanpakken in de energietransitie in Nederland, met name die waar bewonersinitiatieven een rol spelen, wordt vertrouwen als een belangrijke factor beschreven. In dit onderzoek wordt onderzocht welke bronnen van vertrouwen een rol spelen bij (de ontwikkeling) van lokale energie-initiatieven en hoe zich dat verhoudt tot de ontwikkeling van de technologie. Drie casussen (Terheijden (Traais Energie Collectief) en Den Haag, Vruchtenbuurt (Cooperatie Duurzame Vruchtenbuurt en Sterk op Stroom) zijn geanalyseerd op basis van de ANT-fasering: problematazation, interessement, enrollment en mobilization. Het is gebleken dat verschillende bronnen van vertrouwen en aspecten van techniek niet afhankelijk zijn van de fase in de netwerkontwikkeling maar als een constante in de drie geanalyseerde initiatieven zichtbaar zijn, het gaat om: • Mensen als bron van vertrouwen (Persoonlijke eigenschappen, Gedrag, Gedeelde normen en waarden/wereldbeeld) • Organisaties als bron van vertrouwen (Regels, Organisatie-Gedrag) • Het technische aspect learning to rethink: o Co-evolution o Discontinuous change o Multi-actor approach o Degree of organization o Long term view Bij de start van alle drie de initiatieven was er sprake van aansluiting zoeken bij bestaand vertrouwen in de lokale situatie. Dit is de basis van alle netwerkontwikkeling. Het succes van deze drie initiatieven zit juist in het verbinden van de bronnen van vertrouwen in mensen (hun persoonlijke eigenschappen, gedrag en wereldbeeld) en in de organisatie (organisatiegedrag) van het lokale energie-initiatief. Daarnaast is de vraag welke rol technologie speelt in relatie tot vertrouwen in de ontwikkeling van lokale energie initiatieven. Juist omdat het hierbij om de ontwikkeling van de energie initiatieven gaat en omdat hierbij sprake is van netwerkontwikkeling is gekozen voor ANT. Dit biedt de mogelijkheid om technologie als actor mee te nemen in de analyse van de ontwikkeling van het (energie initiatief) netwerk. Belangrijke vragen hierbij zijn; welke mogelijkheden van non human actoren worden toegepast en welke randvoorwaarden horen daarbij, bijvoorbeeld in de vorm van vereiste gedragsverandering van human actoren. Het uitgangspunt in deze studie is de transitie van fossiele naar hernieuwbare energie. Fossiele energie heeft een grote energie dichtheid en leent zich daarom goed voor actoren in de vorm van bulk technologieën, bijvoorbeeld in centraal opgestelde energiecentrales. Energieopwekking geconcentreerd en op afstand werkt vervreemdend en past niet meer goed in de huidige maatschappij (afnemend vertrouwen). Hernieuwbare energie kan ook in bulk-vorm worden toegepast, bijvoorbeeld in centraal opgestelde concentrated solar power plants op plaatsen met grote zonintensiteit. Hernieuwbare energie wordt echter vooral geassocieerd met decentrale opwekking. De decentrale energie opwekeenheden kunnen in modulaire systemen worden samengevoegd, en daar hangen specifieke voordelen aan voor end-users: de gemakkelijke toegankelijkheid en het beschikbare end-use potential. Dit vereist natuurlijk wel dat in het netwerk een geïntegreerd modulaire systeem wordt ontwikkeld. Dit kan alleen in een collectief, waardoor de human actors gedwongen worden samen te werken. Drie belangrijke processen hierbij zijn: formation of technical identity, configurational work en community building. Deze drie processen spelen een rol in de verschillende fasen van de netwerkontwikkeling. Daarnaast kunnen de genoemde technische learning to rethink aspecten over het geheel van de netwerkontwikkeling worden onderscheiden. In alle drie de bestudeerde casussen gaat het om decentrale modulaire energie systemen waarbij de toegankelijkheid is geborgd, maar waarbij het end-use potential alleen bij SoS centraal staat. Het geheel overziend leidt tot de conclusie dat technologie in collectieve vorm human actors dwingt tot samenwerking en dat daarbij vertrouwen tussen de actoren voorwaardelijk is. In alle drie de bestudeerde casussen wordt dit onderkend; het samenwerkingsproces wordt centraal gesteld en alle actoren worden betrokken (“iedereen doet mee”). Het feit dat het end-use potential bij Terheijden en Warm in de wijk nu niet centraal staat kan op termijn negatief uitpakken voor het vertrouwen, vooral als blijkt dat het achteraf niet gemakkelijk te realiseren is (lock in). In het algemeen kan over techniek nog het volgende worden gezegd. De geschiedenis heeft geleerd hoe human actors effectief om kunnen gaan met de actor techniek. Een belangrijke activiteit daarbij is ordening/structuur aanbrengen, en dit kan in verband worden gezien met organisaties als bron van vertrouwen (regels en organisatie-gedrag). In systeemkundige termen gaat het om; grenzen stellen, afbakenen, denken in materie-, energie- en informatiestromen, onderscheiden van functionaliteiten, input, output, opslag, omzetten, verbinden en regelen/besturen. In alle drie de bestudeerde casussen wordt deze ordening zorgvuldig toegepast, wordt informatie hierover gedeeld met alle actoren en worden alle actoren voldoende betrokken bij de besluitvorming. Dit draagt het bij aan vertrouwen bij alle actoren. Nog één keer terug naar het begrip “ontwikkeling”: De drie bestudeerde casussen hebben een unieke dynamiek en horizon, dit wordt vooral door de aard van de techniek beïnvloed. Sos loopt ver vooruit op de huidige stand van de techniek (en regelgeving) en is vooral een ICT-technische uitdaging, Terheijden en Warm in de wijk lopen in de pas met de techniek, maar moeten met de schop in de grond in een bestaande situatie. De manier waarop de drie organisaties bijbehorende problemen onderkennen en hiermee omgaan is een voorbeeld van organisaties als bronnen van vertrouwen. In de conclusie zijn de drie casussen als praktijkvoorbeelden beschreven. In Terheijden gaat het over de ontwikkeling van een warmtenetwerk voor het gehele dorp. Het wordt gebaseerd op hernieuwbare bronnen in de directe omgeving. Voor de initiatiefnemers en de bewoners is het belangrijk om “het zelf te gaan doen”. In Warm in de wijk gaat het ook over de ontwikkeling van een warmtenet, maar in dit geval in een woonwijk in Den Haag. Leidend hier is het uitgangspunt van een “open warmtenet”. Er moet een scheiding worden aangebracht tussen netwerk en warmtebronnen. Bij SoS gaat het over de toekomst van ons elektriciteit systeem. Er is nog een lange weg te gaan, maar uiteindelijk moet dit resulteren in een “goed werkend democratisch energisysteem”. Deze drie voorbeelden kunnen andere energie initiatieven inspiratie bieden omdat het beschrijvingen zijn van de ontwikkeling gericht op vertrouwen in relatie tot de gekozen technologie.
Dit rapport behandelt de uitkomsten van de vragenlijst Landschap en Energie Drentsche Aa. De vragenlijst geeft inzicht in hoe 154 inwoners in het Nationaal Park Drentsche Aa denken over (het nemen van beslissingen over) energiemaatregelen in een gebied met hoge natuurlijke, landschappelijke, aardkundige en cultuurhistorische waarden. De vragenlijst is onderdeel van de deelstudie Inwonersvisies Landschap & Energie waarin de resultaten van vragenlijst met inwoners zijn besproken en waarin een handelingsperspectief wordt geboden. De deelstudie Inwonersvisies is één van de drie deelstudies van het programma Energietransitie & Participatie Drentsche Aa dat de Natuur- en Milieufederatie Drenthe en BOKD uitvoeren voor het Overlegorgaan van het nationaal park Drentsche Aa.
Het Future Factory consortium, waar lectoraat Nieuwe Energie in de Stad onderdeel van is, bestaat uit ervaren partijen die zich realiseren dat de 200.000 woningrenovaties per jaar die in het klimaatakkoord beoogt worden een enorme innovatie opgave met zich mee brengt. Het consortium bevat de meest succesvolle producenten/leveranciers van diepe renovatie proposities in Nederland, die weten wat het betekent om te industrialiseren en te digitaliseren.
Het Future Factory consortium, waar lectoraat Nieuwe Energie in de Stad onderdeel van is, bestaat uit ervaren partijen die zich realiseren dat de 200.000 woningrenovaties per jaar die in het klimaatakkoord beoogt worden een enorme innovatie opgave met zich mee brengt. Het consortium bevat de meest succesvolle producenten/leveranciers van diepe renovatie proposities in Nederland, die weten wat het betekent om te industrialiseren en te digitaliseren. Doel Het doel van de Future Factory is jaarlijks (vanaf 2025) 25.000 renovaties leveren die passen op 40% van woningen in Nederland. De renovatie proposities zijn zowel voor de particuliere eigenaren als verhuurders beschikbaar via op hen afgestemde lever- en saleskanalen. De renovatie behelst een combinatie van betaalbare isolatiesystemen en fossielvrije energiesystemen. Resultaten Creëren van tenminste twee productiefaciliteiten, binnen beoogde looptijd van 5 jaar, voor de productie van renovatiepakketten voor ca. 5.000 woningrenovaties per jaar; met significante verbeteringen in kwaliteit en kostprijs. Ontwikkelen van een productiefaciliteit voor het produceren van dak en gevelelementen met daarin geïntegreerde energiesystemen met een capaciteit van 25.000 woningrenovaties per jaar, voor woningen die typologisch veel voorkomen (ca. 3,5 miljoen woningen in Nederland). Er zal bijgedragen worden aan het verbeteren van marktcondities, zodat consumenten een aantrekkelijk product krijgen welke ze via begrijpelijke en aantrekkelijke verkoopkanalen kunnen aanschaffen, binnen passende regelgevende kaders. Looptijd 01 januari 2020 - 31 januari 2024 Aanpak Het consortium ontwikkelt vanuit een programmatische aanpak de Future Factory, waar het lectoraat onderzoek doet voor de partners ten behoeve van het behalen van de doelstellingen. Met onze ruime ervaring ontwikkelen wij samen met de bedrijven integrale totaaloplossingen en bouwdelen voor de renovatiemarkt. We maken hierbij gebruik van onze expertise op het gebied van: Installatietechniek Bouwkunde Productie en uitvoeringstechniek ICT De Utrechtse aanpak De Hogeschool Utrecht experimenteert hier met een verdere doorontwikkeling van het interdisciplinair onderwijs. In het bijzonder zal Embedded Design Research (EDR) worden onderzocht om de verbinding concreet te maken tussen onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven op de thema’s van Future Factory. EDR houdt concreet in dat onderzoekers en studenten samen bij bedrijven participeren in het creëren van oplossingen/inzichten. Studenten en onderzoekers haken in op lopende ontwikkelingen (R&D) van bedrijven binnen Future Factory. Hierdoor blijft het onderzoek en onderwijs niet theoretisch, maar worden de resultaten praktisch toepasbaar voor bedrijven. Dit heeft een duidelijke relatie met de missie van het hbo (en mbo) om meer praktijkgericht onderzoek uit te voeren. Onderwijsvormen die gekoppeld worden zijn bijvoorbeeld: integrale projectgroepen, stage, minors en afstuderen. Hierin wordt onderscheid gemaakt in ontwerpen en uitvoeren.
Het Future Factory consortium, waar lectoraat Nieuwe Energie in de Stad onderdeel van is, bestaat uit ervaren partijen die zich realiseren dat de 200.000 woningrenovaties per jaar die in het klimaatakkoord beoogt worden een enorme innovatie opgave met zich mee brengt. Het consortium bevat de meest succesvolle producenten/leveranciers van diepe renovatie proposities in Nederland, die weten wat het betekent om te industrialiseren en te digitaliseren. Doel Het doel van de Future Factory is jaarlijks (vanaf 2025) 25.000 renovaties leveren die passen op 40% van woningen in Nederland. De renovatie proposities zijn zowel voor de particuliere eigenaren als verhuurders beschikbaar via op hen afgestemde lever- en saleskanalen. De renovatie behelst een combinatie van betaalbare isolatiesystemen en fossielvrije energiesystemen. Resultaten Creëren van tenminste twee productiefaciliteiten, binnen beoogde looptijd van 5 jaar, voor de productie van renovatiepakketten voor ca. 5.000 woningrenovaties per jaar; met significante verbeteringen in kwaliteit en kostprijs. Ontwikkelen van een productiefaciliteit voor het produceren van dak en gevelelementen met daarin geïntegreerde energiesystemen met een capaciteit van 25.000 woningrenovaties per jaar, voor woningen die typologisch veel voorkomen (ca. 3,5 miljoen woningen in Nederland). Er zal bijgedragen worden aan het verbeteren van marktcondities, zodat consumenten een aantrekkelijk product krijgen welke ze via begrijpelijke en aantrekkelijke verkoopkanalen kunnen aanschaffen, binnen passende regelgevende kaders. Looptijd 01 januari 2020 - 31 januari 2024 Aanpak Het consortium ontwikkelt vanuit een programmatische aanpak de Future Factory, waar het lectoraat onderzoek doet voor de partners ten behoeve van het behalen van de doelstellingen. Met onze ruime ervaring ontwikkelen wij samen met de bedrijven integrale totaaloplossingen en bouwdelen voor de renovatiemarkt. We maken hierbij gebruik van onze expertise op het gebied van: Installatietechniek Bouwkunde Productie en uitvoeringstechniek ICT De Utrechtse aanpak De Hogeschool Utrecht experimenteert hier met een verdere doorontwikkeling van het interdisciplinair onderwijs. In het bijzonder zal Embedded Design Research (EDR) worden onderzocht om de verbinding concreet te maken tussen onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven op de thema’s van Future Factory. EDR houdt concreet in dat onderzoekers en studenten samen bij bedrijven participeren in het creëren van oplossingen/inzichten. Studenten en onderzoekers haken in op lopende ontwikkelingen (R&D) van bedrijven binnen Future Factory. Hierdoor blijft het onderzoek en onderwijs niet theoretisch, maar worden de resultaten praktisch toepasbaar voor bedrijven. Dit heeft een duidelijke relatie met de missie van het hbo (en mbo) om meer praktijkgericht onderzoek uit te voeren. Onderwijsvormen die gekoppeld worden zijn bijvoorbeeld: integrale projectgroepen, stage, minors en afstuderen. Hierin wordt onderscheid gemaakt in ontwerpen en uitvoeren.