Service of SURF
© 2025 SURF
Bij forensisch onderzoek op activiteitniveau worden de bevindingen van het forensisch onderzoek door een daarvoor opgeleide en toegeruste deskundige beoordeeld in de context van de zaak en in het licht van de zienswijzen van beide partijen over wat er zich heeft afgespeeld. Daarmee neemt de juridische relevantie van de conclusies toe. Bovendien geeft het onderzoek op activiteitniveau meer mogelijkheden om volgens wetenschappelijke regels bevindingen van verschillende disciplines te combineren. Een evaluatie op het activiteitniveau kan worden overwogen als er ten minste twee voldoende concrete en forensisch toetsbare scenario’s zijn die relevante kwesties in de zaak verwoorden en er vragen zijn over de waarde van het forensisch bewijs in relatie daartoe. Vaak zullen dat de standpunten zijn van het openbaar ministerie en van de verdediging. Het goed afstemmen van deze scenario’s en/of de daaruit voortvloeiende hypothesen, de voor de evaluatie benodigde contextinformatie en eventuele aannamen, is in dergelijke onderzoeken van cruciaal belang en daarmee vaak een secure klus. In dit artikel laten we zien wat er nodig is voor een onderzoek op activiteitniveau, hoe de afstemming vooraf verloopt en wie daarbij betrokken zijn. We lichten dit toe met voorbeelden uit de praktijk.
Forensisch sociale professionals hebben een cruciale rol in de trajecten van cliënten met verslavingsproblematiek. Veel onderzoek naar de effectiviteit van het forensische werk gaat over methodieken; er is relatief weinig bekend over de persoon van de forensisch sociale professional en diens persoonlijke stijl en opvattingen. Wat zijn bijvoorbeeld opvattingen ten aanzien van (de behandelbaarheid van) middelenmisbruik van forensische cliënten? Wanneer en hoe grijp je in als een cliënt terugvalt in middelengebruik? Hier is nog nauwelijks onderzoek naar verricht. In dit artikel presenteren wij de resultaten van een verkennend onderzoek naar de attitudes ten aanzien van cliënten die middelen gebruiken en behandelbaarheid van verslaving van reclasseringswerkers en professionals in de ambulante en klinische forensische zorg. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de verschillen tussen subgroepen naar gender, werkervaring, setting, verslavingsprofessional of niet, en persoonlijke ervaringen met middelengebruik/verslaving. Vervolgens wordt ingegaan op de acties en overwegingen van forensisch sociale professionals bij het constateren van middelengebruik bij cliënten. Na de conclusies besluiten we met enkele aanbevelingen voor de versterking van de beroepspraktijk. Eerst worden de bevindingen uit eerdere literatuur beschreven.
Net als in het boek van Dan Brown, de ‘Da Vinci Code’, is de politie altijd op zoek naar aanwijzingen die naar de dader kunnen leiden. Waar in het boek allerlei cryptische symbolen en codes verborgen achtergelaten worden als aanwijzingen, zal in de praktijk bij forensisch onderzoek van de politie of het NFI, sporen gevonden moeten worden op een plaats delict. Het onderwerp van dit projectvoorstel, DaVinciQD, ligt op het dateren van een van dat soort sporen, namelijk vingersporen. Er wordt standaard in forensisch onderzoek naar vingersporen gezocht en indien gedetecteerd en veiliggesteld, worden zij ter plaatse of in het forensisch lab onderzocht en vervolgens vergeleken met een grote databank. Relevant is het om te bepalen of een vingerspoor afkomstig is van de dader en dus relevant voor het forensisch onderzoek. Om dit te bepalen is het niet alleen noodzakelijk om een vingerafdruk zichtbaar te maken en te koppelen aan een persoon, maar ook om deze te kunnen relateren aan het tijdsframe van het gepleegde misdrijf. Daarom de vraag om een methode te ontwikkelen die in staat is om vingerafdrukken te dateren. Het bepalen van het moment van achterlaten van een vingerspoor is cruciaal enerzijds om te bepalen of deze relevant is voor het lopende onderzoek, maar ook in de context van bewijsvoering en een eventuele veroordeling van een dader. Een consortium bestaande uit de onderzoeksgroepen Advanced Forensic Technology en NanoBio van Saxion, het Nederlands Forensisch Instituut, de Nationale Politie, de Universiteit Twente en enkele private bedrijven, zal een methode ontwikkelen om met behulp van quantum dots de datering van vingersporen mogelijk maken. De methode zal niet alleen in het lab, maar ook in de praktijk van de forensisch onderzoeker getest en gevalideerd worden.
Nadat er een misdrijf heeft plaatsgevonden, doen forensisch onderzoekers van de Nationale Politie ter plekke onderzoek naar de toedracht van het incident. Hiertoe wordt gezocht en onderzoek verricht naar sporen op de plaats delict die aanwijzingen of antwoorden kunnen geven op de vragen: Wat is er gebeurd, hoe, en wie is hier verantwoordelijk voor? In dit onderzoeksvoorstel, DaVinciQD 2.0, gaan we onderzoek doen naar het dateren van biologische sporen, meer specifiek vingerafdrukken en bloedspatten. Voor forensisch onderzoek is het relevant om te bepalen of een aangetroffen vingerafdruk of bloedspoor afkomstig is van de dader. Maar het beantwoorden van de wie/wat vraag is in veel gevallen niet voldoende. Wat als de verdachte verklaart aanwezig te zijn geweest op de plaats-delict, maar niet ten tijde van het misdrijf, bijvoorbeeld omdat deze persoon daar woont of werkt? In dat geval wil je een antwoord op de hoe en wanneer-vraag: Wanneer is dit spoor aangebracht? Daarom is er vanuit de praktijk de dringende vraag naar een dateringsmethode die op de plaats-delict kan bepalen hoe oud een gevonden spoor is. HIermee wordt snel een antwoord verkregen, waarmee het forensische onderzoeksproces sneller en efficiënter kan worden uitgevoerd. De onderzoeksgroepen Applied Nanotechnology en Technologies for Criminal Investigations van Hogeschool Saxion, het Nederlands Forensisch Instituut, de Nationale Politie, Universiteit Twente, TU Delft en enkele private bedrijven willen gezamenlijk een methode ontwikkelen om met behulp van quantum dots de datering van biologische sporen op de plaats-delict mogelijk te maken. Deze nanometer-grote quantum dots zullen zodanig gefunctionaliseerd worden dat zij specifiek aan eiwitten in het spoor kunnen binden, om zo door middel van aanstralen met forensisch licht datering mogelijk te maken. De methode zal allereerst ontwikkeld en getest worden in het lab, om daarna ook in de praktijk van de forensische onderzoeker getest, gevalideerd en uitgeleerd te worden.
De schuldenproblematiek onder delinquenten is groot, complex en diepgeworteld en vraagt dan ook een interdisciplinaire aanpak vanuit zowel het justitiële als sociale domein. Dit vraagt inzicht in de rol van de verschillende betrokken organisaties in de aanpak van schulden onder delinquenten (denk aan rechtspraak, OM, gevangeniswezen, reclassering, forensische (verslavings)zorg, schuldhulpverlening en gemeentelijke nazorg) alsmede in de werkzame elementen in de samenwerking en de wijze waarop deze kunnen worden versterkt.