Service of SURF
© 2025 SURF
This is the second edition of the Startup Workbook. This workbook is different from the first version. The first version, which was made with a so called touch-grant from Saxion, was primarily a digital version. In addition, the book was printed as a deluxe edition in a limited number of copies. The eBook has quickly been downloaded thousands of times through the website (www.startupwerkboek.nl). By using the Startup Work-book by Startups in the Startup Center Saxion (part of the Center for Entrepreneurship) it was revealed that one has a need to really use it as a workbook. That is, the questions that are in the book, must be filled in. Some Startups printed out the downloaded version, to be able to use it for writing answers. The printed version has therefore become a real book. That means that the questions can be answered directly in the book. It is in a writable form. If you have access to the Toolbox, you can also fill in the online questionnaire after each step, which you then will get mailed back. If required we can then remotely assist you with your cus-tomer development based on your reply. Another change in this version is that the business devel-opment trajectory isn’t spread over 12 weeks, but spread over 12 steps. A startup probably needs a week for a certain step, whereas another startup may sometimes need more time. This second edition is still primarily an eBook, which is free to download. The advantage of the eBook is that adjustments can be made quickly (the knowledge and methodologies for startups go so fast), and direct links to other website can be used easier when presented in an electronic way.
MULTIFILE
Miriam Rasch debuteerde dit jaar bij uitgeverij De Bezige Bij met haar essaybundel Zwemmen in de oceaan. Voor De Internet Gids schreef zij het vorige week verschenen ebook 40: Een fictief smartphone-essay over vriendschap. De webredactie vroeg haar daarom om zichzelf te introduceren door ‘grote internet vragen’ te beantwoorden.
Journalisten die veel interactie met hun publiek hebben (zoals consumentenprogramma’s) ontvangen via diverse, vaak besloten, kanalen (Facebook Messenger, WhatsApp, e-mail, fora) een grote stroom tips en/of berichten. Radio Dabanga, bijvoorbeeld, een op Soedan gericht radiostation in Amsterdam en ook een redactie met veel publieksinteractie, krijgt alleen al via WhatsApp 500-3000 berichten per dag. Met een redactie van twee mensen kan niet alles gelezen worden. Maar zelfs als dat kon, dan kan nog niet alles geverifieerd. Het gevolg is dat berichten gemist worden, dat Dabanga-journalisten vooral zoeken naar hun al bekende afzenders, en dat zij permanent het gevoel hebben belangrijke informatie te missen, waardoor zij hun contacten tekort te doen. Dit consortium onderzoekt of data science technieken hierbij kunnen helpen. Natural language processing technieken kunnen helpen de berichtenstroom beter te structureren waardoor tips over laag-frequente onderwerpen niet over het hoofd gezien worden. Recommender systemen kunnen ingezet worden om een betrouwbaarheidsindex te ontwerpen voor tot nog toe onbekende afzenders. Het resultaat is dan minder ondergesneeuwde tips en minder ondergesneeuwde afzenders. De uitkomsten worden getest met journalistenpanels. Bij goede resultaten uit bovenstaande onderzoeken, bouwt het consortium een prototype van de Berichtentemmer: een tool die helpt berichten uit diverse kanalen per onderwerp te structureren. Daardoor kunnen journalisten hun netwerken beter en efficiënter benutten. Bij het bouwen van deze tool hoort ook dat de gebruikte algoritmen transparant moeten zijn voor de journalist en de presentatie van de resultaten niet sturend mag zijn. Het consortium bestaat daarom uit een ‘Data science’-projectgroep voor het ontwerpen en testen van de algoritmen, en uit een ‘Ethiek & design’-projectgroep voor het ontwerpen van richtlijnen over transparantie van de algoritmen en de datavisualisatie. Tenslotte is er een ontwikkelgroep bestaande uit een combinatie van studenten en professional developers. Zij bouwen het prototype.
Dit project richt zich op mkb-ondernemers die deelnemen aan een ondernemerscollectief in een binnenstedelijk winkelgebied en zichzelf geconfronteerd zien met een forse omzetverschuiving van offline winkelen naar online winkelen. Om tijdig en op de juiste wijze te reageren op het veranderend koopgedrag van consumenten, willen mkb-ondernemers laten onderzoeken hoe op internettechnologie gebaseerde marketing- en verkoopacties door ondernemerscollectieven kunnen bijdragen aan meer omzet voor henzelf én aan het vergroten van de consumententrekkracht en verblijfswaarde van hun winkelgebied. Het consortium wordt gevormd door de Hogeschool van Amsterdam, Universiteit Utrecht, Het Platform De Nieuwe Winkelstraat (DNWS), Stad&Co, Q&A Research & Consultancy, een mkb-ondernemer en het collectief Arnhem Winkelstad. Deelnemers zijn collectieven uit Amsterdam (drie collectieven), Arnhem, Eindhoven, Roosendaal, Wageningen en Zevenaar en per collectief telkens één of twee mkb-ondernemers. De centrale onderzoeksvraag van dit project luidt: ?Hoe kunnen ondernemerscollectieven in binnenstedelijke winkelgebieden op basis van internettechnologieën hun business model versterken waardoor de deelnemende individuele mkb-ondernemers meer omzet kunnen genereren?? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn vier deelvragen met samenhangende werkpakketten geformuleerd die door de consortiumpartners op basis van praktijkgericht onderzoek worden uitgevoerd. De nieuwe kennis die met dit project wordt gegenereerd over de opzet, inrichting en werking van collectieven in binnenstedelijke winkelgebieden en hun op internettechnologie gebaseerde interventies, is van groot belang voor de overlevingskansen van winkeliers in heel Nederland. De resultaten van de interventies die in dit project worden ontwikkeld, geïmplementeerd en getest, kunnen - na validatie - door andere collectieven worden overgenomen en ingebed in hun eigen winkelgebied. Naast state-of-the-art kennis over consumer insights, de werking van business modellen van collectieven en de effectiviteit van hun interventies, is het meest belangrijke eindproduct van het project een handboek voor ondernemerscollectieven met een concreet Plan van Aanpak voorzien van praktische tips en adviezen over hoe collectieven de verschillende onderdelen van hun business model kunnen optimaliseren. Kennisplatform De Nieuwe Winkelstraat en Stad&Co zorgen er voor dat dit handboek onder de aandacht van de collectieven komt.
Dit project heeft tot doel in kaart te brengen hoe virtuele en fysieke sociale interacties in de vrije tijd zich tot elkaar verhouden. Wat is de impact van virtualisering van de vrijetijd op lokale praktijken? Vrijetijdspraktijken worden traditioneel gezien als gelegenheden bij uitstek om op een laagdrempelige manier in contact te komen met anderen en worden aangewend om sociale cohesie te bewerkstelligen (bijvoorbeeld via urban gardens). Het internet heeft echter voor nieuwe vormen van vrijetijdsbesteding en daarmee gepaard gaande sociale interactie gezorgd. Het is mogelijk om -bijvoorbeeld in het kader van een hobby zoals gamen- contact te leggen met gelijkgestemden aan de andere kant van de wereld. Dit roept de vraag op naar de invloed van digitale media en individualisering van de vrije tijd op de omvang en aard van sociale netwerken die aan de basis staan van sociale cohesie en sociaal kapitaal. Mogelijk versterken virtuele praktijken lokale sociale netwerken. Aan de andere kant kunnen mensen met een beperkte toegang tot de virtuele wereld buitengesloten raken. Onderzoek is nodig om te begrijpen hoe virtuele en fysieke sociale contacten op elkaar inwerken. In afstemming met bewoners en lokale organisaties beoogt dit project vervolgens een antwoord te geven op de vraag hoe de interactie tussen virtuele en fysieke praktijken succesvol kan bijdragen aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving. Het onderzoek zal een mixed methods benadering toepassen om inzicht te verkrijgen in de (micro)dynamiek van de interactie tussen virtuele en fysieke vrijetijdspraktijken Vervolgens zullen de resultaten van het onderzoek benut worden om met bewoners en lokale organisaties een instrument te ontwikkelen om zowel fysieke als virtuele sociale verbindingen in de buurt in kaart te brengen en te versterken. Het project maakt deel uit van het onderzoeksprogramma Placemaking and Events van Breda University of Applied Sciences.