Service of SURF
© 2025 SURF
Samenvatting Achtergrond: Een integrale behandeling inclusief zelfmanagement bij chronisch obstructieve longziekte (COPD) leidt tot betere klinische resultaten. eHealth kan zorgen voor meer betrokkenheid bij patiënten waardoor ze in staat zijn een gezondere levensstijl aan te nemen en vast te houden. Desondanks is er geen eenduidig bewijs van de impact van eHealth op de kwaliteit van leven (quality of life (QoL)). Doel: Het primaire doel van de e-Vita COPD-studie was om te onderzoeken wat de effecten zijn van het gebruik van eeneHealth-platform voor patiënten op de verschillende domeinen van ziektespecifieke kwaliteit van leven van COPD-patiënten (CCQ). Methoden: We hebben de impact beoordeeld van het gebruik van een eHealth-platform op de klinische COPD-vragenlijst (CCQ). Deze vragenlijst omvatte subschalen van symptomen, functionele en mentale toestand. Een design met onderbroken tijdreeksen (interrupted time series (ITS)) is gebruikt om CCQ-gegevens op verschillende tijdstippen te verzamelen. Er is gebruik gemaakt van multilevel lineaire regressieanalyse om de CCQ-trends vóór en na de interventie te vergelijken. Resultaten: Van de 742 uitgenodigde COPD-patiënten hebben er 244 het document voor ‘informed consent’ ondertekend. In de analyses hebben we uitsluitend patiënten opgenomen die daadwerkelijk gebruik hebben gemaakt van het eHealthplatform (n=123). De afname van CCQ-symptomen was 0,20% vóór de interventie en 0,27% na de interventie; dit was een statistisch significant verschil (P=0,027). De daling van CCQ-mentale toestand was 0,97% vóór de interventie en na de interventie was er sprake van een stijging van 0,017%; dit verschil was statistisch significant (P=0,01). Er werd geen significant verschil vastgesteld in het verloop van CCQ (P=0,12) en CCQ-functionele toestand (P=0,11) vóór en na de interventie. Conclusie: Het e-Vita eHealth-platform had een gunstig effect op de CCQ-symptomen van COPD-patiënten, maar niet op de functionele status. De CCQ-mentale toestand bleef stabiel na de interventie, maar dit was een verslechtering in vergelijking met de verbeterende situatie voorafgaand aan de start van het eHealth-platform. Deze studie laat dus zien dat patiënten na de introductie van het COPD-platform minder symptomen ervaarden, maar dat hun mentale toestand tegelijkertijd licht verslechterde. Zorgprofessionals moeten zich ervan bewust zijn dat, ondanks de verbetering van symptomen, er een lichte toename van angst en depressie kan optreden na invoering van een eHealth-interventie.
Abstract Background: Integrated disease management with self-management for Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) is effective to improve clinical outcomes. eHealth can improve patients’ involvement to be able to accept and maintain a healthier lifestyle. Eventhough there is mixed evidence of the impact of eHealth on quality of life (QoL) in different settings. Aim: The primary aim of the e-Vita-COPD-study was to investigate the effect of use of eHealth patient platforms on disease specific QoL of COPD patients. Methods: We evaluated the impact of an eHealth platform on disease specific QoL measured with the clinical COPD questionnaire (CCQ), including subscales of symptoms, functional state and mental state. Interrupted time series (ITS) design was used to collect CCQ data at multiple time points. Multilevel linear regression modelling was used to compare trends in CCQ before and after the intervention. Results: Of 742 invited COPD patients, 244 signed informed consent. For the analyses, we only included patients who actually used the eHealth platform (n = 123). The decrease of CCQ-symptoms was 0.20% before the intervention and 0.27% after the intervention; this difference in slopes was statistically significant (P = 0.027). The decrease of CCQ-mental was 0.97% before the intervention and after the intervention there was an increase of 0.017%; this difference was statistically significant (P = 0.01). No significant difference was found in the slopes of CCQ (P = 0.12) and CCQ-function (P = 0.11) before and after the intervention. Conclusion: The e-Vita eHealth platform had a potential beneficial impact on the CCQ-symptoms of COPD patients, but not on functional state. The CCQ-mental state remained stable after the intervention, but this was a deterioration compared to the improving situation before the start of the eHealth platform. Therefore, health care providers should be aware that, although symptoms improve, there might be a slight increase in anxiety and depression after introducing an eHealth intervention to support self-management. Trial registration: Our study is registered in the Dutch Trial Register (national registration of clinical trails, mandatory for publication) with number NTR4098 and can be found at http://www.trialregister.nl/trial/3936.
eHealth education should be integrated into vocational training and continuous professional development programmes. In this opinion article, we aim to support organisers of Continuing Professional Development (CPD) and teachers delivering medical vocational training by providing recommendations for eHealth education. First, we describe what is required to help primary care professionals and trainees learn about eHealth. Second, we elaborate on how eHealth education might be provided
De inzet van blended care in de zorg neemt toe. Hierbij wordt fysieke begeleiding (face-to-face) met persoonlijke aandacht door een zorgprofessional afgewisseld met digitale zorg in de vorm van een platform of mobiele applicatie (eHealth). De digitale zorg versterkt de mogelijkheden van cliënten om in hun eigen omgeving te werken aan gezondheidsdoelen en handvatten tijdens de face-to-face momenten. Een specifieke groep die baat kan hebben bij blended care zijn ouderen die na revalidatie in de geriatrische revalidatiezorg (GRZ) thuis verder revalideren. Focus op zowel bewegen (door fysio- en oefentherapeut) en voedingsgedrag (door diëtist) is hierbij essentieel. Echter, na een intensieve zorgperiode tijdens hun opname wordt revalidatie veelal thuis afgeschaald en overgenomen door een ambulant begeleidingstraject of de eerste lijn. Een groot gedeelte van de ouderen ervaart een terugval in fysiek functioneren en zelfredzaamheid bij thuiskomt en heeft baat bij intensieve zorg omtrent voeding en beweging. Een blended interventie die gezond beweeg- en voedingsgedrag combineert biedt kansen. Hierbij is maatwerk voor deze kwetsbare ouderen vereist. Ambulante en eerste lijn diëtisten, fysio- en oefentherapeuten erkennen de meerwaarde van blended care maar missen handvatten en kennis over hoe blended-care ingezet kan worden bij kwetsbare ouderen. Het doel van het huidige project is ouderen én hun behandelaren te ondersteunen bij het optimaliseren van fysiek functioneren in de thuissituatie, door een blended voeding- en beweegprogramma te ontwikkelen en te testen in de praktijk. Ouderen, professionals en ICT-professionals worden betrokken in verschillende co-creatie sessies om gebruikersbehoefte, acceptatie en technische eisen te verkennen als mede inhoudelijke eisen zoals verhouding face-to-face en online. In samenspraak met gebruikers wordt de blended BITE-IT interventie ontwikkeld op basis van een bestaand platform, waarbij ook gekeken wordt naar het gebruik van bestaande en succesvolle applicaties. De BITE-IT interventie wordt uitgebreid getoetst op haalbaarheid en eerste effectiviteit in de praktijk.
Onderdeel van het RAAK Publiek-project was het ontwikkelen van een eHealth platform (www.vkbmonitor.nl) waarin bestaande smart devices werden gebruikt (bijvoorbeeld Fitbit One) of nieuwe zijn ontwikkeld (bijvoorbeeld iCaptur). Na een periode van intensief gebruik werden de belemmerende en bevorderende factoren van het gebruik van de VKB-monitor en de smart devices zoals ervaren door professionals en patiënten in kaart gebracht. Deze inventarisatie maakte duidelijk, dat fysiotherapeuten, ondanks dat zij doordrongen zijn van de voordelen van technologieën, veel barrières ervaren om eHealth en smart devices in de praktijk te implementeren. Er blijkt dus een verschil te zijn tussen wat fysiotherapeuten in theorie ondersteunen en de mate waarin fysiotherapeuten in de zorgpraktijk eHealth en smart devices daadwerkelijk (kunnen) inzetten. Onze ervaring vanuit het RAAK Publiek-project is dat de inzet van technologieën voor het monitoren van herstel van mensen na een VKB-reconstructie in ieder geval geen vanzelfsprekendheid is. Voor het duurzame inzetten van deze technologieën heeft men competenties nodig, zoals digitale geletterdheid waaronder ‘mediawijsheid’, die vertaald moeten worden naar het dagelijks fysiotherapeutisch methodisch handelen van de zorgprofessional. Denk hierbij o.a. aan ‘het veilig en ethisch omgaan met technologie’ en ‘afwegingen kunnen maken tussen e-zorg en face-to-face behandeling’. Toekomstige zorgprofessionals dragen in het ideale geval ook bij aan de (door)ontwikkeling van technologie om deze optimaal te laten aansluiten bij de dagelijkse praktijk. Hiervoor moeten zij verbeterpunten kunnen herkennen en samen met ontwikkelaars (Bèta Sciences & Technology, CMD en ICT) naar oplossingen zoeken (‘sociale en culturele vaardigheden’ en ‘communicatie’). We denken de kans op het gebruik van technologie in de fysiotherapiepraktijk te kunnen vergroten door expliciet aandacht te besteden aan deze 21st century skills binnen de fysiotherapieopleiding van Zuyd (http://curriculumvandetoekomst.slo.nl/21e-eeuwse-vaardigheden). Tijdens het RAAK Publiek-project was er al intensieve betrokkenheid van studenten, onderzoekers en docenten van de opleidingen fysiotherapie, communicatie en multimedia design (CMD), ergotherapie, biometrie, Bèta Sciences & Technologie en ICT en de lectoraten ‘Voeding, Leefstijl en Bewegen’ en ‘Smart Devices’. De betrokken studenten hebben vooral binnen het top-traject van deze opleidingen (jaar 3,4) kennis gemaakt met de inhoud van het project (afstudeerproject of werkstudent). Ook is er een workshop ontwikkeld (onderwijs) om fysiotherapeuten met de VKB-monitor vertrouwd te maken. Willen eHealth en smart devices een grotere kans van slagen hebben om structureel ingebed te worden in de fysiotherapiepraktijk, zullen alle toekomstige fysiotherapeuten vroegtijdig gesensibiliseerd en opgeleid moeten worden om de benodigde competenties hiervoor te ontwikkelen. Voor een duurzame inbedding moet het onderwerp: 1) vroeger aan bod komen in het onderwijs (jaar 1,2), waarbij de bovengenoemde competenties (bijvoorbeeld ‘afwegen tussen e-zorg en face-to-face’) centraal staan en 2) aan alle studenten aangeboden worden. Daarnaast moeten studenten fysiotherapie leren om interprofessioneel samen te werken met (toekomstige) professionals vanuit Bèta Sciences & Technologie, CMD en ICT om technologieën te optimaliseren voor de praktijk. In dit project willen we daarom een verdiepingsslag maken naar duurzame inbedding van de thematiek in het onderwijs via de ontwikkeling van een set van interprofessionele en interfacultaire onderwijseenheden, in de vorm van bijvoorbeeld casuïstiek en co-creatie technieken.
During the coronavirus pandemic, the use of eHealth tools became increasingly demanded by patients and encouraged by the Dutch government. Yet, HBO health professionals demand clarity on what they can do, must do, and cannot do with the patients’ data when using digital healthcare provision and support. They often perceive the EU GDPR and its national application as obstacles to the use of eHealth due to strict health data processing requirements. They highlight the difficulty of keeping up with the changing rules and understanding how to apply them. Dutch initiatives to clarify the eHealth rules include the 2021 proposal of the wet Elektronische Gegevensuitwisseling in de Zorg and the establishment of eHealth information and communication platforms for healthcare practitioners. The research explores whether these initiatives serve the needs of HBO health professionals. The following questions will be explored: - Do the currently applicable rules and the proposed wet Elektronische Gegevensuitwisseling in de Zorg clarify what HBO health practitioners can do, must do, and cannot do with patients’ data? - Does the proposed wet Elektronische Gegevensuitwisseling in de Zorg provide better clarity on the stakeholders who may access patients’ data? Does it ensure appropriate safeguards against the unauthorized use of such data? - Does the proposed wet Elektronische Gegevensuitwisseling in de Zorg clarify the EU GDPR requirements for HBO health professionals? - Do the eHealth information and communication platforms set up for healthcare professionals provide the information that HBO professionals need on data protection and privacy requirements stemming from the EU GDPR and from national law? How could such platforms be better adjusted to the HBO professionals’ information and communication needs? Methodology: Practice-oriented legal research, semi-structured interviews and focus group discussions will be conducted. Results will be translated to solutions for HBO health professionals.