Service of SURF
© 2025 SURF
Social innovation and spirituality are often associated with each other. This association is one the main reasons for this study, especially because it has not been studied very much. Therefore the goal of this study is to explore the different levels and aspects of spirituality in the field of social innovation to set them into relation with each other. In doing so this study wants to make a contribution to the area of spirituality in organizations as a sub-discipline of spirituality research and to management science.
Dit artikel stelt dat beleidsverandering binnen de Europese Unie (EU) ook voortkomt uit besluitvorming op dagelijks niveau. Om veranderingen aan te kunnen wijzen en te verklaren dient de traditionele rationele keuzetheorie en de oriëntatie op instrumenteel-strategisch handelen te worden aangevuld met een constructivistische zienswijze op discours als bron van verandering. Met de inzichten van constructivisten en communicatiewetenschappers wordt in dit artikel gekeken naar de voorwaarden en het zich voordoen van deliberatie als discursief proces dat beleidsverandering op dagelijks niveau bevordert. In dat verband is onderzoek verricht naar een tweetal besluitvormingsprocessen op het gebied van EU-justitiesamenwerking. De ene betreft een casestudie omtrent de onderhandelingen over de totstandkoming van het Europees Bewijsverkrijgingsbevel van 2008. De ander gaat over de onderhandelingen over een Raadsbesluit betreffende de toegang van politie tot het Visa Informatie Systeem. Uit beide casestudies blijkt dat onder bepaalde omstandigheden deliberatie uitmondend in beleidsverandering zich feitelijk heeft voorgedaan. ABSTRACT This paper argues that, in addition to the practice of strategic bargaining, one may very well find in the day-to-day running of the EU decision-making instances where changes in policy outcome result from occurrences of deliberation. Occurrences have indeed been signalled in both the 'EEW' and 'VIS' cases where negotiating parties engaged in reasoned exchanges of views that resulted in position shifts and even agreements on certain issues. Analysis of both cases demonstrates that in settings where the conditions of 'insulation','intensity' or 'access of non-state actors' were prominently present, deliberation and ensuing progress towards a more reasoned understanding of the issue concerned was more likely to occur. Furthermore, a certain detachment from technical detail, yet sufficient proximity to subject matter, absence of agenda constraints and small-group dynamics made it more likely that discussants were inclined to engage in more open-minded exchanges of views based on reason and argument. On balance, clearly identifiable occurrences of deliberation-promoting progress in decisionmaking have been found in the institutionally quite diversified and multifaceted environment of the EU. They can certainly be regarded as representative of other decision-making processes operating under similar conditions, processes of which the institutionally dense EU is particularly rich. In a way, the occurrences of deliberation identified constitute a path of progressive understanding that is bound to extend beyond the temporal boundaries of a specific decision-making procedure. Reasoned understandings on certain issues achieved in either the EEW or VIS process were likely to provide a fertile basis on which further reasoned discussion can evolve into other, future decision-making processes. As such the deliberative instances found in the EEW and the VIS cases are of all periods, including the post-Lisbon period, and should be examined as alternative sources of policy change in the EU, irrespective of the timeframe.
Nederland heeft in het Natura 2000 Beheerplan Deltawateren richtlijnen vastgelegd voor natuurbehoud en biodiversiteit. De Nederlandse wateren en de deltagebieden maken tweederde uit van de Natura 2000 gebieden en vormen een belangrijk leefgebied voor kustbroedvogels en zijn voor trekvogels onmisbaar als rustgebied en plek om te foerageren. Om natuurbeheer effectiever te kunnen laten verlopen, is monitoring van de dynamiek van estuariene natuur in de deltabeheercyclus van groot belang. Het biedt publieke professionals mogelijkheden om systeemontwerpen en/of systeemingrepen (tijdig) aan te passen. Voor projectmonitoring wordt gebruik gemaakt van conventionele meettechnieken die veelal arbeidsintensief en dus kostbaar zijn. Doel van dit project is te onderzoeken of het monitoren van natuurherstelprojecten efficiënter kan. Kernvraag is of door de inzet van nieuwe meettechnieken meer of andersoortige data tegen lagere kosten, over grotere arealen en met betere temporele resoluties kan worden vergaard. Oftewel meer systeembegrip. Op drie locaties in de Westerschelde (Baalhoek, Knuitershoek en Perkpolder) wordt geëxperimenteerd met innovatieve meettechnieken om beter inzicht te krijgen op factoren die van invloed zijn op het functioneren van getijdenecosystemen. Data van negen kernparameters wordt ingewonnen: (1) vogelaantallen, (2) benthos als vogelvoedsel, (3) benthos als bioturbator, (4) middelgrootte schaal morfologie, (5) grootschalige morfologie, (6) korte termijn (dagelijkse) veranderingen in sedimenthoogte, (7) bodemdichtheid, (8) hydrodynamiek: stroming /golven en (9) sedimentconcentraties in water. Het activiteitenplan bestaat uit zes werkpakketten: (1)het fysiek inrichten van de meetlocaties, (2) data-acquisitie op zowel conventionele- als innovatieve wijze, (3) data-analyse door vergelijkend onderzoek, (4) het ontwikkelen van een afwegingskader voor publieke professionals, (5) een plan van doorwerking en (6) projectmanagement. Na afronding van elke meetcampagne worden data geanalyseerd en vergeleken met modellen en kennis die tot dan toe bekend is. Kennis en expertise wordt op de DeltaExpertise-site (HZ Body of Knowledge) gestructureerd en ontsloten met behulp van de Expertise Management Methodologie en de Soft Systems Methodologie.
De grote maatschappelijke opgaven van deze tijd zoals de transities naar een energieneutrale productie- en consumptie, een inclusieve en eerlijke maatschappij en een duurzaam voedselsysteem dagen het ontwerpvak uit. Naast het ontwerpen van nieuwe producten of diensten worden ontwerpers steeds vaker gevraagd om projecten binnen deze transities te faciliteren door ontwerp en om samen te werken met organisaties of multi-stakeholdernetwerken aan schaalbare maatschappelijke oplossingen. Zodoende kunnen ontwerpers als ‘sociale ontwerpers’ in groeiende mate bijdragen aan het vergroten van maatschappelijke veerkracht. Hun open mindset, maar ook hun vermogen om te codesignen en oplossingen met gebruikers te testen maakt hen in de ogen van overheden en andere organisaties geschikt voor deze taak. Tijdens deze taak staan ontwerpers en afstuderende ontwerpstudenten echter voor een grote uitdaging: ze moeten samen met opdrachtgevers bepalen a.) op welke schaal ze binnen een bestaand systeem het beste kunnen interveniëren (b.v. in de wijk, op regionaal of op nationaal niveau) en b.) op welke aspecten (b.v. het veranderen van intenties van stakeholders, van regels voor samenwerking, of van de informatieflow) ze zich het beste kunnen richten om impact te maken. Het Project Impact onderzoek zal uitgangspunten voor deze keuze verkennen zodat ontwerpers hun interventies systematisch kunnen modelleren en communiceren. Project Impact zal hiervoor het denken over ‘leverage points’ (hefboompunten) voor systeemverandering samenbrengen met de expliciete en impliciete praktijkkennis van sociale ontwerpers en een framework ontwikkelen. Dit framework zal niet alleen handvatten geven aan het bepalen van invalshoeken voor sociaal ontwerp, maar ook een taal ontwikkelen om deze overwegingen te delen met opdrachtgevers (overheden, bedrijven) met het doel een betere samenwerking, en uiteindelijk meer impact. Project Impact is een verkenning van de mogelijkheden en dimensies van een dergelijk framework. Het zal ook, in codesign met de doelgroep een eerste handvat voor sociale ontwerpers ontwikkelen, testen en opleveren.