Service of SURF
© 2025 SURF
De organisatiestructuur van de gemeente Amsterdam leent zich niet goed voor het werken aan domeinoverstijgende grootstedelijke vraagstukken. Vaak worden daarom (externe) procesbegeleiders aangesteld om samenwerking tot stand te brengen tussen partijen met uiteenlopende belangen. De positie die deze procesbegeleiders innemen roept een interessante spanning op: wanneer de opdracht afgerond is, verdwijnt met hen ook veel cruciale kennis, en daarmee wordt het lerend vermogen van betrokken directies belemmerd; verantwoordelijkheid voor leren wordt immers uitbesteed. Wij onderzochten daarom: welke rol spelen (externe) procesbegeleiders in domeinoverstijgende projecten en wat leert de gemeentelijke organisatie daarbij?
LINK
Grootstedelijke vraagstukken zoals gebiedsontwikkeling, bestaanszekerheid en duurzaamheid vereisen een aanpak die zich over verschillende – bestuurlijke – domeinen uitstrekt. Dat vraagt om professionals die grenzen tussen die verschillende domeinen weten te overbruggen, om zo tot oplossingen te komen die recht doen aan een veelheid van vaak tegenstrijdige belangen. Deze professionals treden vaak op als ‘boundary spanners’. Maar hoe doen zij dit? En wat kunnen (aankomende) project- en programmamanagers daarvan leren?Op basis van vijf grootstedelijke praktijken laten we zien wat boundary spanners daarbij tegenkomen. Hiermee bieden we handvatten aan andere professionals om grenzen te overbruggen. We delen die kennis graag, om zo bij te dragen aan duurzame oplossingen voor domeinoverstijgende, grootstedelijke vraagstukken.
Het lectoraat Methodologie van Praktijkgericht Onderzoek bestudeert het praktijkgerichte onderzoek aan hogescholen en het onderwijs in onderzoek. Hiermee probeert het een bijdrage te leveren aan de verdere professionalisering daarvan. Een belangrijk aspect hierbij is het in kaart brengen van de meerwaarde van praktijkgericht onderzoek. In de politieke discussie over wetenschapsbeoefening in Nederland en de rol van het hbo daarin is het van belang dat we laten zien op welke manieren ons onderzoek bijdraagt aan de samen - leving. Als we in acht nemen dat praktijkgericht onderzoek altijd plaatsvindt midden in de complexiteit van maatschappelijke kwesties en dat dit via allerlei wegen waarde kan hebben, rijst de vraag: hoe breng je die meerwaarde op een zinvolle manier in kaart? In deze bijdrage laat ik zien dat praktijkgericht onderzoek voornamelijk plaatsvindt middenin complexe maatschappelijke vraagstukken en dat daarom traditionele manieren om meerwaarde aan te tonen, zoals het tellen van het aantal publicaties, niet werkt. Ik introduceer het begrip ‘doorwerking’ om de maatschappelijke meerwaarde te duiden en geef een manier om deze doorwerking in kaart te brengen zoals wij die binnen het Kenniscentrum Leren en Innoveren van Hogeschool Utrecht toepassen.
Grote steden staan de komende decennia voor enorme uitdagingen om ruimtelijke herstructurering en versterking van sociaaleconomische posities van bepaalde wijken, te combineren met leefbaarheids-, duurzaamheids-, en mobiliteitsambities. Dit zijn vraagstukken waar bij uitstek verschillende fysieke, sociale, economische en bestuurlijke professionals moeten samenwerken. Dit onderzoek richt zicht op boundary spanners, professionals die een sleutelrol spelen in het verbinden van domeinoverstijgende vraagstukken. Met de toename en complexiteit van maatschappelijke vragen in het grootstedelijke domein groeit ook de behoefte aan en het belang van boundary spanners in het realiseren van effectieve samenwerking. Kennis over de effectiviteit van hun werkpraktijken blijft echter achter. Gezien de urgentie van grootstedelijke vraagstukken, is het van groot belang deze kennis te ontwikkelen. De (grootstedelijke) professionals die in de rol van boundary spanner vervullen of die rol ambiëren vragen zich dan ook af: Hoe krijg ik zicht op mijn eigen boundary spanner praktijk als individu of binnen een team werken, welke mogelijke verbeteringen zijn er in ons handelen en wat daarvan is overdraagbaar naar andere professionals en andere situaties? Door deze praktijkvraag te combineren met theoretische kennis vanuit bestuurskunde en verandermanagement, geeft dit onderzoek antwoord op de overkoepelende onderzoeksvraag: Wat zijn de kenmerken van de werkpraktijken waarin (grootstedelijke) professionals, die we kunnen typeren als of boundary spanners, de grenzen tussen domeinen bij grootstedelijke vraagstukken weten te overbruggen? Het onderzoek is een co-creatie van stedelijke professionals in teams van vijf praktijkcases: het programma Haven-Stad (Amsterdam); de regiodeal Den Haag Zuidwest; het project Cruciale Mijl (Amsterdam); Combiwel buurtwerk (Amsterdam) en het team gebiedsadviseurs (Amsterdam), met onderzoekers van de Centres of Expertise van de Hogeschool van Amsterdam en de Haagse Hogeschool. Dit onderzoek expliciteert de werkregels die boundary spanners in staat stelt om domeinoverstijgend te werken en levert op die manier een wezenlijke bijdrage aan het realiseren van deze grootstedelijke vraagstukken.
In ‘Verbeelding in Transities’ werken negen onderzoeksgroepen van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, de Gerrit Rietveld Academie, Hogeschool Inholland en de Hogeschool van Amsterdam samen als SPRONG-groep. Ze ontwikkelen in acht jaar met maatschappelijke partners een landelijk kenniscentrum voor creatieve innovatie en maatschappelijk verdienvermogen. De vier hogescholen zijn verenigd in het Centre of Expertise for Creative Innovation (CoECI). Als kennisinstellingen in de culturele en creatieve sector (CCS) ontwikkelen zij het maatschappelijk verdienvermogen van de professionals die zij opleiden. Juist in deze tijd van toenemende onzekerheid, ongelijkheid en maatschappelijke veranderingen is het wegvallen van activiteiten in deze sector een grote zorg. 1 De onderzoeksgroepen beschikken over een beproefde infrastructuur voor duurzame samenwerking. Er is al ervaring opgedaan in het werken in labs en het uitwisselen van kennis. Middels SPRONG werken we aan de doorontwikkeling van de onderzoeksinfrastructuur die de ontwikkeling van discipline- en domeinoverstijgende kennis mogelijk maakt, bestaande uit: 1. Een observatorium om creatieve methodieken - Key Enabling Methodologies, KEMs2 - in kaart te brengen, te ontsluiten en door te ontwikkelen vanuit culturele, etnologische en technologische onderzoeksbenaderingen, zodat ze breed inzetbaar worden; 2. Verbeeldingswerkplaatsen waar de KEMs en het maatschappelijk verdienvermogen van de CCS getoetst worden bij praktijkvragen uit het sociale domein; 3. Interventieonderzoek om de werking van de inzet van deze KEMs bij maatschappelijke transitievraagstukken inzichtelijker en beter toepasbaar te maken. De eerste vier jaar ligt de focus op de wijze waarop KEMs die verbeeldingskracht en vindingrijkheid stimuleren en bijdragen aan inclusieve participatie in maatschappelijke transitieopgaven. De investering in de kennisinfrastructuur draagt bij aan een transformatie van de onderzoeksgroepen naar een krachtige SPRONG-groep die verweven is met maatschappelijke contexten, lokaal geworteld in een robuust partnernetwerk. In de tweede vier jaar wordt de infrastructuur uitgebreid en op grotere schaal ingezet t.b.v. actuele maatschappelijke transitieopgaven.