Service of SURF
© 2025 SURF
Fysieke en digitale sporen worden vaak gebruikt in strafzaken om misdrijven te bewijzen. Fysieke sporen worden meestal geanalyseerd om daarmee de bron van het spoor te achterhalen, maar forensisch onderzoekers toetsen de laatste jaren vaker hypothesen op activiteitniveau aan de hand van fysieke sporen. Op dit moment wordt nog weinig aandacht besteed aan activiteitniveau in de context van digitale sporen. Historisch gezien is dit be- grijpelijk omdat het tot voor kort nog lastig was om een persoon te koppelen aan een digitaal spoor. Maar nu smartphones, sociale media, slimme assistenten en horloges steeds persoonlijker worden, wordt in de bewijsvoering ook bij digitale sporen steeds vaker de vraag gesteld hoe het spoor is ontstaan. Het beantwoorden van die vraag kan helpen bij het vormen en toetsen van hypothesen en scenario’s in het rechercheonderzoek.Dit artikel begint met een introductie over het reconstrueren en bewijzen van activiteiten aan de hand van sporen. Vervolgens bespreken we een aantal Nederlandse strafzaken en analyseren we of en zo ja op welke wijze digitaal bewijs (mogelijk in samenhang met ander bewijs) is gebruikt om de activiteit van een verdachte te reconstrueren. Daarbij is zowel de digitale als de fysieke activiteit relevant nu onze fysieke ruimte en cyberspace in toenemende mate samensmelten. Dit artikel richt zich met name op de wijze waarop digitaal bewijs gebruikt kan worden bij het vormen en toetsen van hypothesen en scenario’s op activiteitniveau, en op de betekenis hiervan voor de opsporingspraktijk.
De tientallen miljarden slimme apparaten en smartphones die nu al het Internet of Things (IoT) vormen, laten een enorme hoeveelheid digitale sporen na. Een deel daarvan is zeer bruikbaar voor forensisch onderzoek. Met behulp van data science kunnen veel betere analyses van die sporen worden gedaan. niet alleen op bronniveau, maar ook op het niveau van activiteiten.
LINK
Mensen laten in het dagelijks leven steeds meer digitale sporen achter in computers, tablets en smartphones die waardevol kunnen zijn voor de opsporing en voor de bewijsvoering in strafzaken. Naast sporen die we bewust achterlaten, zoals berichten, foto’s en video’s, laten onze handelingen ook allerlei sporen na waarvan we ons veelal niet bewust zijn. Tezamen bieden al deze sporen een kijkje in het dagelijks activiteitenpatroon van een gebruiker. Het digitaal forensisch onderzoek dat zich hierop richt, wordt aangeduid als pattern-of-life forensics. Dit onderzoek is een waardevolle aanvulling voor het toetsen en opstellen van scenario’s, maar tegelijkertijd is het ook een complex onderzoeksgebied vanwege de snelle ontwikkelingen in hardware en software.In dit artikel geven we een aantal voorbeelden van pattern-of-life forensics aan de hand van rechterlijke uitspraken, experimenten die zijn uitgevoerd met smartphones en onderzoek dat is gepubliceerd in de literatuur. In het bijzonder hebben we ons daarbij gericht op het aantonen of een handeling met voorbedachte raad is verricht, op het aantonen van eigenaarschap van een smartphone en op de betrouwbaarheid van digitale sporen als die worden betwist. Juist het dagelijkse patroon van activiteiten dat door middel van pattern-of-life forensics wordt vastgesteld, kan bij uitstek vergeleken worden met observaties uit andere bronnen zoals beveiligingscamera’s, andere inbeslaggenomen bewijsstukken en/of getuigenverklaringen.
MULTIFILE
Hogeschool de Kempel wenst middels de subsidie de infrastructuur van praktijkgericht onderzoek te behouden en te versterken. Zij willen hiermee twee zaken verbeteren, namelijk: - Het realiseren van een inhoudelijke focus. Binnen het Kempelonderzoekscentrum heerst geen traditie van een gemeenschappelijk conceptueel kader, waar dit nu actueel en urgent lijkt. Voor het beantwoorden van onderzoeksvragen wil het Kempelonderzoekscentrum een conceptueel kader ontwikkelen dat is opgebouwd uit relevante begrippen en hun onderliggende relaties. Het begrip waar het in alle onderzoeksprojecten om draait is verantwoordelijkheid (responsibility). - Sterke externe gerichtheid. Het belang van een dialoog met de praktijk is tweeledig. Enerzijds wil je in de praktijk de inhoudelijke focus, en vervolgens de vraagstellingen horende bij deze focus, ophalen. Anderzijds wil je het ontwikkelde conceptueel kader, en vervolgens ook de aanbevelingen die zijn opgenomen in de onderzoeksrapporten, in de praktijk toetsen. Er dient onderzocht te worden of de activiteiten hebben opgeleverd wat de praktijk voor ogen had, met andere woorden of de via praktijkgericht onderzoek ontwikkelde kennis ook daadwerkelijk in de praktijk wordt benut en tot welke opbrengsten dat leidt. De realisatie en de output van bovenstaande dient als input voor een te organiseren symposium – ten gevolge van Corona een mix van digitale en fysieke ontmoetingen – en levert, samen met het verbeteren van de informatievoorziening en vindbaarheid van het Kempelonderzoekscentrum op de website, een bijdrage aan de versterking van de externe zichtbaarheid in de ‘buitenwereld’.
Sleuteltechnologieën stellen ons in staat om steeds doelgerichter te handelen. Voedselveiligheid is een belangrijk gebied waar deze technologieën een rol kunnen spelen. Een voorbeeld is de inzet van nieuwe DNA‐technieken om de bron van een voedselinfectie op te sporen. Dat dit geen science fiction meer is bleek onlangs uit het achterhalen van de bron van een reeks ernstige besmettingen met de bacterie Listeria monocytogenes. Met behulp van Whole Genome Sequencing (WGS) kon de bron, een vleeswarenfabriek, worden achterhaald. Op dit moment wordt deze analysetechniek vooral ingezet door overheidsinstanties, maar het biedt ook perspectief voor de beheersing van de voedselveiligheid door de bedrijven zelf. Het doel van het Precision Food Safety project is om de voedselverwerkende industrie voor te bereiden op de uitdagingen en mogelijkheden van het gebruik van moderne DNA‐sequencing technologieën voor de monitoring en controle van de productiefaciliteiten op pathogene bacteriën. In het project zal de mogelijkheid van toepassing van WGS voor de detectie van pathogene bacteriën in de productieketen worden onderzocht. Hiervoor zal de MinION een mini DNAsequencer worden ingezet. Tijdige detectie en identificatie van pathogene bacteriën stelt bedrijven in staat tot sneller ingrijpen, waarmee kan worden voorkomen dat besmette producten in de winkelschappen terecht komen. Daarnaast zullen de effecten van hygiënische maatregelen worden onderzocht en een visualisatietool worden ontwikkeld waarmee de resultaten van het onderzoek van een productielocatie kunnen worden weergegeven. De focus zal liggen op Listeria monocytogenes, omdat deze bacterie momenteel gezien wordt als de grootste voedselveiligheidsuitdaging in deze tijd. De in het project ontwikkelde methoden moeten de voedingsindustrie tools in handen geven voor “precision food safety”. In het project participeren bedrijven uit verschillende sectoren van de voedselverwerkende industrie en bedrijven die diensten verlenen op het gebied van voedselveiligheid.