Service of SURF
© 2025 SURF
Hulpverlening vindt door de coronacrisis in veel gevallen digitaal plaats, evenals het onderwijs. Echter is de inhoud van de lessen nog steeds gericht op fysieke hulpverlening. Het onderwijs zou de kans moeten grijpen om digitale hulpverleningsvaardigheden aan te leren aan de studenten van Social Work.
MULTIFILE
Wekelijkse, fysieke consulten bij een sociaal werker… Volgens Aafke Brinkhuijsen en Niels Hermens van Hogeschool Inholland past dat niet meer bij de huidige, digitale tijd. Het innoveren en digitaliseren van social work is geen luxe, maar noodzaak met de huidige schaarste aan zorgverleners. Aafke en Niels van Hogeschool Inholland onderzoeken hoe zorgverleners en patiënten kunnen profiteren van digitale hulpverlening. Hoe ziet de toekomst van social work er volgens hen uit? Dat vertellen ze in deze podcast van Hogeschool Inholland, New Scientist en het Centre of Expertise Preventie in Zorg & Welzijn.
LINK
In the 1980s there was a lot of discussion about whether monitoring special conditions should be a probation task, and whether this can be combined with offering help and assistance. The authors show that this discussion has been settled by introducing a specific knowledge base for probation work. They outline a number of important developments in recent decades: the focus on risk and the enforced framework, and the great influence of new technology. Nevertheless, an important basis for probation remains unchanged: the quality of the contact between probation officer and client.
Traditioneel vindt communicatie tussen zorgvragers en zorgprofessionals één op één plaats: fysiek, telefonisch of digitaal in de vorm van beeldbellen. De laatste jaren, en zeker sinds de coronacrisis, zijn meer diverse vormen van communicatie en samenwerking ondersteund door digitale platforms onder de aandacht gekomen. Digitale communicatiesystemen, ontworpen door gespecialiseerde MKB's, bieden in theorie mogelijkheden om langer thuis wonen te faciliteren, door zorggebruikers de regie te geven om hun eigen netwerk en hun zorg- en hulpverleners te organiseren en met elkaar te laten communiceren. Zorggebruikers zien echter nog maar beperkt de meerwaarde van de systemen. Zorgprofessionals op hun beurt maken zich zorgen dat de platforms de werkdruk verhogen vanwege de extra administratieve handelingen die ze meebrengen. Ook vragen zij zich af of de platforms het primaire zorgproces wel ondersteunen. Participatief ontwerp van platforms kan in theorie bijdragen aan goede aansluiting bij behoeften van diverse gebruikers, echter, in de praktijk gebeurt echte, volledige participatieve vormgeving nog te weinig. Onze centrale vraag: Hoe kunnen digitale platforms van mkb’s ontwikkeld in volledige samenwerking met gebruikers bijdragen aan een groter en beter gebruik van de platforms en aan het goed organiseren van zorg en ondersteuning bij mensen thuis, en daarmee langer thuis blijven wonen faciliteren? We doen een ontwerpgericht actieonderzoek met meerdere cases, waarin de context van gebruikers en hun ervaringen in relatie tot de platforms worden onderzocht en ontwerpprincipes voor een optimale gezamenlijke ontwikkeling en gebruik van digitale communicatieplatforms worden gegenereerd. Het consortium van het onderzoeksproject bestaat uit: - 3 mkb’s en een stichting die digitale platforms ontwikkelen (Eljakim, OZOverbindzorg, Wijzelf en GezondheidFabriek) - 5 lectoren van de hogescholen Windesheim, -Arnhem en Nijmegen en -Rotterdam die deel uitmaken van het Lectorenplatform Zelfmanagement - 2 zorgorganisaties, te weten Zorggroep Almere en huisartsenpraktijk Medi-Mere - 3 vertegenwoordigers van cliëntenbelangenorganisaties - meerdere onderzoekers in zorg en hulpverlening.
In de samenleving wordt dagelijks schriftelijk en digitaal gecommuniceerd met burgers om ze te informeren, te betrekken en aan te zetten tot participatie. Helaas heeft ten minste 18 % van alle Nederlanders moeite met het begrijpen van alledaags taalgebruik en nog meer met de taal gebruikt door de overheid, publieke sector en hulpverlening. Moeilijk taalgebruik en een afstandelijke toon hebben een uitsluitende werking en vergroten de kloof tussen professionals en burgers: cliënten begrijpen hun eigen zorgplan niet, huurcontracten worden verkeerd geïnterpreteerd, financiële voordelen worden misgelopen. Burgers haken af, voelen zich niet verbonden en ervaren problemen omdat ze de ingewikkelde samenleving niet kunnen bijbenen. Professionals in verschillende sectoren vinden het problematisch dat veel mensen waarmee zij samenwerken hen niet begrijpen of zich niet fijn bejegend voelen. Hun taalboodschappen sluiten onvoldoende aan en zetten niet aan tot adequaat handelen waardoor professionals niet bereiken wat ze willen bereiken met burgers en deze laatsten voordelen mislopen en zelfs, nadelen ondervinden. Taalboodschappen dienen zo geformuleerd dat burgers deze begrijpen, zich verbonden voelen en zelfstandig tot handelen kunnen komen, zonder dat dit leidt tot aanvullende hulpvragen of negatieve emoties. Dit leidt tot de centrale onderzoeksvraag: Op welke wijze kunnen professionals begrijpelijke taal in schriftelijke en digitale communicatie met burgers hanteren en duurzaam inzetten binnen verschillende maatschappelijke domeinen ? Drie hogescholen onderzoeken via een participatief actieonderzoek in 3 werkpakketten met professionals én burgers in de publieke sector, zorg,- en welzijnsorganisaties hoe professionals taalboodschappen kunnen versterken in begrijpelijke taal die (1) acceptabel is voor burgers, (2) professionals en burgers verbindt om gezamenlijk tot betekenis te komen en (3) burgers versterkt in eigen regie en kracht waardoor zij handelingsopties zien. Het project ‘Nu begrijp ik je! (en doe ik mee)’ wil bijdragen aan een inclusieve samenleving doordat professionals begrijpelijke taal hanteren met burgers in verschillende contexten.
In Nederland hebben 75.000 tot 116.000 gezinnen te kampen met problemen op meerdere levensgebieden, zoals het voeren van de huishouding, opvoeding, financiën, individuele ontwikkeling en relaties. De lijdenslast van deze gezinnen is groot en de publieke kosten per gezin zijn hoog. Kenmerkend voor deze gezinnen is dat ze zowel problemen hebben in het gezin, als problemen met de hulpverlening. Sinds 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning aan gezinnen met meervoudige problemen. Sociaal werkers nemen een sleutelpositie in bij de ondersteuning aan deze gezinnen. Ze hebben de belangrijke taak om de problemen, die vaak van generatie op generatie doorgegeven worden, te doorbreken. Het realiseren van ondersteuning aan deze gezinnen is complex. Sociaal werkers verwoorden een paradox: de meervoudigheid van de problematiek vraagt om samenwerking, maar juist samenwerking is vanwege deze meervoudigheid moeilijk te realiseren. De ervaring leert dat gebrekkige samenwerking, zowel met het gezin als tussen de hulpverleners onderling, fatale gevolgen kan hebben. Sociaal werkers geven aan dat er een andere werkhouding nodig is om in gezinnen met meervoudige problemen effectief samen te werken. Zij willen komen tot een houding waarmee zij zich duidelijk positioneren, als professional verbinding kunnen leggen met alle betrokkenen (cliënten, sociaal netwerk, professionals en leidinggevenden) en deze kunnen aanspreken op (de effecten van) hun handelen. Om hun handelen te optimaliseren, willen zij structureel op hun houding reflecteren. In aansluiting op voorgenoemde behoeften van sociaal werkers ontwikkelen we, samen met sociaal werkers, een op sociale technologie gebaseerde ?tool?: een leerinstrument dat hun reflectie ondersteunt. Het doel van dit instrument is dat professionals hun op samenwerken gerichte houding kunnen observeren en hierop reflecteren in interactie met anderen als onderdeel van hun dagelijkse werkzaamheden. Op deze manier verbeteren professionals de kwaliteit van de samenwerking en daarmee ook de ondersteuning aan gezinnen met meervoudige problemen.