Service of SURF
© 2025 SURF
Het ontwerpen en realiseren van spelonderwijs dat voor iedere leerling betekenisvol en uitdagend is, is een complexe opgave. In dit proces kan een vakdidactisch model de leraar de nodige structuur, houvast en richting bieden. In dit artikel wordt ingegaan op spelgecentreerde modellen die zowel in de sport als het bewegingsonderwijs bruikbaar zijn.
Voortbordurend op de eindrapportage van de evaluatie van de Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB) in 2020 (Van der Klink, Simon, & Sluijsmans, 2020) is invulling gegeven aan een herontwerp van de BDB. In september 2020 is de herziene versie van de BDB gestart met een pilot van de startmodule en de vervolgmodule. Dit gehele traject liep van september 2021 tot juni 2021. In dit rapport wordt verslag gedaan van flankerend onderzoek met als doel om evidentie te verzamelen over de pilots van de start- en vervolgmodule. Het onderzoek was gericht op de volgende onderzoeksvragen: Realiseert de BDB de beoogde opleidingsdoelen? Verloopt de uitvoering rimpelloos? En waar is vanuit inhoudelijke of pragmatische redenen bijstelling nodig óf wenselijk van de start- en vervolgmodule? Uit de resultaten van de toegepaste onderzoeksinstrumenten (vragenlijsten, interviews en observaties) kan geconcludeerd worden dat het herontwerp van de BDB succesvol is verlopen. Alle geïnterviewde BDB-deelnemers geven aan over het algemeen tevreden te zijn over de opzet, inhoud en leeropbrengsten van de BDB. Door hun leeropbrengsten hebben zij het idee dat zij een meer volledig beeld verkregen hebben van wat het docentschap bij Zuyd inhoudt.
Dit rapport beschrijft uitvoerig een onderzoek naar mogelijkheden en opbrengsten van het inzetten van Professionele Simulatie Ontwerpsoftware in de bovenbouw van de basisschool. Deze casestudie is opgebouwd in vijf fasen waarvan de laatste fase antwoord geeft op de kracht van dit instrument voor het onderwijs. De studie mikt zowel op de didactische inzetbaarheid door de leerkracht als de bijdrage aan het ontwikkelen van denkvaardigheden bij leerlingen. De studie past in het onderzoek naar Mindtools en DME's en is grensverleggend in vergelijking tot gangbaar gebruik van ICT. De gebruikte software is van een hoog abstractieniveau maar blijkt door leerlingen al goed te gebruiken om hun talenten aan te spreken. In de eindconclusies worden perspectiefvolle resultaten genoemd. In de rapportage wordt ook geanticipeerd op verdere ontwikkelingen. Tijdens de casestudie zijn immers aanwijzingen gevonden dat leerlingen zeer geboeid kunnen zijn door het gebruik, dat ze sterke cognitieve redenatiepatronen kunnen opbouwen, analytische vaardigheden toepassen, dat ze uitvoerige kritische discussies met elkaar aangaan enz. Met andere woorden een dergelijk pakket zet leerlingen bij de juiste instrumentatie en begeleiding wel aan tot hoger orde denken. De abstracties van een dergelijk pakket gaat sommige leerlingen goed af. Ze vinden uiteindelijk de 3D weergave wel de kers op de appelmoes. Inzetten van dit soort software kan zeker aangemerkt worden als onderwijs inhoudelijk transitief. Het is interessant om t.z.t de diverse video-opnames uitvoeriger te analyseren op zowel de cognitieve als onderwijskundige opbrengsten. In de bijlagen zijn ontwikkelde ondersteunende materialen en resultaten van leerlingen opgenomen.
Met zo’n 176.000 ingeschreven hbo-studenten, bijna 38 procent van het totaal, is het hoger economisch onderwijs de grootste sector in het hbo. De aannames, theorieën, modellen en tools die deze toekomstige professionals meekrijgen zijn bepalend voor hoe de economie en het bedrijfsleven de komende jaren zullen worden vormgegeven. De sectorraad HEO van de Vereniging Hogescholen zet vol in op onderwijs dat bijdraagt aan een ecologisch en sociaal volhoudbare economie maar constateert ook dat het ‘oude’ economische denken stevig is verankerd in het formele én het verborgen curriculum. Uit onderzoek blijkt dat de daadwerkelijke transitie naar onderwijs voor een volhoudbare economie moeizaam verloopt. Aan verschillende hogescholen wordt onderzocht hoe de gevraagde innovatie van het economie- en businessonderwijs gestalte moet worden gegeven. Lectoraten doen er onderzoek op drie niveaus: (1) inhoudelijke vernieuwing, gericht op het (door)ontwikkelen van duurzame en inclusieve economische modellen en tools, (2) onderzoek naar de onderwijskundige en didactische aspecten van de vernieuwing van het economisch onderwijs en (3) veranderkundige onderzoek naar onderwijsinnovatie in het economisch domein: hoe krijgen we mensen en systemen daadwerkelijk mee? De betrokken lectoren weten elkaar nu al goed te vinden maar een stevige onderzoekstructuur ontbreekt. Er is een groot verlangen naar een platform van waaruit continuïteit en samenhang in het onderzoek kunnen worden aangebracht. Het beoogde platform sluit aan op meerdere thema’s (o.a. Energietransitie & Duurzaamheid en Landbouw Water Voedsel) en onderscheidt zich bijvoorbeeld van het bestaande lectorenplatform Circulaire Economie door haar nadrukkelijke focus op onderzoek naar de praktijk van onderwijsinnovatie in het economisch domein.
Doel van dit project is het vergaren van nieuwe kennis over het ontwikkelen van 21st Century skills (CS) binnen het onderwijs van Moleculaire Biologie. De basishypothese is dat de skills kritisch denken, informatievaardigheden en creativiteit kunnen worden gestimuleerd door leerlingen actief, in een construerende rol en in een virtuele omgeving, te laten experimenteren met realistische simulaties van moleculaire processen. Biologiedocenten in de onderbouw van het voortgezet onderwijs geven aan behoefte te hebben aan kennis en een didactisch handelingsrepertoire om leerlingen deze vaardigheden bij te brengen als onderdeel van de ontwikkeling van een wetenschappelijke houding. In alle wetenschappen, in het bijzonder de bètawetenschappen, spelen modellen een belangrijke rol, als middel voor representatie en ontwikkeling van wetenschappelijke kennis. Een probleem bij het bereiken van leerdoelen rond modellen is de visualisatie van processen op moleculair niveau. Met moderne technologieën (zoals VR) kunnen modellen visueel, driedimensionaal op moleculair niveau weergegeven worden en ook de beweging interactie op celniveau. Kritisch en creatief omgaan met dergelijke modellen is de kern van wetenschappelijk denken. In dit project richt het consortium onder leiding van het lectoraat Onderwijsbehoeften en Inclusieve Leeromgevingen van Windesheim zich op de volgende praktijkvraag: ‘Op welke wijze kunnen biologie docenten hun leerlingen 21e-eeuwse vaardigheden (kritisch denken, informatievaardigheden en creativiteit) en modelbegrip bijbrengen met behulp van digitale leermiddelen (zoals VR)?’ Deze praktijkvraag valt uiteen in de volgende onderzoeksvragen: • Welke leeractiviteiten kunnen de ontwikkeling van 21st CS ondersteunen met behulp van VR-technologie gericht op biologische modellen? • Op welke wijze kunnen docenten deze activiteiten toepassen in concrete lessen? • Wat is het formatieve effect van deze lessen op modelbegrip en 21st CS van leerlingen? Het consortium bestaat uit Hogeschool Windesheim, het Freudenthal Instituut van de Universiteit Utrecht, vo scholen (Goois Lyceum en Greydanus Lyceum Zwolle) en een mkb-onderneming (Zepth, Ltd., Singapore) met expertise op het gebied van VR. Gezamenlijk werken deze partners aan het ontwikkelen en onderzoeken van lesmateriaal met behulp van de Lesson Study methode (Fernandez & Yoshida, 2004). Docenten werken in samenwerkende teams en ontwerpen lessen, voeren deze live uit, waarbij ze het leren van de leerlingen observeren. Zo wordt direct inzicht verkregen in de effecten van de formatieve didactische interventies op het leergedrag van leerlingen. De nieuwe kennis draagt bij aan een gemeenschappelijke basis voor het biologieonderwijs in de onderbouw voor de docenten en uiteindelijk aan hogere-orde kritische denkvaardigheden voor alle leerlingen. De ontwikkelde producten bestaan uit uitdagend lesmateriaal geïntegreerd met 2D- en 3D modelleeromgevingen en simulaties ter bevordering van 21st CS en het vormgeven van wetenschappelijke praktijken in de onderbouw. De resultaten worden gepresenteerd in een openbaar toegankelijke ‘live’ onderzoeksles waarin het publiek de effecten van het ontwikkelde onderwijs direct kan observeren.
Veel leerlingen in het voortgezet onderwijs worstelen met afnemende leermotivatie, verminderd welbevinden, met dalende leerresultaten als gevolg. Samen met scholen in het voortgezet onderwijs en lerarenopleidingen onderzoeken we hoe onderwijs anders kunnen organiseren door Student Voice, een principe dat draait om het betrekken van studenten. Dit project heeft een eigen website waarop de laatste inzichten, podcasts, ervaringen en meer worden gedeeld. Doel In dit project zoeken we naar manieren om het onderwijs anders te organiseren en in grotere mate in te spelen op de behoeften van diverse leerlingen om zo hun intrinsieke motivatie aan te wakkeren. Het principe Student Voice (SV) kan daarbij een belangrijke rol spelen. Student Voice draait om het betrekken van studenten – op verschillende manieren en in verschillende gradaties – om hen zelf actief een rol te laten spelen bij het ontwerpen van onderwijs. Hoe dit (goed) in de praktijk kan worden gebracht, is nog onduidelijk. Dat onderzoeken we in dit project. Resultaten Ontwikkelen en delen van kennis en modellen over/voor het anders organiseren van onderwijsprocessen en de stem van de leerling, StudentVoice (SV). Ontwikkelen van instrumentarium dat leraren(teams) en leerlingen ondersteunt bij het toepassen van Student Voice in de onderwijspraktijk. Uitbreiden en verduurzamen van het kennisnetwerk met expertisebenutting Looptijd 01 september 2022 - 31 augustus 2026 Aanpak De didactische aanpak SV wordt in co-creatie ontwikkeld met leraren en leerlingen in een doorlopend professionaliseringstraject met flankerend onderzoek gebaseerd op design-based research. Daarbij wordt gebruikt gemaakt van Learning Design Studio’s.