Service of SURF
© 2025 SURF
ENGLISH: A vast and growing body of research has shown that crime tends to run in families. However, previous studies focused only on traditional crimes and research on familial risk factors for cyber offending is very scarce. To address this gap in the literature, the present study examines the criminal behavior of the family members of a sample of cyber offenders prosecuted in the Netherlands. The sample consists of 979 cyber offenders prosecuted for computer trespassing between 2001 and 2018, and two matched groups of 979 traditional offenders and 979 non-offenders. Judicial information and kinship data from Dutch Statistics were used to measure criminal behavior among family members. Both traditional offenders and cyber offenders were found to be more likely to have criminal fathers, mothers, and siblings than non-offenders. Additional analyses, however, showed different patterns between cyber offenders who were only prosecuted for cyber offenses and those who also committed traditional crimes. While the former group of cyber offenders were similar to non-offenders in terms of family offending, the latter group of cyber offenders were more similar to traditional offenders. Overall, these results suggest that the traditional mechanisms of intergenerational transmission of crime can only partially explain cybercrime involvement. NEDERLANDS: Uit een groot en groeiend aantal onderzoeken blijkt dat criminaliteit vaak in families voorkomt. Eerdere studies richtten zich echter alleen op traditionele misdrijven en onderzoek naar familiaire risicofactoren voor cybercriminaliteit is zeer schaars. Om deze leemte in de literatuur op te vullen, onderzoekt deze studie het criminele gedrag van familieleden van een steekproef van cyberdelinquenten die in Nederland worden vervolgd. De steekproef bestaat uit 979 cyberdelinquenten die tussen 2001 en 2018 zijn vervolgd voor computervredebreuk, en twee gematchte groepen van 979 traditionele delinquenten en 979 niet-delinquenten. Justitiële informatie en verwantschapsgegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek werden gebruikt om crimineel gedrag onder familieleden te meten. Zowel traditionele daders als cybercriminelen bleken vaker criminele vaders, moeders en broers en zussen te hebben dan niet-daders. Aanvullende analyses lieten echter verschillende patronen zien tussen cyberdelinquenten die alleen werden vervolgd voor cyberdelicten en degenen die ook traditionele delicten pleegden. Terwijl de eerste groep cyberdelinquenten vergelijkbaar was met niet-delinquenten wat betreft gezinsdelinquentie, leek de tweede groep cyberdelinquenten meer op traditionele delinquenten. In het algemeen suggereren deze resultaten dat de traditionele mechanismen van intergenerationele overdracht van criminaliteit de betrokkenheid bij cybercriminaliteit slechts gedeeltelijk kunnen verklaren.
The growing sophistication, frequency and severity of cyberattacks targeting all sectors highlight their inevitability and the impossibility of completely protecting the integrity of critical computer systems. In this context, cyber-resilience offers an attractive alternative to the existing cybersecurity paradigm. We define cyber-resilience as the capacity to withstand, recover from and adapt to the external shocks caused by cyber-risks. This article seeks to provide a broader organizational understanding of cyber-resilience and the tensions associated with its implementation. We apply Weick's (1995) sensemaking framework to examine four foundational tensions of cyber-resilience: a definitional tension, an environmental tension, an internal tension, and a regulatory tension. We then document how these tensions are embedded in cyber-resilience practices at the preparatory, response and adaptive stages. We rely on qualitative data from a sample of 58 cybersecurity professionals to uncover these tensions and how they reverberate across cyber-resilience practices.
Bedrijven maken vaak deel uit van een keten. Ketens worden steeds meer afhankelijk van ICT voor onder meer het aankopen, bezorgen en inventariseren van producten of diensten. Deze afhankelijkheid maakt dat cyber-gerelateerde risico’s een opmars maken binnen ketens. Er is echter nog weinig bekend over deze risico’s en hoe ketens daar weerbaar tegen kunnen worden gemaakt. Dit hindert de uitwerking, uitvoering en bijsturing van beleid door de overheid. De Haagse Hogeschool heeft in opdracht van MKB Nederland en het Ministerie van Justitie en Veiligheid een verkennende studie verricht om meer zicht te krijgen op het fenomeen cyber-ketenweerbaarheid in verschillende economische sectoren. Hierbij stonden centraal cyber-gerelateerde risico’s en geleerde lessen bij het voorkomen en bestrijden van cyberincidenten en -criminaliteit in ketens. Tevens zijn aanknopingspunten voor vervolgonderzoek geïdentificeerd. Voor de dataverzameling is eerst gebruik gemaakt van literatuuronderzoek. Daarna zijn gestructureerde interviews uitgevoerd. De interviews hebben plaatsgevonden bij 12 bedrijven uit drie economische sectoren: vijf bedrijven gerelateerd aan de agrarische sector (vormen twee ketens), vier bedrijven uit de sierteeltsector (vormen één keten) en drie bedrijven uit de sector handel (vormen één keten). Deze bedrijven zijn als afnemer en leverancier geschakeld binnen hun sector en vormen daarmee een keten. Bij elk bedrijf is gesproken met cybersecurityexperts en/of bestuursleden. In elke keten hebben wij dreigingen en kwetsbaarheden op het gebied van cyber-ketenweerbaarheid vastgesteld. Met name ransomware en zogenaamde stepping stone-aanvallen zijn concrete dreigingen voor ketens. Zo is er bij alle door ons beschouwde ketens sprake van technologie die op afstand kan worden bediend via internet door een derde partij, zoals klimaatregelaars en sorteersystemen. Deze afstandsbediening is veelal kwetsbaar voor digitale inbreuken van buitenaf. Dit maakt dergelijke technologie en het securitybeleid van ketenpartners die toegang hebben tot deze technologie een kwetsbaarheid voor de keten. Ook valt het op dat de medewerkers van de bedrijven een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van cyberincidenten en -criminaliteit in de keten. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door onveilig gedrag, gemakzucht en een gebrek aan kennis bij medewerkers over dreigingen en kwetsbaarheden. Er zijn tevens belangrijke lessen opgehaald bij de bedrijven die wij interviewden. Zo is het in het kader van cyberketenweerbaarheid van belang dat bedrijven hun cyberveiligheid op orde hebben. De onderzochte bedrijven investeren daarin door onder meer technische beveiliging en procedures voor werknemers. Ook zijn investeringen in de cyberveiligheid tussen schakels en de keten als geheel van belang. Bijvoorbeeld door de eigen digitale infrastructuur gescheiden te houden van de infrastructuur van ketenpartners. Over het algemeen worden dergelijke maatregelen slechts sporadisch genomen door de bedrijven die meededen aan dit onderzoek. Zo komt het onderwerp cyberveiligheid vaak niet terug in contracten met leveranciers, blijft (structureel) overleg tussen partners op dit gebied uit en is informatiedeling over cyberrisico’s en geleerde lessen op ketenniveau beperkt. Controle op de risico’s lijkt in de ketens veelal te ontbreken en samenwerking lijkt vooral te berusten op vertrouwen. Verschillen in genoemde dreigingen, kwetsbaarheden en geleerde lessen tussen bedrijven zijn mogelijk te verklaren door het type bedrijf en diens omvang, de volwassenheid van de organisatie op ICT-gebied en de positie van een bedrijf in de keten. Zo lijken met name ICT-dienstverleners en grote bedrijven zicht te hebben en te handelen op keten-gerelateerde dreigingen en kwetsbaarheden. Gezien de verkennende aard van deze studie is nader onderzoek echter nodig om bevindingen te verstevigen. Ons advies is om meer gericht onderzoek te doen naar de risico’s zoals in deze studie zijn geïdentificeerd en dit tevens te doen in andere ketens of binnen andere economische sectoren. De onderzochte ketens zijn slechts beperkt representatief voor de gehele economie, waardoor het onduidelijk is in hoeverre de huidige resultaten gelden voor andere ketens binnen en buiten de door ons onderzochte economische sectoren. Een onderwerp waar wij denken dat meer kennis op nodig is, is het fenomeen stepping stone-aanval. Ondanks dat dit een belangrijk fenomeen lijkt, komt uit onderhavig onderzoek onvoldoende naar voren op welke manier een ketenaanval via kleine ketenpartners plaatsvindt, in welke mate een keten daar schade van ondervindt en hoe een dergelijke aanval kan worden voorkomen. Wij adviseren bovendien om te onderzoeken hoe ketens cyberveiligheid contractueel kunnen bewerkstelligen in de samenwerking met ketenpartners. Zo is het de vraag welke eisen er in het contract met partners gesteld moeten worden om risico’s voldoende af te dekken. Wij adviseren bovendien om actuele informatie over cyberrisico’s toegankelijk te maken voor ketenbedrijven, met name bij kleine bedrijven die beperkte middelen hebben om zichzelf te beschermen en informatie in te winnen. Help ketens waar nodig met het op orde brengen van hun interne cyberveiligheid, de cyberveiligheid tussen schakels en de cyberveiligheid van keten als geheel. Hierbij kan worden gedacht aan het beschikbaar stellen van voorbeeldcontracten met leveranciers, het faciliteren van (structureel) overleg tussen partners en ondersteuning van de informatiedeling op ketenniveau.
Ambtenaren openbare orde en veiligheid spelen een centrale rol in de zorg voor maatschappelijke veiligheid. Hun focus ligt van oudsher op de preventie van slachtofferschap van veelvoorkomende criminaliteit (zoals diefstal, vernielingen en vandalisme) en high impact crime (zoals woninginbraak, overvallen en straatroven) binnen hun verzorgingsgebied. Intussen heeft de digitalisering van de samenleving een ongeëvenaarde gelegenheid voor criminaliteit gecreëerd. De totale maatschappelijke schade van cybercrime werd voor 2018 op 10 miljard euro geschat (1% van BNP). Uit cijfers van het CBS blijkt dat tussen 2012 en 2018 het slachtofferschap van hacken zelfs hoger lag dan dat van fietsendiefstal. Nederlandse gemeenten hebben cybercrime in de afgelopen twee jaar dan ook breed als beleidsprioriteit omarmd. Maar in de vertaling van deze beleidsprioriteit naar concrete acties gaat het mis. Duidelijk is dat de ambtenaren openbare orde en veiligheid een taak voor zichzelf zien in de preventie van cybercrime, maar waar te beginnen? In dit project bundelen professionals uit twaalf gemeenten en vier regionale veiligheidsnetwerken hun slagkracht met onderzoekers van twee hogescholen en het NSCR voor de cyberweerbaarheid van de samenleving. De hoofdvraag van dit project luidt: Met welke interventies kunnen ambtenaren openbare orde en veiligheid de cyberweerbaarheid van burgers en bedrijven binnen hun gemeente vergroten? Middels actieonderzoek werken professionals van gemeenten en regio’s samen met onderzoekers aan het verbeteren van bestaande en het ontwikkelen van nieuwe interventies. Daarbij verscherpen zij hun beeld van de omvang en achtergronden van slachtofferschap van cybercrime. Ook onderzoeken zij achtergronden en verklaringen voor het risicobewustzijn en preventief gedrag onder doelgroepen. Deze inzichten worden in verschillende iteraties aangevuld met effectstudies, om tot een set beproefde interventies te komen waarmee de cyberweerbaarheid van burgers en bedrijven zal toenemen.
The growing use of digital media has led to a society with plenty of new opportunities for knowledge exchange, communication and entertainment, but also less desirable effects like fake news or cybercrime. Several studies, however, have shown that children are less digital literate than expected. Digital literacy has consequently become a key part within the new national educational policy plans titled Curriculum.nu and the Dutch research and policy agendas. This research project is focused on the role the game sector can play in the development of digital literacy skills of children. In concrete, we want to understand the value of the use of digital literacy related educational games in the context of primary education. Taking into consideration that the childhood process of learning takes place through playing, several studies claim that the introduction of the use of technology at a young age should be done through play. Digital games seem a good fit but are themselves also part of digital media we want young people to be literate about. Furthermore, it needs to be taken into account that digital literacy of teachers can be limited as well. The interactive, structured nature of digital games offers potential here as they are less dependent on the support and guidance of an adult, but at the same time this puts even more emphasis on sensible game design to ensure the desired outcome. The question is, then, if and how digital games are best designed to foster the development of digital literacy skills. By harnessing the potential of educational games, a consortium of knowledge and practice partners aim to show how creating theoretical and practical insights about digital literacy and game design can aid the serious games industry to contribute to the societal challenges concerning contemporary literacy demands.