Service of SURF
© 2025 SURF
Hogescholen starten in 2022 met een eigen doctoraatstraject: het Professional Doctorate. Daarmee introduceert het hbo een nieuwe beroepsopleiding waarmee het de grenzen in de beroepspraktijk wil verleggen. Kandidaten worden opgeleid tot hooggekwalificeerde professionals die leren te interveniëren in complexe vraagstukken zoals de energietransitie of de gezondheidszorg. Belangrijke en noodzakelijke toevoeging Hogescholen zien een doctoraatstraject in het hbo als een belangrijke en noodzakelijke toevoeging binnen het hoger onderwijs stelsel. Het Professional Doctorate (PD) maakt een doorlopende leerlijn van bachelor via master tot doctorate in de beroepskolom mogelijk, en wordt nauw verbonden met het overige hbo-onderwijs. Doel is dat hbo bachelor- en masterstudenten in hun onderwijs de vruchten plukken van het onderzoek van PD-kandidaten naar de laatste ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Daarmee is de introductie van het professional doctorate ook een investering in de bredere aansluiting van het hbo op de arbeidsmarkt.
Deze agenda is een strategisch kader voor human capitalontwikkelingen in de creatieve industrie in de Metropoolregio Amsterdam voor de komende vier jaar (2012-2016). De agenda bestrijkt de gehele breedte van de creatieve industrie en richt zich op een interdisciplinaire aanpak en op het stimuleren van een onderzoekende en ondernemende cultuur in het onderwijs. Leidende thema’s zijn: • onderwijs over ondernemerschap;; • vraag en aanbod op elkaar afstemmen;; • alumni & permanente educatie;; • internationalisering. De Creatieve Industrie is de belangrijkste top sector voor de Metropoolregio Amsterdam (CBS monitor topsectoren 2012). Voor de beschrijving van de Creatieve Industrie in de Metropoolregio is een benadering vanuit drie clusters aangehouden: Kunsten & Cultureel Erfgoed, Media & Entertainment, Creatieve Zakelijke Diensten (reclame, mode vormgeving, architectuur). Het Kernteam Creatieve Industrie MRA wil een belangrijke bijdrage leveren aan de Europese en landelijke ambitie om Nederland in 2020 de meest creatieve economie van Europa te laten zijn. Dit vraagt om continue innovatie, slimme en creatieve oplossingen. Daarvoor is slim, creatief, jong (top)talent onmisbaar. Bij deze ambitie hoort een naadloze verbinding en samenwerking tussen bedrijfsleven en kennis- en onderwijsinstellingen. Het concurrerende klimaat, dynamiek en tempo in de sector vragen om snelle toepassing van nieuwe kennis en technologie en om een voortdurende instroom van nieuw (internationaal) creatief (top)talent en permanente bijscholing. Naast een economische waarde heeft de creatieve sector ook een maatschappelijk toegevoegde waarde. Met name de subsector Kunsten & Cultureel Erfgoed bevordert, met een vaak cross-sectorele aanpak, participatie en cohesie van diverse groepen in de samenleving. De toegevoegde waarde van de creatieve industrie wordt door andere sectoren nog onvoldoende op waarde geschat en benut. Voor professionals en aankomend talent is het cruciaal dat zij de juiste kennis en vaardigheden ontwikkelen om de meerwaarde en identiteit van de creatieve industrie over het voetlicht te brengen. De ondertekenaars van deze HCA hebben de intentie de ingezette samenwerking nog concreter vorm te geven. Het Centre of Expertise, Centrum voor Innovatief Vakmanschap en de Amsterdam Campus zijn hierbij dé vehikels om concrete afspraken en projecten tussen de drie partijen uit de gouden driehoek te realiseren. Prioriteit hierbij is de vraagarticulatie vanuit het bedrijfsleven verder aan te scherpen, afspraken hierover tussen partijen zijn reeds gemaakt. AIM wordt gevraagd twee per jaar een bijeenkomst te organiseren om concrete acties met elkaar te benoemen. Deze HCA, met bijbehorende ambitie en invulling, zal dan ook jaarlijks door het Kernteam geëvalueerd en zo nodig bijgesteld worden. Hierbij blijft afstemming met de MRA –agenda’s: HCA ICT en HCA Toerisme en Congressen gewenst.
Het ontwikkelen van nieuwe methodiek staat of valt bij de inbreng van professionals. Bij het ontwikkelen van methodiek voor het werken in gedwongen kader zijn er verschillende invalshoeken om na te denken over hoe de verbinding tussen theorie en praktijk gemaakt kan worden. De invalshoek van dit hoofdstuk is de professional als kennisbron: hoe kan de kennis die de professional al werkend opdoet, de ideeën die bij de werker gaandeweg ontstaan - over hoe het werk gedaan moet worden, over wat belangrijk is, over hoe om te gaan met de verwachtingen die in de samenleving bestaan en de druk die dat op de werker kan leggen – ontsloten kan worden. Dus vraag is hier niet: hoe kan de theorie worden toegepast, de vraag is hier: hoe kan de ervaring van de professional leiden tot nieuwe inzichten, hoe kan toepassing leiden tot theorie. Wat is er nodig om te komen tot ‘reflective theory’?
De Wet passend onderwijs (2014) zou er voor moeten zorgen dat alle kinderen een goede onderwijsplek krijgen. Echter, voor leerlingen met autismespectrumstoornis (ASS) die substantiële ondersteuning nodig hebben, is dat lastig te realiseren. Zij laten problemen zien in hun betrokkenheid bij de leertaak, wat gerelateerd is aan lage schoolprestaties en voortijdige uitval. Deze leerlingen hebben baat bij een goede gezamenlijke ondersteuning van leerkracht en jeugdprofessional. Echter, leerkrachten hebben weinig kennis en ervaring met ASS om de juiste ondersteuning te kunnen bieden. Jeugdhulpverleners, die op school ingezet worden, zijn onvoldoende op de hoogte van wat er vanuit het onderwijs moet gebeuren. Leerkrachten en jeugdhulpverleners kunnen elkaar versterken, maar er is nog te vaak sprake van figuurlijke afstand en gebrek aan verbondenheid. Professionalisering is nodig, gericht op het versterken van het handelen van leerkrachten en jeugdhulpverleners in de klas en hun interprofessionele samenwerking. Hoe zo’n professionalisering eruit moet zien en hoe leerkrachten en jeugdhulpverleners elkaar kunnen versterken is nog onduidelijk. Er is behoefte aan good practices op dit terrein. Om dit complexe praktijkprobleem op te lossen, maken we gebruik van ontwerponderzoek. We richten ons op de vraag: Hoe draagt een professionaliseringstraject bij aan het versterken van het handelen in de klas en het interprofessioneel samenwerken van leerkrachten en jeugdhulpverleners, zodat zij een integrale aanpak kunnen vormgeven waarmee de betrokkenheid van leerlingen met ASS in de klas wordt vergroot? Daartoe ontwikkelen we een professionaliseringstraject, waarbij we voortbouwen op kennis uit onder andere het vooronderzoek ’T PASST WEL!. We voeren het traject uit en evalueren systematisch de genomen stappen. Het project levert een toepasbaar professionaliseringstraject met (e-)tools rondom good practices voor de (opleidings-)praktijk op. Deze producten bieden onderbouwde en overdraagbare oplossingen voor problemen waar leerkrachten en jeugdhulpverleners tegenaan lopen bij het integraal vormgeven van hun aanpak bij leerlingen met ASS.
Om tegemoet te komen aan de eisen die gesteld worden aan werknemers in de huidig snel veranderende samenleving heeft de NHL Stenden Hogeschool gekozen voor een nieuw onderwijsconcept, namelijk Design Based Education (DBE). DBE is gebaseerd op het gedachtegoed van Design Thinking en stimuleert iteratieve en creatieve denkprocessen. DBE is een student-georiënteerde leeromgeving, gebaseerd op praktijk-, dialoog-, en vraaggestuurde onderwijsprincipes en op zelfsturend, constructief, contextueel en samenwerkend leren. Studenten construeren gezamenlijk kennis en ontwikkelen een prototype voor een praktijkvraagstuk. Student-georiënteerde leeromgevingen vragen andere begeleidingsstrategieën van docenten dan zij gewend zijn. Van docenten wordt verwacht dat zij studenten activeren gezamenlijk kennis te construeren en dat zij nauw samenwerken met werkveldprofessionals. Eerder onderzoek toont aan dat docenten, zelfs in een student-georiënteerde leeromgeving, geneigd zijn terug te vallen op conventionele strategieën. De overstap naar een ander onderwijsconcept gaat dus blijkbaar niet vanzelf. Collectief leren stimuleert docenten de dialoog aan te gaan met andere docenten en werkveldprofessionals met als doel gezamenlijk te experimenteren en collectief te handelen. De centrale vraag van het postdoc-onderzoek is het ontwerpen en ontwikkelen van (karakteristieken van) interventies die collectief leren van docenten en werkveldprofessionals stimuleren. Het doel van het postdoconderzoek is om de overstap naar DBE zo probleemloos mogelijk te laten verlopen door docenten te ondersteunen DBE leeromgevingen te ontwikkelen in samenwerking met werkveldprofessionals en DBE te integreren in hun docentactiviteiten. De onderzoeksmethode is Educational Design Research en bestaat uit vier fasen: preliminair onderzoek, ontwikkelen van prototypes, evaluatie en bijdrage aan de praktijk. Het onderzoek is verbonden aan het lectoraat Sustainable Educational Concepts in Higher Education en wordt hiërarchisch en inhoudelijk aangestuurd door de lector. Docenten, experts, werkveldprofessionals en studenten worden betrokken bij het onderzoek. Dit onderzoek kan zowel binnen als buiten de hogeschool een bijdrage leveren omdat steeds meer hogescholen kiezen voor een ander onderwijsconcept.
Mensen met een lage sociaaleconomische status (SES) hebben relatief vaak te maken met diabetes type 2. Patiënten bij wie deze diagnose gesteld wordt, krijgen van hun huisarts en/of diens praktijkondersteuner het advies om gezonder te leven. Huisartsen en praktijkondersteuners merken echter dat ze patiënten met een lage SES onvoldoende effectief bereiken met hun leefstijladvies. Ook andere professionals vinden het moeilijk om mensen met een lage SES daadwerkelijk te bereiken. Hoewel bedrijven in de creatieve industrie zeer goed in staat zijn oplossingen te ontwerpen met en voor specifieke doelgroepen, merken zij dat het lastig is lage SES groepen actief te betrekken in het ontwerpproces. In deze KIEM aanvraag gaan creatieve industrie, praktijkgerichte onderzoekers en het Expertisecentrum Gezondheidsverschillen de samenwerking aan in ontwerponderzoek bij patiënten met een lage SES. Het project levert daarmee unieke ervaringen en kennis op over ontwerpen met en voor mensen met een lage SES en hun gezondheidsproblematiek. Ook geeft het project inzicht in hoe type-2-diabetespatiënten met een lage SES aankijken tegen een gezond leven en worden er aanknopingspunten geïdentificeerd voor het ontwerpen van strategieën ter bevordering van een gezond leven met diabetes. Het project draagt daarmee bij aan het oplossen van een belangrijk maatschappelijk probleem: gezondheidsverschillen. Deze aanvraag dient nadrukkelijk als opmaat naar samenwerking in een groter project.