Service of SURF
© 2025 SURF
Juist in tijden waarin we allemaal dag in dag uit achter een schermpje zitten, is een gemeenschapsgevoel belangrijk. Marca Wolfensberger, lector aan de Hanzehogeschool en honourscoördinator van de faculteit Geowetenschappen en UU-bachelorstudent Marte Vroom doen onderzoek naar communityvorming in het hoger onderwijs in coronatijd. Zij raden aan studenten meer te betrekken bij hun eigen onderwijs en komen met vier tips.
MULTIFILE
Sinds de coronapandemie is een transformatie gaande in het hoger onderwijs. Door de coronamaatregelen is een leeromgeving ontstaan die soms geheel online is, blended of hybride. Deze afgedwongen transformatie vraagt om flexibiliteit en inventiviteit. De meeste docenten zijn immers niet geschoold in online lesgeven. Toch krijgen docenten meer voor elkaar dan ooit gedacht. We missen echter de ‘chemie in de klas en het kletsen bij de koffieautomaat’, zo blijkt uit onderzoek. Na tien maanden coronacrisis zitten we met een paradox: er kan meer dan gedacht én dit moet niet zo blijven. In dit essay wordt, gebaseerd op onderzoek, literatuur en gesprekken, gereflecteerd op community, op onze huidige situatie en vooruitgekeken: hoe kunnen we ons voorbereiden op post-corona onderwijs wat betreft het communityaspect.
Rondom het onderwerp ‘brede vorming’ en de mogelijkheden ervan voor het curriculum hebben we een onderzoek uitgevoerd waaraan teams van basisscholen van drie besturen in Dordrecht hebben meegewerkt. Dit verkennende onderzoek heeft zich ten doel gesteld een eerste schets te maken van de manier waarop basisscholen brede vorming hebben opgenomen in hun curriculum. Wat doen scholen op dit gebied, en waarom doen ze dat? En welke taal gebruiken ze als ze over de brede vorming van kinderen spreken? Dit artikel verscheen in Tijdschrift voor lerarenopleiders 41(2) 2020 en beschrijft hoe dit verkennende onderzoek is uitgevoerd en wat de belangrijkste uitkomsten ervan zijn. Het eindigt met een aantal aandachtspunten voor verder onderzoek en voor het ontwikkelen van brede vorming in het curriculum van zowel de basisscholen als de lerarenopleiding.
Sinds de ondertekening van CDKM zijn er in Nijmegen mooie resultaten geboekt wanneer het gaat om het betrekken van docenten, studenten en onderzoekers bij bijdragen aan maatschappelijke vraagstukken in de stad Nijmegen. Er is veel geëxperimenteerd en geleerd, en een goede basis gelegd voor intensieve samenwerking. Tegelijkertijd is het ook duidelijk geworden dat deze samenwerking complex is, afstemming vraagt op meerdere niveaus binnen en tussen organisaties, en overbrugging vraagt van organisatiestructuren en onderwijssystemen. In 2022 hebben we als consortium gewerkt aan het opstellen van implementatieplannen om een antwoord te vinden op ervaren uitdagingen. Elke instelling heeft gewerkt aan een eigen implementatieplan specifiek gericht op de eigen uitdagingen en vraagstukken. Daarnaast hebben we een gezamenlijk implementatieplan voor het consortium opgesteld om zo richting te geven aan onze gezamenlijke langetermijnambitie. Deze trajecten hebben er voor gezorgd dat we de komende jaren als consortium met meer richting, focus, bestuurlijke commitment kunnen voortbouwen aan het bereiken van onze ambitie. De komende drie jaar staan in het teken van het uitvoeren van de opgestelde implementatieplannen. We gaan de werkwijze waarmee kennisinstellingen en gemeente interdisciplinair en/of multi-level werken aan maatschappelijke thema’s in de stad opschalen. We gaan dit doen op de volgende manier: 1. Meerjarige grote projecten (multilevel) – De inhoudelijke focus ligt op de twee inhoudelijke programmalijnen vanuit gemeente Nijmegen (langdurig, duurzaam ingebed), waarop kennisinstellingen aansluiten in onderwijsprojecten. 2. Kortlopende, actuele vraagstukken - Verbinden van kennisvragen en aanbod tussen gemeente en kennisinstellingen. Kortlopende vraagstukken waar ‘energie zit’ en waar snel op ingezet kan worden. 3. Kennisdeling en communityvorming - We werken zowel aan kennisdeling als aan communityvorming onder de paraplu van ‘Nijmegen Studiestad’. 4. Instellingen werken aan de doelstellingen van eigen implementatieplannen – Elke consortiumpartner werkt aan randvoorwaarden voor het werken aan maatschappelijke opgaven in het onderwijs. Voor elke instelling gelden hierbij andere aandachtspunten.