Service of SURF
© 2025 SURF
This article presents an evaluation study of a case management method for child protection services, the Delta Method for Family Supervision, in terms of supervision order duration and occurrence and duration of out-of-home placements. Additionally, case and case manager characteristics were examined. Data was collected about 224 cases, 58 case managers and 30 team managers of all 15 offices of the Child and Youth Protection Services in the Netherlands. In all cases the Delta Method was applied. Data were obtained by interviews, questionnaires and case files. Multi-level analysis was performed to study the influence of independent variables on supervision order duration, and the occurrence and duration of out-of-home placements. Case characteristics related to 87% of the differences in the duration of supervision order, case manager characteristics to 13% of the differences. Some case manager characteristics about applying the Delta Method were significantly related to shorter duration of the supervision order and the occurrence and duration of out-of-home placement. Case characteristics also showed strong relations. Together with the more general aspects of case management supported by this study, such as a one family and one worker approach, this contributes to a more effective practice of case management for child protection services.
Professionals' willingness to change is a necessity for successful implementation of changes in the organisation. This study focused on the influence of a transformational leadership style on professionals' willingness to change. This multiple case study was performed in three project management organisations that had recently implemented a new business information system. The research data were obtained through both qualitative and quantitative data collection. The qualitative investigation revealed that through leading by good example a manager has a positive influence on their employees' willingness to change. However, the quantitative investigation showed that there is no relationship between transformational leadership and the motivational factors of willingness to change. Finally, the study showed that the most important factors of employees' willingness to change are timing, involvement, emotions, necessity, and added value.
Due to the existing pressure for a more rational use of the water, many public managers and industries have to re-think/adapt their processes towards a more circular approach. Such pressure is even more critical in the Rio Doce region, Minas Gerais, due to the large environmental accident occurred in 2015. Cenibra (pulp mill) is an example of such industries due to the fact that it is situated in the river basin and that it has a water demanding process. The current proposal is meant as an academic and engineering study to propose possible solutions to decrease the total water consumption of the mill and, thus, decrease the total stress on the Rio Doce basin. The work will be divided in three working packages, namely: (i) evaluation (modelling) of the mill process and water balance (ii) application and operation of a pilot scale wastewater treatment plant (iii) analysis of the impacts caused by the improvement of the process. The second work package will also be conducted (in parallel) with a lab scale setup in The Netherlands to allow fast adjustments and broaden evaluation of the setup/process performance. The actions will focus on reducing the mill total water consumption in 20%.
Kunstenaars en andere ‘creatieven’ vinden steeds moeilijker betaalbare werkruimte. Atelierstichtingen en broedplaatsorganisaties zitten klem tussen oplopende kosten, teruglopende subsidies en de structureel zwak-ke inkomenspositie van de hurende kunstenaars. Een manifest van Platform BK, dat beeldend kunstenaars vertegenwoordigt, en de KunstenBond agendeert dit vraagstuk. Een bijkomend probleem vormt de hoogspan-ning op de vastgoedmarkt, waardoor panden zeer gewild zijn bij projectontwikkelaars en gemeenten geneigd zijn om voor de panden die zij aan deze organisaties verhuren andere draagkrachtigere huurders te zoeken. Medewerkers en management van broedplaatsorganisaties staan voor de uitdaging om hun businesscase maatschappelijk en financieel te verduurzamen. Dit vraagt om nieuwe waardeproposities en herpositionering ten opzichte van de gemeente en andere publieke en private stakeholders. Ook het profiel van de broed-plaatsprofessional verandert. Ontwikkelaars van broedplaatsen zijn veelal geleidelijk in hun organiseren-de/coördinerende rol gegroeid. Het speelveld van stedelijke (gebieds)ontwikkeling waarop zij opereren is echter dynamisch. De broedplaatsprofessional krijgt steeds nadrukkelijker de positie van stedelijke kwartiermaker: een nieuwe, hybride rol op het snijvlak van vastgoed, cultuur, welzijn en ruimtelijk(-economisch)e ontwikkeling. Dit project beoogt broedplaatsorganisaties te voeden met (bedrijfs-)strategieën om hun businessmodel toe-komstbestendig te maken en deze te vertalen naar benodigde competenties voor de betrokken professionals. Alleen zo kunnen zij blijven bijdragen aan de politiek gewenste levendige en veelkleurige stad, waar mensen graag wonen en bedrijven zich graag vestigen. Veel onderzoek onderbouwt dat steden die investeren in cultuur economisch beter presteren. Daarbij gaat het niet alleen om toptheaters en –musea maar juist ook om innova-tie en creativiteit ‘van onderop’. Fontys Hogescholen gaat deze problematiek onderzoeken met inzet van een breed consortium creatieve ver-zamelgebouwen, netwerk- en kennispartners. Gezamenlijk vertegenwoordigen deze organisaties ruim 300 ate-liergebouwen/broedplaatsen, 4.700 werkruimten en honderdveertig professionals. De broedplaatsenproble-matiek speelt bovendien in vrijwel alle G40-steden, hetgeen de resultaten van dit project potentieel relevant maakt voor honderden professionals bij gemeenten, woningcorporaties en andere vastgoedeigenaren.
Aanleiding onderzoek: Voor veel patiënten met een chronische aandoening die bijeen behandelaar komen, geldt dat hun klacht meer is dan enkel het acute gezondheidsprobleem. Klachten zijn het gevolg van complexe interacties tussenfysiek, psychologisch en/of sociaal functioneren, en deze moeten als zodanig worden aangepakt. Wetenschappelijke richtlijnen schieten voor deze complexere patiënten vaak tekort, omdat deze vanuit een enkel gezondheidsprobleem redeneren. Mogelijk biedt de N-of-1 benadering soelaas. Met deze benadering kan bij iedere patiënt met chronische klachten in de praktijk met een wetenschappelijke methode de optimale behandeling worden gevonden. Probleemstelling: Hoe kunnen we de samenwerking in de praktijk tussenbehandelaar en patiënt meer wetenschappelijk insteken zonder dat we de toegankelijkheid van de zorg belemmeren? Dit houdt in dat we willen onderzoeken hoe we de aanpak van N-of-1 zodanig kunnen vormgeven dat de behandelaar voorde patiënt een op maat gemaakt, motiverend traject op kan stellen, waarin wetenschappelijk redeneren als vanzelf deel gaat uitmaken van de praktijk. Daarnaast is het van belang om de patiënt correct te motiveren en ondersteunen bij het zelfmonitoren en uitdiepen van zijn gezondheidstoestand, van iemand die passief zorg ondergaat naar casemanager van eigen gezondheidsprobleem. Voorgestelde uitvoering: Het onderzoek start met semi-gestructureerde diepte-interviews over de onderzoeksvragen met 3 patiënten, 3 algemene behandelaars, 2wetenschappelijk geschoolde behandelaars en 2 wetenschappers die bekend zijn met N-of-1. Obv de interviews starten we met dezelfde 3 patiënten een pilot waarin we enkele implementeerbare strategieën uitvoeren. Deze pilot wordt wekelijks geëvalueerd met patiënt en behandelaar. Geplande deliverables: Hieruit volgt inzicht in haalbaarheid van N-of-1 benaderingen bij complexe ziektebeelden en de praktische implementatie van wetenschappelijk redeneren. Deze input willen we gebruiken om een grotere subsidieaanvraag te faciliteren waarin we een wetenschappelijk framework voor de dagelijkse behandelpraktijk willen ontwikkelen en toetsen. Deelnemers: Fysiotherapie Thermion, RadboudUMC, HAN, PNA Group