AchtergrondKlimaatverandering brengt risico’s voor de stedelijke omgeving met zich mee zoals hittestress, wateroverlast en langdurige droogte met schade aan infrastructuur. Binnen de stedelijke omgeving nemen bedrijventerreinen een bijzondere positie in: ze beslaan circa 20% van het bebouwde gebied.Bedrijventerreinen zijn grotendeels verhard, met weinig groen. Daardoor zijn de effecten van klimaatverandering hier vaak groter dan in andere bebouwde gebieden.De gevoeligheid van bedrijventerreinen voor klimaatverandering impliceert risico’s voor de terreinen zelf en voor de omgeving.Wateroverlast door intensieve neerslag, verlaging arbeidsproductiviteit door hitte en mogelijke schaarste van (proces)water door langdurige droogte zijn voorbeelden van bedreigingen die voor ondernemers urgenter worden. Bovendien hebben bedrijventerreinen, vanwege hun inrichting en ligging, een relatief grote impact op water, leefomgeving en biodiversiteit in de stad.Vanwege het grote verharde oppervlak en relatief weinig eigenaren (groot oppervlak per eigenaar), lijken er juist op bedrijventerreinengrote klimaatadaptieve kansen aanwezig te zijn. Vergroening van bedrijventerreinen lijkt een sleutelpositie in te nemen bij het integraalklimaatadaptief maken van deze terreinen. Vergroening heeft de potentie om hittestress te verminderen, biodiversiteit te versterken en het werk- en vestigingsklimaat voor bedrijven te verbeteren.Omdat het grootste deel van het oppervlak van bedrijventerreinen particulier bezit is, zijn het de ondernemers en vastgoedeigenaren die de klimaatadaptieve maatregelen uiteindelijk moeten implementeren en onderhouden. Dit vereist een effectieve publiek-private samenwerking met als doel: lagere klimaatrisico’s, een duurzaam economisch perspectief, lagere beheerkosten voor infrastructuur, een prettige en gezonde werkomgeving. De vraag is hoe deze samenwerking kan worden geïnitieerd en vorm kan worden gegeven.OnderzoekDe uitdagingen maar vooral de kansen voor samenwerking rond klimaatadaptatie op bedrijventerreinen zijn onderzocht door eenconsortium tussen twee hogescholen, vijf gemeenten, drie waterschappen, drie groenbedrijven (mkb) en een milieufederatie. De volgende hoofdvraag stond centraal in het onderzoek:Wat is een effectieve werkwijze voor overheden om samen met ondernemers bedrijventerreinen klimaatadaptief temaken en waarvan is deze effectiviteit afhankelijk?Deze hoofdvraag is op te splitsen in de volgende deelvragen:1. Wat zijn knelpunten en kansen om integrale klimaatadaptieve maatregelen te verenigen met ambities en belangen van ondernemers en overheden? 2. Wat zijn (kosten)effectieve integrale maatregelen en van welke factoren of omstandigheden is de effectiviteit en (meer)waarde afhankelijk?3. Welke factoren belemmeren of stimuleren de implementatie van integrale maatregelen op bedrijventerreinen en hoe kan door samenwerking de implementatie worden bevorderd?Het onderzoek heeft plaatsgevonden op vijf bedrijventerreinen inNoord Nederland, volgens een Living Lab aanpak:. een traject waarinondernemers, overheden, onderwijs en andere belanghebbendensamenwerken aan een complex vraagstuk. In dit geval integralevergroening en klimaatbestendig maken van bestaande terreinen.Het Ecomunitypark, een groen en duurzaam werklandschap van 17hectare in Oosterwolde, is in het onderzoek betrokken als groenebenchmark-locatie. Tijdens het onderzoek is samengewerkt metondernemers en bedrijvenverenigingen.3ResultatenBedrijventerreinen zijn sterk versteend, veel oppervlak is privaat eigendomMet behulp van openbare data, modelberekeningen en ruimtelijkestatistiek zijn verschillende kenmerken van de fysieke omgeving in kaartgebracht: clusters van verharding en groen, mate van afvloeiing, risico opwateroverlast, en eigendomssituatie. Uit de analyses blijkt dat 60 – 80% vanhet oppervlak op de bedrijventerreinen verhard is en dat 75 – 82% van hetoppervlak in particulier bezit is.Door de verschillende ruimtelijke kenmerken op een kaart te integrerenontstaat inzicht in de locaties waar zich (voor klimaatverandering) demeest kwetsbare en de minst kwetsbare locaties bevinden. De analysestonen veelal dat de minst kwetsbare gebieden veelal publiek terreinbetreft, en de meest kwetsbare oppervlaktes in particulier bezit zijn.Dit suggereert dat de meeste impact kan worden gemaakt door juist opparticulier terrein groenmaatregelen te nemen.Bedrijventerreinen kunnen hitte eilanden wordenUit de resultaten blijkt dat bedrijventerreinen stedelijke hitte-eilanden(UHI’s) kunnen worden tijdens warme zomerdagen. Tijdens een hittegolfin augustus 2022 was het in de late avond (21.00 – 23.59 uur) tot bijna5 graden warmer op bedrijventerreinen die sterk versteend zijn, invergelijking tot het buitengebied. Op het Ecomunitypark in Oosterwolde,een werklandschap met veel groen, bleek het hitte-eiland-effect beperkttot ruim 2 °C. De resultaten suggereren dat meer groen resulteert in eenafname van het UHI-effect van circa 0,7 °C per 10% meer groen oppervlak.Daarbij wordt aangetekend dat de meeste mensen overdag aan het werkzijn, en niet in het tijdvak met de meeste uitstraling (21:00 - 23:59 uur).Biodiversiteit is met eenvoudige maatregelen te stimulerenOm een beeld te krijgen van de biodiversiteit is gekeken naar de huidigesituatie van de soortenrijkdom aan flora en fauna en de hoeveelheidbiomassa bij de aangetroffen vliegende insecten op de verschillendebedrijventerreinen. In totaal zijn op de zes bedrijventerreinen 323 soortenlage vegetatie, 51 soorten bomen, 43 soorten struiken, 56 soorten vogels,20 soorten libellen, 16 soorten dagvlinders, 4 soorten zoogdieren, 4 soortenamfibieën en 29 soorten insecten aangetroffen.Op alle bedrijventerreinen had de fysieke omgeving (habitat) invloed opde biodiversiteit. Met statistische modellen is getoetst welke factorenvan invloed zijn op de lage vegetatiesoorten. Met Z-scores is berekend ofmeetpunten onder gemiddeld, net boven gemiddeld en bovengemiddeldscoren. Op basis van de resultaten zijn haalbare streefbeeldengeïdentificeerd: locaties met de meeste biodiversiteit. Dit biedt handvattenom laag scorende meetpunten binnen een bedrijventerrein aan te passennaar de omstandigheden van hoog scorende locaties. Dit kan ervoorzorgen dat de biodiversiteit wordt vergroot.De baten van groen zijn veelzijdigMet als doel het gesprek stimuleren over (verdeling van) kosten enbaten van (klimaatadaptatie door) groenmaatregelen is een kengetallenkostenbaten-analyse (KKBA) uitgevoerd. In deze analyse is voor deverschillende bedrijventerreinen de huidige situatie (0-alternatief)vergeleken met een (denkbeeldig) alternatief waarin substantieel meergroen wordt gerealiseerd, namelijk vergroening van dertig procent van hetverharde oppervlak waarvan de helft (15%) door middel van de aanleg vangroene daken, de andere helft (15%) door de aanleg van wadi’s. De KKBAvergelijkt de netto constante waarde over een termijn van 30 jaar.De uitkomsten van onze KKBA berekeningen suggereren dat vergroeningloont: de baten overstijgen de kosten, zowel monetair als niet monetair.We gebruiken hier bewust de term ‘suggereren’ omdat de uitkomstenvan de monetaire kosten- en baten berekeningen resultanten zijn vande aannames die zijn gehanteerd met betrekking tot de verschillendeinputparameters. De snelheid en mate van klimaatverandering zijnonzeker. Datzelfde geldt voor de effecten van klimaatverandering opbedrijven, bedrijventerreinen en de omgeving, voor de verschillendedomeinen: arbeidsproductiviteit, welzijn en gezondheid, fysieke overlastdoor hitte en water, waarde van onroerend goed, biodiversiteit etc..4Tenslotte: realisatie van meer groen en klimaatadaptatie in de praktijkHet Raak Publiek onderzoek Klimaatadaptieve Bedrijventerreinenheeft aangetoond dat klimaatadaptatie via vergroening van bestaandebedrijventerreinen voordelen biedt, die zowel de belangen vanbedrijven als van de samenleving kunnen dienen. Implementatie van(groen)maatregelen op bedrijventerreinen behoeft samenwerkingtussen overheden en ondernemers. Verder heeft het project duidelijkgemaakt dat het klimaatadaptief maken en vergroenen van bestaandebedrijventerreinen maatwerk is. Een uniforme werkwijze is daarom nietadequaat, maar op basis van de bevindingen kunnen wel do’s en dont’sworden afgeleid, primair voor overheden. De do’s en dont’s zijn gerichtop pioritering, initiatie, faciliteren, organisatie en communicatie rondvergroening van bedrijventerreinen, onder andere:• Het initiëren en stimuleren van showcases;• Het communiceren over waarom vergroening belangrijk is in ‘taal’van ondernemers;• Het faciliteren met kennis, en mogelijke subsidies;• Het faciliteren door een contactpersoon tussen gemeente enbedrijvenverenigingen;• Het stimuleren van een goede organisatiegraad vanbedrijvenverenigingen;• Het maken van verbindingen tussen beleidsterreinen, tenbehoeve van een integrale scope, met zicht op koppelkansen.
AchtergrondKlimaatverandering brengt risico’s voor de stedelijke omgeving met zich mee zoals hittestress, wateroverlast en langdurige droogte met schade aan infrastructuur. Binnen de stedelijke omgeving nemen bedrijventerreinen een bijzondere positie in: ze beslaan circa 20% van het bebouwde gebied.Bedrijventerreinen zijn grotendeels verhard, met weinig groen. Daardoor zijn de effecten van klimaatverandering hier vaak groter dan in andere bebouwde gebieden.De gevoeligheid van bedrijventerreinen voor klimaatverandering impliceert risico’s voor de terreinen zelf en voor de omgeving.Wateroverlast door intensieve neerslag, verlaging arbeidsproductiviteit door hitte en mogelijke schaarste van (proces)water door langdurige droogte zijn voorbeelden van bedreigingen die voor ondernemers urgenter worden. Bovendien hebben bedrijventerreinen, vanwege hun inrichting en ligging, een relatief grote impact op water, leefomgeving en biodiversiteit in de stad.Vanwege het grote verharde oppervlak en relatief weinig eigenaren (groot oppervlak per eigenaar), lijken er juist op bedrijventerreinengrote klimaatadaptieve kansen aanwezig te zijn. Vergroening van bedrijventerreinen lijkt een sleutelpositie in te nemen bij het integraalklimaatadaptief maken van deze terreinen. Vergroening heeft de potentie om hittestress te verminderen, biodiversiteit te versterken en het werk- en vestigingsklimaat voor bedrijven te verbeteren.Omdat het grootste deel van het oppervlak van bedrijventerreinen particulier bezit is, zijn het de ondernemers en vastgoedeigenaren die de klimaatadaptieve maatregelen uiteindelijk moeten implementeren en onderhouden. Dit vereist een effectieve publiek-private samenwerking met als doel: lagere klimaatrisico’s, een duurzaam economisch perspectief, lagere beheerkosten voor infrastructuur, een prettige en gezonde werkomgeving. De vraag is hoe deze samenwerking kan worden geïnitieerd en vorm kan worden gegeven.OnderzoekDe uitdagingen maar vooral de kansen voor samenwerking rond klimaatadaptatie op bedrijventerreinen zijn onderzocht door eenconsortium tussen twee hogescholen, vijf gemeenten, drie waterschappen, drie groenbedrijven (mkb) en een milieufederatie. De volgende hoofdvraag stond centraal in het onderzoek:Wat is een effectieve werkwijze voor overheden om samen met ondernemers bedrijventerreinen klimaatadaptief temaken en waarvan is deze effectiviteit afhankelijk?Deze hoofdvraag is op te splitsen in de volgende deelvragen:1. Wat zijn knelpunten en kansen om integrale klimaatadaptieve maatregelen te verenigen met ambities en belangen van ondernemers en overheden? 2. Wat zijn (kosten)effectieve integrale maatregelen en van welke factoren of omstandigheden is de effectiviteit en (meer)waarde afhankelijk?3. Welke factoren belemmeren of stimuleren de implementatie van integrale maatregelen op bedrijventerreinen en hoe kan door samenwerking de implementatie worden bevorderd?Het onderzoek heeft plaatsgevonden op vijf bedrijventerreinen inNoord Nederland, volgens een Living Lab aanpak:. een traject waarinondernemers, overheden, onderwijs en andere belanghebbendensamenwerken aan een complex vraagstuk. In dit geval integralevergroening en klimaatbestendig maken van bestaande terreinen.Het Ecomunitypark, een groen en duurzaam werklandschap van 17hectare in Oosterwolde, is in het onderzoek betrokken als groenebenchmark-locatie. Tijdens het onderzoek is samengewerkt metondernemers en bedrijvenverenigingen.3ResultatenBedrijventerreinen zijn sterk versteend, veel oppervlak is privaat eigendomMet behulp van openbare data, modelberekeningen en ruimtelijkestatistiek zijn verschillende kenmerken van de fysieke omgeving in kaartgebracht: clusters van verharding en groen, mate van afvloeiing, risico opwateroverlast, en eigendomssituatie. Uit de analyses blijkt dat 60 – 80% vanhet oppervlak op de bedrijventerreinen verhard is en dat 75 – 82% van hetoppervlak in particulier bezit is.Door de verschillende ruimtelijke kenmerken op een kaart te integrerenontstaat inzicht in de locaties waar zich (voor klimaatverandering) demeest kwetsbare en de minst kwetsbare locaties bevinden. De analysestonen veelal dat de minst kwetsbare gebieden veelal publiek terreinbetreft, en de meest kwetsbare oppervlaktes in particulier bezit zijn.Dit suggereert dat de meeste impact kan worden gemaakt door juist opparticulier terrein groenmaatregelen te nemen.Bedrijventerreinen kunnen hitte eilanden wordenUit de resultaten blijkt dat bedrijventerreinen stedelijke hitte-eilanden(UHI’s) kunnen worden tijdens warme zomerdagen. Tijdens een hittegolfin augustus 2022 was het in de late avond (21.00 – 23.59 uur) tot bijna5 graden warmer op bedrijventerreinen die sterk versteend zijn, invergelijking tot het buitengebied. Op het Ecomunitypark in Oosterwolde,een werklandschap met veel groen, bleek het hitte-eiland-effect beperkttot ruim 2 °C. De resultaten suggereren dat meer groen resulteert in eenafname van het UHI-effect van circa 0,7 °C per 10% meer groen oppervlak.Daarbij wordt aangetekend dat de meeste mensen overdag aan het werkzijn, en niet in het tijdvak met de meeste uitstraling (21:00 - 23:59 uur).Biodiversiteit is met eenvoudige maatregelen te stimulerenOm een beeld te krijgen van de biodiversiteit is gekeken naar de huidigesituatie van de soortenrijkdom aan flora en fauna en de hoeveelheidbiomassa bij de aangetroffen vliegende insecten op de verschillendebedrijventerreinen. In totaal zijn op de zes bedrijventerreinen 323 soortenlage vegetatie, 51 soorten bomen, 43 soorten struiken, 56 soorten vogels,20 soorten libellen, 16 soorten dagvlinders, 4 soorten zoogdieren, 4 soortenamfibieën en 29 soorten insecten aangetroffen.Op alle bedrijventerreinen had de fysieke omgeving (habitat) invloed opde biodiversiteit. Met statistische modellen is getoetst welke factorenvan invloed zijn op de lage vegetatiesoorten. Met Z-scores is berekend ofmeetpunten onder gemiddeld, net boven gemiddeld en bovengemiddeldscoren. Op basis van de resultaten zijn haalbare streefbeeldengeïdentificeerd: locaties met de meeste biodiversiteit. Dit biedt handvattenom laag scorende meetpunten binnen een bedrijventerrein aan te passennaar de omstandigheden van hoog scorende locaties. Dit kan ervoorzorgen dat de biodiversiteit wordt vergroot.De baten van groen zijn veelzijdigMet als doel het gesprek stimuleren over (verdeling van) kosten enbaten van (klimaatadaptatie door) groenmaatregelen is een kengetallenkostenbaten-analyse (KKBA) uitgevoerd. In deze analyse is voor deverschillende bedrijventerreinen de huidige situatie (0-alternatief)vergeleken met een (denkbeeldig) alternatief waarin substantieel meergroen wordt gerealiseerd, namelijk vergroening van dertig procent van hetverharde oppervlak waarvan de helft (15%) door middel van de aanleg vangroene daken, de andere helft (15%) door de aanleg van wadi’s. De KKBAvergelijkt de netto constante waarde over een termijn van 30 jaar.De uitkomsten van onze KKBA berekeningen suggereren dat vergroeningloont: de baten overstijgen de kosten, zowel monetair als niet monetair.We gebruiken hier bewust de term ‘suggereren’ omdat de uitkomstenvan de monetaire kosten- en baten berekeningen resultanten zijn vande aannames die zijn gehanteerd met betrekking tot de verschillendeinputparameters. De snelheid en mate van klimaatverandering zijnonzeker. Datzelfde geldt voor de effecten van klimaatverandering opbedrijven, bedrijventerreinen en de omgeving, voor de verschillendedomeinen: arbeidsproductiviteit, welzijn en gezondheid, fysieke overlastdoor hitte en water, waarde van onroerend goed, biodiversiteit etc..4Tenslotte: realisatie van meer groen en klimaatadaptatie in de praktijkHet Raak Publiek onderzoek Klimaatadaptieve Bedrijventerreinenheeft aangetoond dat klimaatadaptatie via vergroening van bestaandebedrijventerreinen voordelen biedt, die zowel de belangen vanbedrijven als van de samenleving kunnen dienen. Implementatie van(groen)maatregelen op bedrijventerreinen behoeft samenwerkingtussen overheden en ondernemers. Verder heeft het project duidelijkgemaakt dat het klimaatadaptief maken en vergroenen van bestaandebedrijventerreinen maatwerk is. Een uniforme werkwijze is daarom nietadequaat, maar op basis van de bevindingen kunnen wel do’s en dont’sworden afgeleid, primair voor overheden. De do’s en dont’s zijn gerichtop pioritering, initiatie, faciliteren, organisatie en communicatie rondvergroening van bedrijventerreinen, onder andere:• Het initiëren en stimuleren van showcases;• Het communiceren over waarom vergroening belangrijk is in ‘taal’van ondernemers;• Het faciliteren met kennis, en mogelijke subsidies;• Het faciliteren door een contactpersoon tussen gemeente enbedrijvenverenigingen;• Het stimuleren van een goede organisatiegraad vanbedrijvenverenigingen;• Het maken van verbindingen tussen beleidsterreinen, tenbehoeve van een integrale scope, met zicht op koppelkansen.
Door klimaatverandering is het vaker en langer heet in de stad. Hinder door oververhitting in woningen neemt toe. In woonwijken worden steeds meer airconditionings zichtbaar om woningen ook in de zomer comfortabel te houden, met een toenemend energiegebruik als gevolg. Verschillende factoren zijn van invloed op de hoogte van de temperatuur in de woning, zoals het gebied, het gebouw en het gedrag van de bewoner. Professionals van woningcorporaties staan voor ontwerpkeuzes bij renovatie van woningen en willen zekerheid over het effect van die keuzes op de binnentemperatuur. De kennis over de daadwerkelijke binnentemperatuur in bestaande woningen, de beleving van de bewoner en het effect van mogelijke maatregelen is beperkt. Ook is de invloed van de directe omgeving van woningen onbekend. Gemeenten en provincies werken samen aan Regionale energiestrategieën (RES) en warmtevisies. De koelbehoefte wordt hierin momenteel niet meegenomen. Het project Hitte in de woning heeft als doel antwoord te geven op de vraag wat de (toekomstige) koelbehoefte van Nederlandse woningen is en welke maatregelen woningcorporaties, gemeentes en provincies effectief in kunnen zetten om op energiezuinige manier aan deze behoefte te voldoen. Door praktijkmetingen wordt de koelbehoefte en het effect van verschillende maatregelen bepaald. Hiermee wordt in kaart gebracht in welke praktijksituaties daadwerkelijk hinder ontstaat en welke maatregelen zinvol zijn. Ook worden met deze metingen rekenmethodieken aan de praktijk getoetst. Woningcorporaties krijgen handvatten voor zowel ontwerpkeuzes bij renovatie als voor de communicatie naar bewoners over effectief (ventilatie)gedrag. Voor gemeenten en provincies worden de meetresultaten vertaald naar scenario's op het niveau van een stad. Wat is het effect van klimaatverandering op de koelbehoefte (en energievraag) van een stad en wat zijn mogelijke maatregelen waar professionals van gemeenten op kunnen sturen?
Deze subsidieaanvraag dient als eerste stap voor de kennisontwikkeling over de daadwerkelijke koelbehoefte in bestaande woningen in Nederland. Gedurende dit onderzoek gaan wij op zoek naar de juiste vraagstelling en een uitbreiding van het consortium t.b.v. een aanvraag voor bijvoorbeeld een RAAK subsidie in 2020. Volgens de nieuwe klimaatscenario’s zal Nederland meer warme en extreem warme dagen kennen. In de huidige wet en regelgeving wordt de berekende koelbehoefte ‘zomercomfort’ genoemd. Nieuwbouw appartementen met EPC 0,4, hebben een berekende energiebehoefte voor zomercomfort die in de buurt komt van de energiebehoefte voor ruimteverwarming in de winter. De energiebalans in een woning veranderd, de behoefte naar koeling in woningen in de zomer groeit. Er is weinig tot geen kennis over de werkelijke binnentemperatuur en er is onvoldoende kennis over een mogelijke aanpak om effectief hittestress in woningen aan te pakken. (W/E adviseurs, RVO, 2018). Verschillende kenmerken op verschillende schaalniveaus hebben invloed op de daadwerkelijke binnentemperatuur van een ruimte in een woning; zowel stedebouwkundige kenmerken, als gebouwkenmerken als gedragskenmerken zijn van belang. Dit maakt het thema complex. Inzicht in de behoefte van bestaande woonsituaties (wijktypologie+gebouwtypologie) in combinatie met inzicht in de variabelen die invloed hebben op de binnentemperatuur, zal helpen bij het agenderen van het thema bij beleidsmakers voor een toekomstbestendige stad. -Hoe groot is de koelbehoefte in verschillende woonsituaties in Nederland?- Met dit onderzoek wordt de daadwerkelijke binnentemperatuur gemeten en de behoefte naar koeling in verschillende woonsituaties geïnventariseerd op basis van ervaringen en literatuur. Deze inzichten worden samengebracht in een overzicht. Dit overzicht zal dienen ter kennisdeling en om partijen te binden aan een vervolgonderzoek.
In sociaal economische wijken is hittestress een groot probleem. Vaak lukt het bewoners niet om hieraan zelf wat te doen. Hittestress kan voorkomen worden door maatregelen binnenshuis (bijv. zonnewering en isolatie) en buitenshuis (bijv. vergroening), maar voor deze investeringen is bij bewoners vaak geen geld beschikbaar. Buiten hittestress leidt warmere lucht door opwarming van de aarde tot meer en grotere neerslag extremen. In versteende wijken kan dit snel tot extreme wateroverlast leiden, waardoor wegen onbegaanbaar worden en wijken slechter bereikbaar zijn voor hulpdiensten. In dit project wordt onderzoek gedaan naar de inzet van een modulair wateropslagsysteem, als basis voor een slimme, ‘groene’ overkapping om het binnenklimaat van sociale huurwoningen te verbeteren. Er wordt onderzocht hoeveel deze overkapping voorzien van een groen dak, of van een lamellen systeem voor regeling van schaduwwerking / daglichttoetreding kan bijdragen aan het voorkomen van een te hoge binnentemperatuur. Er wordt gekeken of het water uit de waterberging het huis actief kan koelen en hoe een slim sensorsysteem het binnen- en buitenklimaat kan koppelen om het leefklimaat van de bewoner te optimaliseren; tevens wordt het gebruik van dit water voor de bewatering van de tuin of de waterhuishouding van een huis onderzocht. De slimme sensor wordt ook ingezet als grote extreme neerslag verwacht wordt, zodat de buffers geleegd kunnen worden om de piek van de neerslag te kunnen afvlakken. Er wordt in kaart gebracht of het systeem het beste van circulaire materialen gemaakt kan worden of dat het systeem als module herbruikbaar is. Door de betrokkenheid van de hele keten (van ontwikkelaars tot onderhoudsbedrijf en woningbouwcoöperatie als eindgebruiker) met invloed op de sociale woningbouw kan in sociaaleconomisch armere wijken op deze manier grote impact gemaakt worden. Dit project is een samenwerking van Zark Ontwerpbureau, Eco-Makelaar, Lentekracht, De Variabele, Wonion, Iconica en Saxion-lectoraat International Water Technology.