Service of SURF
© 2025 SURF
Onder de naam Peil.onderwijs voert de Inspectie van het Onderwijs de regie over periodieke peilingsonderzoeken in het primair onderwijs. Peil.onderwijs is de opvolger van PPON, uitgevoerd door Cito. In deze peilingen wordt gerapporteerd over de inrichting van het onderwijs en de kennis, attitude en vaardigheden die leerlingen hebben op de gepeilde inhoudsgebieden. In de nieuwe opzet van de peilingen is een belangrijke doelstelling meer inzicht te verkrijgen in de relatie tussen kenmerken van het onderwijs, zoals aanbod, instructie en differentiatie en de competenties. In het voorjaar van 2024 is een nieuwe peiling gepland naar de kenmerken van bewegingsonderwijs en de bewegingscompetenties van leerlingen aan het einde van het basisonderwijs. Ter voorbereiding op deze peiling wordt een literatuurstudie uitgevoerd naar wat uit onderzoek bekend is over de relatie tussen de kenmerken van bewegingsonderwijs en de bewegingscompetenties. De centrale vraagstelling van dit literatuuronderzoek luidt als volgt: “Welke kenmerken van bewegingsonderwijs in het basisonderwijs dragen bij aan het behalen van de beoogde bewegingscompetenties?" Het doel van de literatuurstudie is inzicht geven in de factoren die bijdragen aan de bewegingscompetenties van leerlingen in de bovenbouw van het basisonderwijs. Het inzicht van de beïnvloedende factoren dient een kader te vormen voor de ontwikkeling van onderzoeksinstrumenten waarmee het bewegingsonderwijs in het geplande peilingsonderzoek in kaart gebracht kan worden. Als eerste stap is echter nodig om te kijken naar de inhoud van de bewegingscompetenties. Op dit moment bestaan de bewegingscompetenties uit grondvormen van bewegen (o.a. gooien en vangen) en reguleringsvaardigheden (o.a. hulpverlenen). Onder invloed van de verwachte verandering in het kader van curriculum.nu zullen de bewegingscompetenties waarschijnlijk verbreed worden. In deze studie gaan we uit van onderstaande bewegingscompetenties: •Leren bewegen •Gezond bewegen •Bewegen regelen •Bewegen betekenis geven •Samen bewegen •Beweegcontexten verbinden In de literatuurstudie wordt een schets gegeven van de doelen van het bewegingsonderwijs (bewegingscompetenties) en de kenmerken die hierop van invloed zijn. Op basis van een (internationale) literatuurstudie wordt per bewegingscompetentie aangegeven wat de werkzame elementen zijn. Op basis van deze informatie worden meer generieke werkzame elementen gedestilleerd. Hieruit volgen dan de aanbevelingen voor het bewegingsonderwijs en het peilingsonderzoek.
Met de pilot ‘Bewegen voor kinderen’ wordt ingestoken op het bewegingsonderwijs op de basisschool, en daarmee het binnenschoolse aanbod. Op deelnemende scholen krijgen alle groepen 3 t/m 8 tweemaal per week bewegingsonderwijs van de vakleerkracht.Diezelfde vakleerkracht verzorgt ook tweemaal per week een naschools aanbod. Zoals in de raadsbrief benoemd is het doel de kwaliteit van het bewegingsonderwijs en het buitenschoolse sport- en beweegaanbod te verbeteren.De aanleiding voor dit onderzoek is te vinden in de doelstelling: met het project wordt beoogd de kwaliteit te verbeteren. Maar wat is dan kwaliteit? Wanneer is er sprake van een goede of hoge kwaliteit? Welke factoren of criteria spelen hierbij een rol? De kernvraag binnen dit onderzoek luidt dan ook: Wat vinden beleidsmakers, leerkrachten en schooldirecties de belangrijkste criteria voor de kwaliteit van bewegingsonderwijs?In deze publicatie worden de belangrijkste bevindingen en adviezen uiteengezet.
Physical Literacy gaat er in de kern om dat mensen beschikken over eigenschappen die het mogelijk maken een leven lang bewegen. Het begrip heeft een aantal implicaties voor het bewegingsonderwijs. Door Physical Literacy wordt het bewegingsonderwijs geïnspireerd een bijdrage te leveren aan de actuele beweegstatus van de leerlingen, maar óók aan een leven lang bewegen. Politiek is het concept Physical Literacy relevant in zoverre het fungeert als ankerpunt om idealen met betrekking tot bewegen en sport te agenderen en te vertalen in maatschappelijke praktijken. Het bewegingsonderwijs kan er alleen maar sterker, waardevoller en relevanter van worden.
LINK
Het HAN Centre of Expertise Sport & Talent krijgt vanuit het werkveld bewegingsonderwijs continu vragen hoe het beweegniveau van kinderen vast te stellen en met welke programma’s excellente bewegers geholpen kunnen worden om zich verder te ontwikkelen. Om alle kinderen goed te leren bewegen moeten leerkrachten bewegingsonderwijs kinderen onderwijs op maat kunnen aanbieden. Onderwijs op maat betekent een programma dat aansluit bij het niveau van een kind. Een valide, betrouwbaar en eenvoudig toepasbaar instrument om het beweegniveau te meten ontbreekt echter. Op basis van de praktijkvragen zijn voor het project Beweegniveau herkend de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: Hoe kan de docent bewegingsonderwijs het beweegniveau van elk kind op een valide, betrouwbare en eenvoudige wijze (h)erkennen? En hoe ziet een programma eruit om excellente bewegers verder te helpen ontwikkelen? Opbrengsten: 1. een instrument om het beweegniveau in kaart te brengen en 2. beweegprogramma’s voor excellente bewegers. Om het beweegniveau van kinderen vast te stellen worden drie meetinstrumenten (KTK, ooghandcoördinatietest, Scale for Identification of Sport Potential) gebruikt. In deze studie wordt onderzocht of met de gezamenlijke scores van de drie testen een beweegquotiënt kan worden berekend waarmee het beweegniveau van een kind kan worden uitgedrukt. Met experts uit de vakwereld bewegingsonderwijs is een programma ontwikkeld voor excellente bewegers in de leeftijd van 6 tot 9 jaar. Dit programma is op 10 scholen uitgevoerd en geanalyseerd en resultaten zijn vergeleken met vergelijkbare controlegroepen. In de laatste fase van het project stond valorisatie centraal. In de praktijk is veel enthousiasme voor het instrument. Echter een belangrijke beperking blijkt de beschikbaarheid en de kosten van de materialen voor één van de onderdelen in de test (de balansbalkjes). Het doel van deze Top Up aanvraag is om een prototype te ontwikkelen die scholen / gemeenten in staat stelt dit instrument optimaal te gebruiken.
De belangrijkste opdracht voor leerkrachten bewegings-onderwijs in het primair onderwijs is kinderen leren bewegen. Het HAN Centre of Expertise Sport & Talent krijgt vanuit het werkveld bewegingsonderwijs continu vragen hoe het beweegniveau van kinderen vast te stellen en met welke programma?s excellente bewegers geholpen kunnen worden om zich verder te ontwikkelen. Om alle kinderen goed te leren bewegen moeten leerkrachten bewegingsonderwijs kinderen onderwijs op maat kunnen aanbieden. Onderwijs op maat betekent een programma dat aansluit bij het niveau van een kind. Een valide, betrouwbaar en eenvoudig toepasbaar instrument om het beweegniveau te meten ontbreekt echter. Op basis van de praktijkvragen zijn voor dit project de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: Hoe kan de docent bewegingsonderwijs het beweegniveau van elk kind op een valide, betrouwbare en eenvoudige wijze (h)erkennen? En hoe ziet een programma eruit om excellente bewegers verder te helpen ontwikkelen? Opbrengsten: 1. een instrument om het beweegniveau in kaart te brengen en 2. beweegprogramma?s voor excellente bewegers. Om het beweegniveau van kinderen vast te stellen worden drie meetinstrumenten (KTK, ooghandcoördinatietest, Scale for Identification of Sport Potential) gebruikt. Deze meetinstrumenten worden gezien als middelen om het sportief talent van kinderen vast te stellen. In deze studie wordt onderzocht of met de gezamenlijke scores van de drie testen een beweegquotiënt kan worden berekend waarmee het beweegniveau van een kind kan worden uitgedrukt. Met experts uit de vakwereld bewegingsonderwijs zal een programma worden ontwikkeld voor excellente bewegers in de leeftijd van 6 tot 9 jaar. Dit programma zal vervolgens op 10 scholen worden uitgevoerd en geanalyseerd en resultaten worden vergeleken met vergelijkbare controlegroepen. In de laatste fase van het project staat valorisatie centraal. Via een online medium, artikelen, symposium en cursussen zullen leerkrachten bewegingsonderwijs kennismaken met het instrument om beweegniveau te meten en programma?s om excellente bewegers te helpen in hun ontwikkeling.
Kinderen bewegen tegenwoordig minder en ook steeds minder goed. Vakleerkrachten bewegingsonderwijs verkeren in de positie om deze situatie te verbeteren, maar het ontbreekt ze aan tijd en kennis. Ze hebben handvatten nodig. De belangrijkste vraag is dus ‘Welke handvatten kunnen we vakleerkrachten in het basisonderwijs geven, zodat ze efficiënter kunnen zijn in hun taak om kinderen beter te leren bewegen?’ Uit de directe contacten die de HAN en de HHS hebben met leerkrachten uit het bewegingsonderwijs is de vraag naar beter onderbouwde programma ’s steeds weer naar voren gekomen. Een verkennend onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat de vraag onder vakleerkrachten in heel Nederland breed gedragen wordt. Niet helemaal onverwacht aangezien de vraag aansluit op de Nationale Kennisagenda Sport en Bewegen. Met behulp van een sterk netwerk bestaande uit twee hogescholen, twee publieke instellingen, drie MKB bedrijven en drie universiteiten wordt de vraag van de vakleerkrachten in dit project uitvoerig behandeld. Uit de analyse van de literatuur en de reflectie hierop wordt duidelijk dat er sterke behoefte is aan programma’s die kinderen op hun eigen niveau kunnen uitdagen. Daarbij is het van belang dat de programma’s geïmplementeerd kunnen worden in het bestaande aanbod bewegingsonderwijs. De hoofdvraag van dit project wil antwoord geven op de vraag welk effect de DLI-interventie heeft, waarbij DLI staat voor Doelgericht Leren Interventie. Met andere woorden, kan een in het onderwijs ingebedde interventie kinderen van groep 3 tot 8 beter leren bewegen? Het onderzoek wordt opgezet in twee delen. Allereerst wordt onderzocht in welke mate de drie bestaande meetinstrumenten voldoen. Daarnaast worden de praktische haalbaarheid en effectiviteit van de DLI interventie onderzocht. De mening van vakleerkrachten is hierbij van eminent belang. De ontwikkelde kennis wordt via het netwerk verspreid en beschikbaar gesteld voor alle (aankomende) vakleerkrachten bewegingsonderwijs.