Mediation in strafzaken is een bemiddelingsproces dat in gang kan worden gezet als een officier van justitie of rechter, al dan niet op verzoek van een slachtoffer, verdachte of advocaat, naar een mediator in strafzaken doorverwijst. Na enkele pilots in 2010 is mediation in strafzaken in 2017 landelijk uitgerold en vanaf 2018 structureel gefinancierd. Borging van de kwaliteit van het mediationtraject ligt vooral in de borging van de kwaliteit van de mediators. Er is echter nog onvoldoende kennis over de (mogelijk specifieke) competenties die mediators in strafzaken dienen te hebben. Een beknopte literatuurstudie laat zien dat internationale en Europese instrumenten wijzen op het belang van goed opgeleide mediators. De meeste regels zijn vrij algemeen van aard en laten veel ruimte voor een nationale invulling. De Slachtofferrichtlijn van de Europese Commissie is een bindend instrument, waarin onder andere duidelijk is opgenomen dat secundaire victimisatie voorkomen dient te worden en dat slachtoffers volledig en duidelijk geïnformeerd dienen te worden. Onderhavig onderzoek naar opvattingen van de verschillende stakeholders over te hanteren kwaliteitseisen laat zien dat er geen grote verschillen zijn tussen rechters, officieren van justitie, strafrechtadvocaten, mediationfunctionarissen en mediators.
Mediation in strafzaken is een bemiddelingsproces dat in gang kan worden gezet als een officier van justitie of rechter, al dan niet op verzoek van een slachtoffer, verdachte of advocaat, naar een mediator in strafzaken doorverwijst. Na enkele pilots in 2010 is mediation in strafzaken in 2017 landelijk uitgerold en vanaf 2018 structureel gefinancierd. Borging van de kwaliteit van het mediationtraject ligt vooral in de borging van de kwaliteit van de mediators. Er is echter nog onvoldoende kennis over de (mogelijk specifieke) competenties die mediators in strafzaken dienen te hebben. Een beknopte literatuurstudie laat zien dat internationale en Europese instrumenten wijzen op het belang van goed opgeleide mediators. De meeste regels zijn vrij algemeen van aard en laten veel ruimte voor een nationale invulling. De Slachtofferrichtlijn van de Europese Commissie is een bindend instrument, waarin onder andere duidelijk is opgenomen dat secundaire victimisatie voorkomen dient te worden en dat slachtoffers volledig en duidelijk geïnformeerd dienen te worden. Onderhavig onderzoek naar opvattingen van de verschillende stakeholders over te hanteren kwaliteitseisen laat zien dat er geen grote verschillen zijn tussen rechters, officieren van justitie, strafrechtadvocaten, mediationfunctionarissen en mediators.
Inleiding en doelstellingen: Het betrekken van naasten (sociale steun) kan gunstig zijn voor de forensisch psychiatrische behandeling bij het verminderen van recidive. Onbekend is of het stimuleren van het meenemen van naasten naar behandeling daadwerkelijk leidt tot het meenemen van naasten en of dit een positief effect heeft op recidivevermindering. Ontwerp en methoden: In deze pilotstudie werden twee groepen in de ambulante forensische psychiatrie vergeleken. De controlegroep kreeg de gebruikelijke behandeling in de periode van januari 2019 tot maart 2020. De interventiegroep werd in de periode maart 2020 tot maart 2021 specifiek gevraagd om (een) naaste(n) mee te nemen. Later werden deze groepen vergeleken op het ingeschatte recidiverisico. Resultaten: De controlegroep (N = 46) en interventiegroep (N = 47) verschilden niet van elkaar in het wel of niet meenemen van naasten (X2 =.41, p =.52). Ook de met de FARE gemeten vermindering van recidiverisico verschilde niet tussen de twee groepen (t(91) =.20, p =.84). Discussie en conclusies: Verschillende verklaringen zijn mogelijk van waarom niet meer naasten werden meegenomen. Allereerst de onduidelijkheid van de interventie om naasten mee te nemen. Daarbij zijn de simpele instructies mogelijk onvoldoende begrepen door de patiënt. Daarnaast kan schaamte of schuldgevoel patiënten ervan hebben weerhouden om naasten te vragen. Verder hadden patiënten mogelijk geen enkel sociaal netwerk of patiënten kunnen gevoelens van wrok hebben gehad. De rol van de naaste kan ook een factor zijn geweest om iemand niet uit te nodigen. Ook zou eigen psychopathologie belemmerend kunnen zijn geweest. Tevens zijn de landelijke COVID-19 maatregelen mogelijk van invloed geweest op de interventie, waarbij dit mogelijk extra invloed heeft gehad omdat het design participanten niet gerandomiseerd toewees aan een groep. Door dit alles werd mogelijk geen verschil in recidiverisico gevonden. Gesuggereerd wordt om bij nieuw onderzoek een langere behandeltermijn te onderzoeken, omdat recidivevermindering vaak meer tijd vereist.
In de maatschappij is steeds meer aandacht voor een gezonde leefstijl. Fysiotherapeuten kunnen een belangrijke rol spelen bij het stimuleren van duurzaam gezond beweeggedrag. Een persoonsgerichte aanpak waarbij de context van cliënten centraal staat is bij het stimuleren van gezond beweeggedrag essentieel. Om fysiotherapeuten te ondersteunen deze persoonsgerichte aanpak tijdens de behandeling toe te passen hebben drie hogescholen met behulp van een RAAK-Publiek subsidie de BiBoZ-methode (Blijf in Beweging ondersteuning Zorgprofessionals) ontwikkeld. De opbrengst van dit project bestaat uit zes beweegprofielen en een beslistool, die beiden vanuit cliëntperspectief en in co-creatie met cliënten en zorgprofessionals zijn ontwikkeld en geëvalueerd. Uit de haalbaarheidsstudie en gesprekken in het werkveld blijkt dat de BiBoZ-methode door fysiotherapeuten en cliënten positief wordt gewaardeerd. Bij de ontwikkeling van de methode lag de nadruk op het niveau van de individuele zorgprofessional en cliënt en nog niet op het organisatieniveau en het gezondheidszorgsysteem waarbinnen de methode geïmplementeerd moet worden. Voor een bredere inzetbaarheid van de methode in de dagelijkse fysiotherapiepraktijk is het nodig om op een systematische manier een generieke implementatiestrategie te ontwikkelen. Daarbij moet rekening worden gehouden met factoren op individueel, organisatie als maatschappelijk niveau zoals de koppeling met een (digitaal) zorgsysteem van de fysiotherapiepraktijk, de grote diversiteit aan praktijkvoeringen en de bekostigingsstructuur. Binnen deze RAAK-mkb aanvraag ‘BiBoZ-in de Dagelijkse FysiotherapiePraktijk’ (BiBoZ-DFP) wordt, in co-creatie met zes fysiotherapiepraktijken, een zorginnovatiebedrijf, cliënten, docentonderzoekers en studenten een implementatiestrategie ontwikkeld en geïmplementeerd. Vervolgens wordt een hybride implementatie-effectonderzoek uitgevoerd om de implementatiestrategie, de implementatie zelf en de effecten van de BiBoZ-methode te evalueren. In het consortium zitten hogescholen, fysiotherapiepraktijken, een zorginnovatiebedrijf (Zorg1), een cliëntenorganisatie (DVN) en een beroepsvereniging (KNGF). Zij worden geadviseerd door een breed samengestelde klankbordgroep. Het uiteindelijke doel is landelijke opschaling van de BiBoZ-methode naar de dagelijkse fysiotherapiepraktijk via het Innovatieplatform Fysiotherapie en het KNGF.
Ongeveer 90% van de mensen met reumatoïde artritis (RA) krijgt te maken met voetproblemen als gevolg van ontstekingen in voetgewrichten en omringend weefsel. Als deze ontstekingsactiviteit niet tijdig wordt behandeld kan dit gewrichtsschade en afwijkingen in de stand- en functie van de voeten tot gevolg hebben. Voetproblemen bij RA leiden tot pijn maar ook tot beperkingen in fysiek functioneren en een verminderde kwaliteit van leven. In de diagnostiek en behandeling van RA-gerelateerde voetproblemen kunnen verschillende disciplines, waaronder de podotherapeut, een belangrijke rol spelen. De primaire behandeling bestaat uit medicamenteuze behandeling van ontstekingsactiviteit. Daarnaast kunnen verschillende conservatieve behandelingen worden toegepast, zoals op maat gemaakte zolen of schoenen. Het methodisch podotherapeutisch handelen bij RA-gerelateerde voetklachten is onlangs uitgewerkt in een klinisch protocol. In dit protocol wordt het belang van tijdige en goede podotherapeutische diagnostiek benadrukt. Door het tijdig detecteren van voetproblemen, en met name ontstekingsactiviteit, kan een gerichte behandelstrategie worden toegepast waardoor meer ernstige en blijvende voetproblemen voorkomen kunnen worden. Podotherapeuten in Nederland passen de diagnostiek volgens het klinisch protocol in beperkte mate toe omdat het in de huidige vorm niet goed toepasbaar blijkt in de praktijk. Daarnaast ervaren zij problemen bij het detecteren van ontstekingsactiviteit in de voeten van mensen met RA. Deze knelpunten in de podotherapeutische diagnostiek kunnen leiden tot ondergebruik van noodzakelijke voetzorg door mensen met RA. Binnen dit KIEM-project gaan wij een praktisch toepasbare support-tool ontwikkelen ter ondersteuning van de podotherapeutische diagnostiek van RA-gerelateerde voetklachten. Deze tool biedt sturing aan de diagnostiek en wordt geïntegreerd in elektronische patiënten dossiers waardoor het laagdrempelig en praktisch toepasbaar is in de podotherapiepraktijk. Hierdoor leveren we een bijdrage aan het tijdig detecteren van specifieke voetproblemen waarna een gerichte behandeling kan worden gestart ter preventie van ernstige en blijvende voetproblemen.
De laatste vijf jaar is het gebruik van sport- en gezondheid gerelateerde smartphone applicaties exponentieel gegroeid. Grote groepen beoefenaars van individueel te beoefenen sporten zoals hardlopen, fietsen en wandelen, maken gebruik van diverse sportapps. Voor (potentiële) sporters is het echter moeilijk om een keuze te maken uit de vele duizenden apps die voor handen zijn. Naast de sporters zelf krijgen professionals en organisaties (zoals sportverenigingen en gemeenten) in hun werkveld ook te maken met sportapps. Professionals als (personal) trainers, coaches en leefstijlprofessionals kunnen hun cliënten aanmoedigen om een sportapp te gebruiken met als doel goede intenties vol te houden, nieuwe doelen te stellen en ervaringen te delen. Echter ook bij hun ontbreekt de juiste kennis om de geschikte app voor de juiste cliënt te bepalen. Nochtans hebben sportapps, in een tijd waarin veel sporters individueel sporten zonder hulp van coaches en trainers in sportverenigingen, een enorm potentieel. Hiervoor is het essentieel dat apps de sporters optimaal begeleiden. Idealiter zouden apps moeten bijdragen aan een blessurevrije, frequente, plezierige en motiverende sportdeelname. Willen apps hier daadwerkelijk aan bijdragen is aanvullende kennis hard nodig. Doelstelling van dit project is bepalen welke (populaire) sportapp past bij welk type van gebruiker/professional op basis van doelstellingen en wensen (op vlak van sport-/beweegstimulering, trainingsbegeleiding, gezondheidsbevordering, community building en monitoring). Volgende deeldoelstellingen worden hierin onderscheiden: " Overzicht van karakteristieken van bestaande sportapps voor hardlopen, fietsen en wandelen. " Inzicht in de toepasbaarheid van bestaande apps voor professionals ((personal) trainers en coaches, leefstijlprofessionals, fysiotherapeuten, vertegenwoordigers van sportverenigingen en beleidsvertegenwoordigers). " Inzicht in de bruikbaarheid en hanteerbaarheid van sportapps voor individuele gebruikers. " Ontwikkelen van een dynamische en toekomstbestendige beslistool voor professionals en individuele sporters. Gezien de complexiteit van de thematiek en het belang van een integrale aanpak is een multidisciplinair consortium (van hogescholen, universiteiten, kennisinstituten, gemeenten, sportbonden, brancheorganisaties en MKB?ers) samengesteld.