Service of SURF
© 2025 SURF
Het Landelijk cliëntenforum Jeugdzorg (LCFJ) en MOgroep Jeugdzorg hebben gezamenlijk een projectplan ‘Cliënten op weg in jeugdzorg’ opgesteld om een aantal knelpunten die cliënten ervaren in de jeugdzorg op te lossen. Uitgangspunt is cliënten en medewerkers gezamenlijk te consulteren om tot oplossingen voor het ervaren van regeldruk te komen. Het project heeft de intentie cliënten te helpen hun weg door jeugdzorg zo duidelijk en gebruiksvriendelijk mogelijk te maken. Uitgangspunten voor het project waren de door cliënten ervaren knelpunten van regeldruk uit de nulmeting. Knelpunten die veel genoemd zijn, zijn dat de indicatieprocedure onduidelijk is; cliënten bij iedere organisatie in de keten opnieuw hun verhaal moeten doen; met veel verschillende hulpverleners te maken hebben; cliënten moeten veel papierwerk doen; cliënten hebben weinig zicht op het behandelaanbod en de keuzes die worden gemaakt; hulpverleners en organisatie zijn niet goed bereikbaar per telefoon en e-mail.
Energiebeheer gericht aanpakken, Het analyseren van doelstellingen, resultaten en impacts van energie- en broeikasgasbeheersprogramma’s in bedrijven (met een samenvatting in het Nederlands): De wereldwijde uitstoot van broeikasgassen moet drastisch worden teruggebracht om de mondiale stijging van de temperatuur tot het relatief veilige niveau van maximaal 2 graden Celsius te beperken. In de komende decennia zal de verbetering van de energie-efficiëntie de belangrijkste strategie zijn voor het verminderen van de energiegerelateerde uitstoot van broeikasgassen. Hoewel er een enorm potentieel is voor verbetering van de energie-efficiëntie, wordt een groot deel daarvan nog niet benut. Dit wordt veroorzaakt door diverse investeringsbarrières die de invoering van maatregelen voor energie-efficiëntie verbetering verhinderen. De invoering van energiemanagement wordt vaak beschouwd als een manier om dergelijke barrières voor energiebesparing te overwinnen. De invoering van energiemanagement in bedrijven kan worden gestimuleerd door de introductie van programma's voor energie-efficiëntie verbetering en vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Deze programma's zijn vaak een combinatie van verschillende elementen zoals verplichtingen voor energiemanagement; (ambitieuze) doelstellingen voor energiebesparing of beperking van de uitstoot van broeikasgassen; de beschikbaarheid van regelingen voor stimulering, ondersteuning en naleving; en andere verplichtingen, zoals openbare rapportages, certificering en verificatie. Tot nu toe is er echter beperkt inzicht in het proces van het formuleren van ambitieuze doelstellingen voor energie-efficiëntie verbetering of het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen binnen deze programma's, in de gevolgen van de invoering van dergelijke programma's op de verbetering van het energiemanagement, en in de impact van deze programma's op energiebesparing of de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. De centrale onderzoeksvraag van dit proefschrift is als volgt geformuleerd: "Wat is de impact van energie- en broeikasgasmanagement programma’s op het verbeteren van het energiemanagement in de praktijk, het versnellen van de energieefficiëntie verbetering en het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in bedrijven?".
De Human Capital Agenda van GroenvermogenNL is de ‘enabler’ voor de ambitieuze activiteiten t.a.v. de productie en transport, op- & overslag van waterstof en de (grootschalige) toepassing ervan in de industrie en de overige toepassingsgebieden zoals mobiliteit & transport en de gebouwde omgeving. Belangrijke voorwaarde voor de realisatie van deze ambities is de voldoende beschikbaarheid van professionals met kennis en vaardigheden van waterstof en de toepassing ervan. Hiervoor moet nieuwe en noodzakelijke kennis snel beschikbaar komen in het reguliere onderwijs en voor de scholing en training van professionals die al werkzaam zijn. Eén van de werkstromen binnen de human capital agenda van GroenvermogenNL is de ontwikkeling en verduurzaming van learning communities rond waterstof. Learning communities zijn in transitieomgevingen een bruikbaar vehikel om derde-orde leren mogelijk te maken. In de energietransitie is zulk derde-orde leren of ook transformatief leren nodig. Dat vindt niet spontaan plaats maar vraagt om een gestructureerde manier van leren, waarin systematisch gewerkt wordt aan het conceptualiseren van complexe problemen, vraagarticulatie en het bedenken van oplossingsstrategieën. Een learning community kan dienen als innovatieruimte waarin kruisbestuiving plaatsvindt tussen verschillende types kennis en vaardigheden. Het project “Aanloopactiviteiten learning communities” is erop gericht om in de projectperiode (2022-2023) in grote lijnen twee met elkaar verweven hoofdactiviteiten uit te voeren, namelijk activiteiten die in de tweede fase zorgen voor daadwerkelijke opschaling én activiteiten die zorgen voor leren en kennisontwikkeling óver leren, werken en innoveren in learning communities. De projectperiode is een voorbereidingsjaar waarin in 6 regio’s gebouwd wordt aan een ecosysteem waarmee de HCA GroenvermogenNL gerealiseerd kan worden. Naast de regionale ontwikkeling zijn er 2 landelijke projecten, het onderhavige rond learning community-ontwikkeling en een project waarin gebouwd wordt aan een kennisplatform.
Het lectoraat Familiebedrijven van hogeschool Windesheim en het lectoraat Automotive Research van Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) richten zich samen met BOVAG in dit project op de volgende onderzoeksvraag: ‘Wat is de adviesbehoefte van kleine familiebedrijven in de autobranche en hoe worden zij in deze adviesbehoefte voorzien?’ Kleine familiebedrijven hebben net als andere bedrijven te maken met maatschappelijke uitdagingen op het gebied van duurzaamheid en digitalisering van producten en klant/leverancierscontact. Deze ontwikkelingen vragen om aanpassingen in het business model om de continuïteit van het bedrijf te waarborgen. Waar grotere bedrijven veelal beschikken over interne competenties of middelen om zich door externen te laten helpen om hun bestaansrecht te continueren, is dit bij kleinere (familie)bedrijven minder het geval. In kleine familiebedrijven wordt hard gewerkt in de zaak, in plaats van aan de zaak, en is de beschikbaarheid van financiële middelen voor extern advies, beperkt. Het aanspreekpunt voor kleine familiebedrijven is veelal beperkt tot de boekhouder (administratiekantoor of accountant) (Barbera & Hasso, 2013). Doel van dit project is om de adviesbehoefte van kleine familiebedrijven (tot 10 FTE) in de mobiliteit sector en de bestaande advies-infrastructuur in kaart te brengen. Binnen deze sector zijn ruim 8.000 onafhankelijke autobedrijven actief, waarvan ruim een derde (3.200 bedrijven) is aangesloten bij de branchevereniging BOVAG. Van alle onafhankelijke autobedrijven die zijn aangesloten bij BOVAG heeft 70% minder dan 4 werknemers in dienst. Middels verdiepende interviews en focusgroepen worden de adviesbehoeften en de wijze waarop in deze adviesbehoeften wordt voorzien in kaart gebracht. Als vervolg op dit project kan een groter (RAAK-MKB) project worden gestart om de adviesinfrastructuur beter aan te laten sluiten op de adviesbehoeften van kleinere familiebedrijven in meerdere bedrijfstakken. Hiermee leveren de consortium partijen een bijdrage aan het versterken van de vitaliteit van kleine familiebedrijven.
CSRD staat voor Corporate Sustainability Reporting Directive. Via deze nieuwe wet- en regelgeving moeten bedrijven duurzaamheidsgegevens opnemen in hun jaarverslag onder andere vanuit de keten. Accountants dienen deze vervolgens te voorzien van een accountantsverklaring. Vanuit de bloembollen- en knollensector (in opdracht van de stichting Sustainable Suppliers; vertegenwoordigt 80% sector voor de droogverkoop) is er een CSRD-consortium opgericht met kernteamleden uit de keten. Royal Anthos (de brancheorganisatie voor de handel bloembollen en knollen) heeft de lead om met het consortium de toepassing van de CSRD te onderzoeken. Verwacht wordt dat een beperkt aantal bedrijven en afnemers van handelsbedrijven (vaak retailers) rapportageplichtig zullen zijn en de nodige duurzaamheidsinformatie zullen opvragen uit de keten. Tijdens de eerste CSRD-exploratie sessies kwamen vragen naar voren zoals: Kunnen producenten in de keten de data leveren? Wat wordt er van ze verwacht? Deze vragen zijn zeer geschikt om in een KIEM-aanvraag te onderzoeken, met als hoofdonderzoeksvraag: “Hoe beschikbaar en geschikt is de CSRD-data binnen de bloembollen- en knollensector bij leveranciers?”, en deelvragen: a) Welke eisen stellen afnemers aan producenten? b) In hoeverre voldoen de producenten aan de eisen? c) Hoe kunnen producenten voldoen aan deze nieuwe informatievraag? d) Welke inspanningen zijn nodig om ontbrekende data te verkrijgen? e) Welke rol hee^ bestaande certificering in de informatiebehoefte? De beoogde projectresultaten zijn: o Website CSRD Q&A bollensector: o Welke CSRD-informatie is voorhanden en wat niet (de GAP)? o Mogelijke acties om de GAP te verkleinen (laaghangend fruit) o Masterclass praktisch omgaan met CSRD (wordt omgezet naar een webinar) o Ontwikkelen van een vaktechnische publicatie en of wetenschappelijke publicatie Het KIEM-project wordt geleid en uitgevoerd door het Yuverta practoraat Circulaire Agribusiness waarin wordt samengewerkt met het Hogeschool Arnhem Nijmegen lectoraat Futureproof Control (gespecialiseerd op CSRD en reporting).