Service of SURF
© 2025 SURF
Verlof is een essentieel onderdeel van de tbs-behandeling. We analyseerden 1313 aanvragen voor begeleid verlof, ingediend tussen 2010-2018 bij het AVT, om patronen in de beoordeling, de duur tot de eerste aanvraag en patiëntkenmerken die daarop van invloed zijn te onderzoeken. De resultaten laten een min of meer constant hoog percentage van positief geadviseerde verlofaanvragen zien. Diagnoses, type delict of HKT-variabelen hangen weliswaar significant, maar zwak samen met het type advies en de duur in maanden tot de eerste begeleid verlofaanvraag. Deze duur neemt in de jaren gestaag af. Het toekennen van begeleid verlof is gebaseerd op de individuele weging van het risicomanagement.
Het doel van de klinische forensische zorg, of meer specifiek de tbs-maatregel, is het beveiligen van de maatschappij; op korte termijn door iemand uit de maatschappij te halen en op langere termijn door behandeling gericht op het verlagen van risicofactoren en het opbouwen of versterken van beschermende factoren. In de media verschijnen met enige regelmaat kritische verhalen over de forensische zorg, meestal naar aanleiding van een ernstig incident, zoals een delict gepleegd door een tbs-patiënt op verlof. De vraag die daarbij steeds wordt opgeworpen, is hoe effectief de tbs-maatregel en behandeling in de forensische zorg is. Het is logisch dat er maatschappelijke onrust ontstaat bij ernstige incidenten en de opgeworpen vragen vanuit de maatschappij zijn terecht. Toch is enige nuancering hier op zijn plaats, aangezien recidive tijdens forensische behandeling uitzonderlijk is. Zo werd in een recent onderzoek met gegevens van het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT) gevonden dat slechts bij 0,15% van de 15.050 positief beoordeelde verlofaanvragen sprake was van een ongeoorloofde afwezigheid met recidive. Verder blijkt al jaren uit onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) dat ernstige recidive na ontslag uit de forensische zorg, met name de tbs, relatief laag is, in ieder geval aanzienlijk lager dan na een gevangenisstraf. Hierbij dient aangetekend te worden dat de cijfers lastig te vergelijken zijn vanwege belangrijke verschillen tussen de groepen. De recidivecijfers tijdens en na forensische zorg zijn dus relatief gunstig, maar een delict kan enorme impact hebben en het zo veel mogelijk voorkomen van recidive blijft het ultieme doel van de behandeling in de forensische zorg. Het is nog onduidelijk wat precies bijdraagt aan recidivereductie en hoe behandeleffectiviteit of behandelsucces gedefinieerd kan worden.
Van patiënten en burgers wordt in toenemende mate verwacht dat zij zelf regie gaan of blijven voeren. De vraag hoe patiënten in de geriatrische revalidatie en inwoners van een gemeente met de toenemende verwachting van zelfregie kunnen (blijven) participeren in dagelijkse activiteiten, is een uitdaging voor zorg- en welzijnsprofessionals. Deze begeleiding is tot nu toe vaak weinig persoonsgericht en wordt nog weinig methodisch ingezet door professionals. Dit roept de vraag op hoe het voeren van zoveel mogelijk zelfregie ontwikkeld of behouden kan worden tijdens professionele begeleiding. Dit postdocproject is verbonden aan het lectoraat Neurorevalidatie en Innovatie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Het beoogt de professionele begeleiding van zelfregie in dagelijkse activiteiten van patiënten en burgers te onderzoeken en ontwikkelen in drie contexten: tijdens de ontslagfase van klinische revalidatie naar huis voor patiënten met niet aangeboren hersenletsel (NAH); thuiswonende inwoners van een gemeente die voorzieningen aanvragen; langdurig thuiswonende NAH-patiënten met de wens meer dagelijkse activiteiten te kunnen ondernemen. Tijdens het postdocproject worden in deze contexten werkplaatsen opgezet om met de praktijk producten te ontwikkelen. De onderzoeksvraag is: Hoe kunnen patiënten/burgers worden begeleid om de participatie in dagelijkse activiteiten te optimaliseren waarbij de zelfregie zoveel mogelijk bij de patiënt/burger ligt? Diverse onderzoeksmethoden worden ingezet om deze onderzoeksvraag te onderzoeken in de werkplaatsen. Patiënten, burgers en professionals in een revalidatiesetting, een gemeente en een wijkcentrum worden bevraagd op de wensen, mogelijkheden en belemmeringen m.b.t. zelfregie in de dagelijkse activiteiten. Uiteindelijk zal op basis van deze inzichten samen met professionals, patiënten en burgers een manier van begeleiding worden ontwikkeld, waarbij de patiënt of burger zoveel mogelijk zelfregie in dagelijkse activiteiten ontwikkelt of behoudt. De inzichten en ontwikkelde producten komen beschikbaar voor alle betrokkenen in de driehoek onderwijs-onderzoek-beroepspraktijk. Tevens dragen de postdocactiviteiten bij aan de ontwikkeling van de onderzoekslijn ‘Zelfregie in dagelijkse activiteiten’.