Service of SURF
© 2025 SURF
Scholen kunnen potentieel een belangrijke rol spelen in het stimuleren van bewegen bij jongeren, de school bereikt immers vrijwel alle jongeren en bovendien brengen jongeren het grootste deel van de week door binnen de schoolmuren. Er is echter nog maar weinig specifiek onderzoek gedaan naar factoren tijdens de schooldag die invloed hebben op de fysieke activiteit van leerlingen. In dit artikel de eerste resultaten van een onderzoek bij een groep middelbare scholieren waarbij gedurende een week hun energieverbruik is gemeten.
In dit artikel is het energieverbruik van adolescenten gedurende een schoolweek en een weekend in kaart gebracht. Hierbij is gebruik gemaakt van gecombineerde hartslag-versnellingsmeters. Doordat deelnemers gelijktijdig een beweegdagboek bij hebben gehouden kon ook de afzonderlijke bijdrage aan het totale energievebruik van lichamelijke opvoeding, actief transport naar school en sporten in de vrije tijd bepaald worden.
LINK
It has been suggested that physical education (PE) and active transport can make a meaningful contribution to children's physical activity (PA) levels. However, data on the contribution these activities to total PA is scarce, and PE's contribution to total physical activity energy expenditure (PAEE) has to our knowledge never been determined. This is probably explained by the methodological complexity of determining PAEE (Welk, 2002). In this paper, we present the first data of an ongoing study using combined heart rate monitoring and accelerometry, together with activity diaries. Over the six measurement days, PE contributed 5% to total PAEE, and 16% to school-related PAEE, whereas active transportation had a much larger contribution.
De transitie naar een gerobotiseerde industriële omgeving is in volle gang. Robots zijn zich aan het ontwikkelen tot collaboratieve robots (co-bots) en worden zo meer een collega dan een geïsoleerde machine in een kooi. Een goede co-bot-mens-samenwerking heeft positieve effecten op de werkbeleving, resulteert in minder stress, verzuim, minder ‘bijna-ongelukken’ en leidt tot hogere productiviteit en kwaliteit op de werkvloer. Onderling vertrouwen tussen medewerker en co-bot speelt een belangrijke rol in een goede samenwerking en voor effectieve teamprestaties. De interactie tussen medewerker en co-bot dient daartoe zo natuurlijk mogelijk, voorspelbaar en intuïtief te verlopen. Op dit terrein valt nog veel winst te boeken in het industriële MKB. Co-bots moeten leren anticiperen op wat in de directe omgeving komen gaat, zodat de medewerker nimmer in een onveilige situatie verkeert en zich comfortabel voelt in de samenwerking met de co-bot. Van de andere kant moeten medewerkers leren begrijpen hoe co-bots werken en wat ze van hen kunnen verwachten. Ambitie van het project “Close Encounters with Co-bots” is het verbeteren van de effectieve samenwerking tussen medewerker en co-bot op de industriële werkvloer en daarbij vertrouwen en beleefde veiligheid te borgen voor de medewerker. In het project wordt daartoe gewerkt aan begrip van de co-bot in de mens, begrip van de mens in de co-bot, het bouwen aan technische oplossingen voor effectieve communicatie, en prototyping en testing in relevante praktijkomgevingen in het MKB. Het bedrijfsleven kan met de resultaten van het project versneld de door hen gewenste leercurve doorlopen om samenwerkende industriële mens-co-bot-systemen substantieel te laten bijdragen aan operationele winst in economisch, (productie)technisch en sociaal opzicht. Het project is een interdisciplinair samenwerking tussen de vakgebieden psychologie, mechatronica en ICT binnen Fontys Hogescholen en Saxion Hogeschool. De negen participerende (MKB) bedrijven zijn actief als industrieel productiebedrijf, in robotica ontwikkeling, als systeem- en robotleverancier, in productieautomatisering en in de sociale werkvoorziening. Daarnaast zijn kennisinstelling TU/e, coöperatie Brainport Industries en samenwerkingsverband Holland Robotics nauw betrokken. In het project zal bestaande kennis toepasbaar worden gemaakt en zal nieuwe kennis worden ontwikkeld t.b.v. een natuurlijke, voorspelbare en intuïtieve samenwerking tussen medewerker en co-bot op de industriële werkvloer. Verder zal verankering van kennis en kunde in onderwijs en lectoraten plaatsvinden en een vergroting van de kwaliteit van docenten en afstudeerders. Er zullen circa 17 docent-onderzoekers van de hogescholen en circa 100 studenten betrokken worden, die in de vorm van studentenprojecten, stages en afstudeeronderzoeken werken aan interessante vraagstukken direct uit de beroepspraktijk.
In Europa worden diverse kruiden geteeld, geïmporteerd en verwerkt voor de voedselconsumptie en medicinale toepassingen. Vanaf 2015 zijn er Europese normen van kracht voor de aanwezigheid van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAKs) in gedroogde kruiden. Sindsdien is onverwachts duidelijk geworden dat er in diverse kruiden o.a. uit Europa, PAKs zijn aangetroffen boven de door de EU vastgestelde maximale niveaus van PAKs in gedroogde kruiden. Om te kunnen voldoen aan de normen is het van belang de oorzaak van de PAK gehalten te achterhalen. Als er naar de keten van de kruiden wordt gekeken, kunnen PAKs op verschillende momenten in de kruiden terechtkomen bijvoorbeeld tijdens de teelt, mogelijk ook tijdens de oogst en het transport, tijdens de droging en de verdere verwerking. Vaak wordt het droogproces aangewezen als oorzaak van de verhoogde PAK gehalten. Er zijn echter aanwijzingen dat het drogen niet (alleen) leidt tot de aanwezigheid van PAKs in kruiden. Het huidige onderzoek heeft als doel het achterhalen van de herkomst van PAKs in gedroogde kruiden en het formuleren van mogelijke (gehalte reducerende) maatregelen en adviezen waarmee bedrijven die actief zijn in de kruidensector, producten kunnen (blijven) leveren die voldoen aan de geldende normen. Het huidige project richt zich eerst op het kruid valeriaan, en dient mede als voorbeeldproject voor vervolgonderzoek naar andere kruiden waarin ook PAKs zijn aangetroffen.
Dit lectoren platform heeft zich in de afgelopen 2 jaren succesvol ontwikkeld. Dit is een netwerk van de lectoraten Duurzame Energievoorziening (Saxion, Richard van Leeuwen), Delta Power (Hogeschool Zeeland, Jacob van Berkel), Duurzaam Bouwproces met BIM (Hogeschool Rotterdam, Christoph Maria Ravesloot), Energietransitie (Hanzehogeschool, Jan-jaap Aué), Smart Energy (Avans Hogeschool, Jack Doomernik), Meet- en Regeltechniek (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Aart-Jan de Graaf), Energietransitie (Hogeschool Windesheim, Jeike Wallinga) en Sustainable Electrical Energy Centre of Expertise (SEECE, Tinus Hammink). Het platform is 2 jaar actief. In de vorige periode is een onderzoeksagenda opgesteld met de volgende 5 programmalijnen: 1. 1. Kwantificeren: het effect op vraag en aanbod van technische oplossingen 2. 2. Systeembenadering in de praktijk: lokaal doen wat lokaal kan 3. 3. Systeembenadering in de praktijk: integraliteit bij grote spelers 4. 4. Integraliteit met andere disciplines: organisatorische en ICT-kant van de energietransitie samenbrengen met het technisch inzicht 5. 5. Systeembenadering in de aanpak: LEVE-visie uitdragen Zie tevens: https://specials.han.nl/sites/seece/actueel/documenten/LEVE-Onderzoeksagenda-2019.pdf Doel in het vervolg van het platform LEVE, LEVE II is: 1. 1. Agenda en visie uitvoeren met de nu deelnemende partijen; 2. 2. Verdiepen en verbreden van het lectoren netwerk (Windesheim is inmiddels aangesloten); 3. 3. Inrichten van een informatieplatform voor inzicht in kennisactiviteiten, resultaten en onderwijsmateriaal; 4. 4. Organiseren en uitdragen van de wervende doelstelling voor meerjarige programma’s (zoals nu de MMIP’s). In onze werkwijze stemmen we onze agenda en projecten af met een stakeholdergroep waarvoor elke hogeschool een “relatie” uitnodigt. Via de universiteiten en de TKI’s Nieuw Gas en Systeemintegratie toetsen we de relevantie van de vraagstukken die we oppakken. Dit plan is tevens verbonden en afgestemd met het lectorenplatform Urban Energy. Dit platform sluit aan op het thema Energie en Energievoorziening uit de strategische onderzoeksagenda van het hbo 2016-2020.