Service of SURF
© 2025 SURF
The importance of a near-native accent. This talk will discuss whether or not it is important for EFL-teachers to try and achieve a near-native generally accepted accent for their students. The focus will be on the credibility of non-native speakers of English while speaking English in a globalising world, with a heavy or mild foreign accent. These days and in the future more and more non-native speakers of English will communicate with each other in English. For a native speaker it is not that difficult to understand a non-native speaker speaking English with a lot of local or regional phonological interferences. For two non-native speakers of different origin, both speaking English with a mild or heavy accent, it might be more likely that confusion about what is being said occurs because of the foreign accent. Research (Shiri Lev-Ari &, Boaz Keysar, Why don't we believe non-native speakers? The influence of accent on credibility, 2010) proves that a near-native accent adds to the credibility of the speaker. In the Netherland most EFL-teachers were trained to speak English with an RP or GA accent. As soon as they start teaching students in secondary education they accept “World English” and most teachers do not pay a lot of attention to pronunciation mistakes made by their students, as long as they can get the message across. During the talk the audience will be asked how important they consider a near-native accent is, what mistakes they accept and don’t accept and in which way teaching pronunciation is an issue in their lessons. Some sound samples with typical mistakes the Dutch make while speaking English will be presented and discussed to see if the audience consider them to be confusing or not. Then a strategy, using phonetics as a tool, will be presented to help correcting a few typical mistakes. session type : talk (30 minutes) Audience; EFL teachers & teacher trainers
MULTIFILE
To highlight relevant information in dialogues, both wh-question context and pitch accent in answers can be used, such that focused information gains more attention and is processed more elaborately. To evaluate the relative influence of context and pitch accent on the depth of semantic processing, we measured event-related potentials (ERPs) to auditorily presented wh-question-answer pairs. A semantically incongruent word in the answer occurred either in focus or in non-focus position as determined by the context, and this word was either accented or unaccented.Semantic incongruency elicited different N400 effects in different conditions. The largest N400 effect was found when the question-marked focus was accented, while the other three conditions elicited smaller N400 effects. The results suggest that context and accentuation interact. Thus accented focused words were processed more deeply compared to conditions where focus and accentuation mismatched, or when the new information had no marking. In addition, there seems to be sex differences in the depth of semantic processing. For males, a significant N400 effect was observed only when the question-marked focus was accented, reduced N400 effects were found in the other dialogues. In contrast, females produced similar N400 effects in all the conditions. These results suggest that regardless of external cues, females tend to engage in more elaborate semantic processing compared to males.
LINK
It will be hard to find a Dutchmen under 50 years old who is not able to understand and speak English. Dutch pupils in secondary education spend about 4 hours a week studying grammar, reading texts, listening to conversations and giving presentations, all in English and that for four to six years. They even study cultural and historical aspects of the English speaking world. Music, films and playing online-computer games all add to a better understanding of the English language. The quality of most Dutch vowels and consonants are quite close to the quality of many English vowels and consonants. Most of the time an English utterance produced with Dutch vowel and consonant qualities will still be easily understood by native speakers of English. Phonological interference does not automatically make a Dutchman’s English unintelligible. However, why is it so easy to recognise a Dutchman as being Dutch while speaking English? Would it not be worthwhile to try and achieve a near-native accent for our pupils and students?
Ongeveer de helft van de traumapatiënten kan effectief worden geholpen. De behandeling van complex trauma, dat wil zeggen meervoudig en langdurig trauma, is daarbij het minst succesvol. In het binnen RAAK-publiek gefinancierde project ‘Beweging in trauma’, is op vraag van praktijkinstellingen een psychomotorische behandelmodule ontwikkeld en geëvalueerd en daarbij ook aangeboden aan de doelgroep vluchtelingen en asielzoekers. Deze groep mensen bleek goed te profiteren van de interventie. Bij afronding van het project is met betrokken therapeuten echter geconcludeerd dat bij verdere implementatie twee aanpassingen van belang zijn om er zorg voor te dragen dat deze specifieke doelgroep optimaal profiteert van het aanbod. Top-up subsidie is nodig voor: 1. Het ontwikkelen en evalueren van een stabilisatiemodule ‘Beweging in Trauma’ voor vluchtelingen en asielzoekers. Hierbij wordt voortgebouwd op de in het RAAK project ontwikkelde behandelmodule. De psycho-educatie wordt aangepast zodat deze beter geschikt is voor de doelgroep vluchtelingen en asielzoekers. Een belangrijk aspect waarmee rekening moet worden gehouden is de taalbarrière. Uit het RAAK project bleek dat het thema spel en bewegingsplezier succesvol is. Dit thema wordt in de te ontwikkelen interventie uitgebreider doorgevoerd. Dit kan de veerkracht en de positieve ervaringen van de vluchtelingen en asielzoekers verder vergroten. Daarnaast wordt bij de ontwikkeling aandacht besteed aan hoe er nog beter op de psychofysiologische regulatie geïntervenieerd kan worden. Dit is belangrijk omdat de traumascores bij deze doelgroep nog bovengemiddeld hoog zijn. Deze uitwerking vindt plaats in nauwe samenwerking met de beroepspraktijk en op basis van eerdere evaluaties, ingevuld door vluchtelingen en asielzoekers die de oorspronkelijke module gevolgd hebben. Beoogd resultaat is een psychomotorische module die inzetbaar is bij alle (GGZ-)instellingen waar psychomotorisch therapeuten werken met getraumatiseerde vluchtelingen en asielzoekers. 2. Het ontwikkelen van een toolbox behandelevaluatie voor vluchtelingen en asielzoekers. Het is voor psychomotorisch therapeuten van belang om hun behandeling te evalueren. Het invullen van vragenlijsten is voor zowel vluchtelingen als begeleiders een tijdrovende en intensieve aangelegenheid, mede door het feit dat vaak tolken ingezet moeten worden. In dit project wordt een voor de doelgroep geschikt meetinstrument ontwikkeld en beproefd. Beoogd resultaat is een toolbox voor de behandelevaluatie die inzetbaar bij alle (GGZ-)instellingen waar psychomotorisch therapeuten werken met getraumatiseerde vluchtelingen en asielzoekers. Het is van belang bovenstaande producten te evalueren op toepasbaarheid. Een derde punt in dit project is dan ook het uitvoeren van een evaluatie van beide aanpassingen met behulp van enkele n=1 studies.
Avans wil duurzamer denken en doen. Deze ambities zijn vastgelegd in het visiedocument ‘Ambitie 2025’. Optimaal aansluiten bij maatschappelijke ontwikkelingen betekent voor Avans dat het accent binnen het onderwijs wordt gewijzigd van aanbodgericht naar vraag gestuurd onderwijs. Een zo groot mogelijke keuzevrijheid creëren voor de studenten. Dit betekent flexibilisering van het onderwijs en intensievere samenwerking tussen opleidingen onderling en met de expertisecentra. Ook nieuwe ambities in relatie tot cocreatie met de werkveldpartners zijn nodig. Dit geldt tevens voor de CDKM-samenwerking in Den Bosch. De CDKM-samenwerking, binnen de Ambitie 2025, krijgt vorm door middel van zogenaamde transdisciplinaire cocreatie. Talentontwikkeling, kennisontwikkeling en transitie vanuit een gemeenschappelijke basis. Avans stelt zich hierbij tot doel dat iedere student van een Bossche opleiding minimaal een keer gedurende de opleiding bijdraagt aan de maatschappelijke opgaven van de stad. De CDKM-samenwerking dient hiervoor, inhoudelijk en procesmatig, verder ontwikkeld en geborgd te worden. Een nieuw speelveld ontstaat met nieuwe spelregels, spelambities en nieuwe spelers. Een ‘CDKM-implementatieplan ’s-Hertogenbosch’ is hiervoor noodzakelijk. De ontwikkeling van dit plan zal parallel lopen met de reeds bestaande CDKM-samenwerking. Bestuurders van alle samenwerkingspartners hebben afgesproken om met elkaar een samenwerkingsconvenant af te sluiten die de uitgangspunten en doelen in het ‘CDKM-implementatieplan ’s-Hertogenbosch’ ondersteunen. Het plan zal leiden tot afspraken over werkwijze, taken/verantwoordelijkheden, coördinatie en financiering. De volgende randvoorwaarden staan hierbij centraal: onderwijscoördinatie, onderwijs-onderzoek coördinatie, programmalijncoördinatie, impactbepaling, communicatie en informatievoorziening. De gemeente ’s-Hertogenbosch zal als aanvulling op (en gelijktijdig met) het ‘CDKM-implementatieplan ’s-Hertogenbosch’ de volgende onderwerpen uitwerken: inbedding van de CDKM-samenwerking binnen de gemeentelijke organisatie en verkenning naar structurele en geïntegreerde participatie van maatschappelijke stakeholders. De ontwikkeling van het plan, het uiteindelijke resultaat en de ‘lessons learned’ worden gedeeld met de CDKM-partners in het periodieke CDKM-bestuurdersoverleg en het CDKM-kernteamoverleg. Het ‘CDKM-implementatieplan ’s-Hertogenbosch’ zal in cocreatie worden gerealiseerd en bijdragen aan een verregaande stedelijke samenwerking!
De wereldwijde COVID-19 crisis heeft de dagelijkse werkzaamheden in het onderwijs en onderzoek ernstig verstoord. De kennisgemeenschap ontmoet elkaar digitaal, onderzoeksprojecten worden uitgesteld, stilgelegd. Aan de andere kant komt de urgentie van verschillende domeinen volop in beeld met een hele duidelijke impact van ‘applied sciences’ op de maatschappij. De effecten van de crisis geven extra uitdagingen om door te bouwen aan praktijkgericht onderzoek en de daarbij benodigde infrastructuur. Hiermee wordt de regionale impact versterkt en worden de verschillende maatschappelijke transities versneld. De beschikbare middelen € 475.000,= worden ten behoeve van de doorontwikkeling van praktijkgericht onderzoek als volgt, drieledig, geïnvesteerd: 1. het op peil houden van de beschikbaarheid van onderzoekspersoneel 2. professionalisering van datamanagement. Het betreft ondersteuning met het accent op het uitbouwen van de digitale voorzieningen. 3. strategische positionering en profilering van praktijkgericht onderzoek: communicatie en profilering, netwerkvorming, het onderhouden van partnerschappen