Service of SURF
© 2025 SURF
In dit artikel worden de posities van verschillende actoren, die actief zijn op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en assurance, geïdentificeerd en geanalyseerd. De nadruk wordt momenteel gelegd op vrijwillige activiteiten op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en het rapporteren over deze activiteiten, ondanks dat een nieuwe richtlijn op Europees niveau bepaalde Nederlandse ondernemingen verplicht te rapporteren over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Door het vrijwillige karakter van rapportages over maatschappelijk verantwoord ondernemen en het ontbreken van formele regelgeving is er een verhoogd risico dat bedrijven misbruik maken van mvo-rapportages voor bijvoorbeeld zakelijk of persoonlijk gewin. De verwachting is echter dat het belang en de kwaliteit van mvo-rapportages zal toenemen in de nabije toekomst om transparantie te verhogen binnen verschillende branches en sectoren. Hierdoor kunnen mvo-rapportages en de controle hierop ingezet worden om onethisch gedrag te verminderen en meer openheid van zaken te geven hoe ondernemingen te werk gaan.
Gezien de klimaatproblematiek wordt Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) steeds belangrijker. Bedrijven zijn op zoek naar praktische invulling van dit begrip. Hergebruik van grondstoffen is daarin een belangrijk uitgangspunt. In de meeste kantoorgebouwen wordt het bioafval niet gescheiden van het restafval, in tegenstelling tot in huishoudens. Redenen hiervoor zijn ongemakken zoals geur, schoonmaken en frequent legen van de bakken. Daarnaast verwachten veel mensen dat de hoeveelheid bioafval uit kantoorgebouwen klein is, maar uit verkennend onderzoek is gebleken dat in kantoorgebouwen bijna net zo veel bioafval per persoon wordt geproduceerd als in huishoudens. Echter, de kantoor/bedrijfsomgeving verschilt met de thuisomgeving, omdat er in kantoren een andere betrokkenheid en gedeelde verantwoordelijkheid is voor de afvalscheiding. Om gescheiden inzamelen van bioafval succesvol te laten zijn is duurzame betrokkenheid van de gebruikers nodig. Het doel van dit project is dan ook om samen met drie verschillende type bedrijven op het businesspark een bioafval scheidingssysteem op te zetten die werkt voor hen. Om het gescheiden inzamelen van afval op een duurzame manier te organiseren is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: “Op welke manier kan, voor de verschillende type bedrijven, bioafval het best worden gescheiden?” Door naar de eisen en wensen per type bedrijf te luisteren, wordt per bedrijf de juiste strategie gekozen om medewerkers te blijven motiveren om bioafval te scheiden en een efficiënt en hygiënisch systeem inclusief transport naar de composteerder ontwikkelt. Succesfactoren worden vertaald in ontwerprichtlijnen per bedrijfstype die relevant zijn voor andere bedrijven die bioafval willen gaan scheiden.
Met het rijksbrede programma ‘Nederland Circulair in 2050’ wil de Rijksoverheid een omslag maken naar een circulaire economie, met als uitgangspunt 50% minder verbruik van primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen) in 2030. In hun voorbeeldfunctie tegenover bedrijven en consumenten hebben overheidsorganisaties als doel gesteld om in 2020 slechts 35% restafval te genereren binnen hun bedrijfsvoering. Een afdeling Facility Management, gericht op ondersteuning van het primaire proces, kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Maar hoe doe je dat? Facilitaire professionals van overheidsorganisaties ervaren knelpunten die hen belemmeren om de doelstellingen te behalen. Zij vinden het bijvoorbeeld lastig om de circulaire gedachte en circulair gedrag in alle schakels van het bedrijfsproces te stimuleren. En beschikken niet altijd over de juiste kennis om gericht actie te ondernemen. In dit project wordt dan ook handelingsgericht onderzoek verricht rondom de vraag: “Met welk handelingsprotocol kunnen facilitaire professionals van de Rijksoverheid duurzaam gebruikersgedrag stimuleren, de afval- en grondstofstromen verduurzamen en daarmee bijdragen aan een circulaire bedrijfsvoering?” De projectpartners Dienst Justitiële Inrichtingen en FM Haaglanden willen samen met De Haagse Hogeschool een handelingsprotocol ontwikkelen zodat facilitaire professionals de circulaire bedrijfsvoering binnen overheidsorganisaties kunnen optimaliseren. Het project speelt daarmee in op de huidige handelingsverlegenheid bij facilitaire professionals die in zeer korte tijd de ambitie van 35% restafval in 2020 dienen te halen. De urgentie van het project is daarmee zeer groot. In twee jaar ontwikkelt De Haagse Hogeschool dit handelingsprotocol samen met de projectpartners. Het projectplan bestaat uit activiteiten die zijn gericht op 1) het inventariseren en stimuleren van duurzaam gedrag bij eindgebruikers, 2) het inventariseren en stimuleren van duurzaam gedrag bij facilitaire professionals, 3) het ontwikkelen en toepassen van een praktisch handelingsprotocol voor facilitaire professionals van de Rijksoverheid en 4) het dissemineren in praktijk, onderwijs en onderzoek.
In de context van groeiende personeelstekorten in de (wegen)bouw en ontoereikende nieuwe instroom vanuit de opleidingen vragen mkb-ondernemers zich af hoe zij voor de toekomst aan goed gekwalificeerd personeel kunnen komen. Ondernemers proberen creatief aan mensen te komen, die zij wellicht nog op kunnen leiden, zodat zij kunnen voldoen aan technologische veranderingen die er in de toekomst in de wegenbouw gaan komen. In combinatie met de motivatie om maatschappelijk verantwoord te ondernemen (MVO), heeft mkb-ondernemer Sallandse Wegenbouw in de regio Twente het eigen werkleerbedrijf ‘Dynamisch op Weg’ opgezet, dat zich richt op het voorbereiden van jongeren zonder startkwalificatie op een BBL-opleiding. Bij gebleken geschiktheid kunnen zij via InfraVak, een opleider voor de wegenbouw, de opleiding gaan volgen bij één van de aangesloten mkb-wegenbouwondernemers. Bij succesvolle afronding zijn zij verzekerd van een baan. Jongeren zonder startkwalificatie, zoals voortijdig schoolverlaters, hebben een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt als het gaat om werk en inkomen. Door het combineren van een voortraject met de bestaande BBL-opleiding voor deze jongeren wil de Sallandse Wegenbouw zijn vraag naar personeel en zijn MVO-doelstellingen verenigen. De jongeren worden gedurende het voortraject en hun opleiding bijgestaan door jobcoaches vanuit ‘de Kern’ een maatschappelijk dienstverlenende organisatie, die wil weten, hoe zij de beste begeleiding kunnen bieden. Het ROC van Twente draagt zorg voor overplaatsing van de uitgevallen jongeren. De lectoraten Arbeid & Gezondheid en Arbeidsdeskundigheid van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) zijn gevraagd te onderzoeken of dit totale samenwerkingsinitiatief ‘haalbaar’ is en wat het kan gaan opleveren. Met betrokken partners willen we onderzoeken in hoeverre deze samenwerking resultaten oplevert die voor de Kern, het ROC, de Sallandse Wegenbouw, Infravak, de HAN en de jongeren betekenisvol zijn. Daarvoor worden indicatoren vastgesteld voor proces- en uitkomstevaluatie en een eerste inzicht in het proces van samenwerken gegeven.