Service of SURF
© 2025 SURF
Steeds meer bedrijven publiceren naast hun financieel jaarverslag een integrated report, waarin naast financiële waarde ook over maatschappelijke waarden wordt gerapporteerd. Uit een rapport van KPMG (2017) blijkt dat 93% van de grootste bedrijven van de wereld een integrated report publiceert. Met de opkomst van integrated reporting is hier echter ook de nodige kritiek op ontstaan. Zo zouden bedrijven het integrated report vooral gebruiken om zich duurzamer voor te doen dan ze daadwerkelijk zijn (‘greenwashing’). In dit artikel wordt een analyse van de Triple Depreciation Line (TDL) beschreven. De TDL is een raamwerk, waarmee in potentie (voor een deel) tegemoet wordt gekomen aan de huidige kritiek op integrated reporting zoals bijvoorbeeld ‘greenwashing’. In dit artikel concluderen wij dat de TDL in zijn huidige opzet in de praktijk moeilijk toepasbaar is en doen wij aanbevelingen voor een meer praktische toepassing van dit raamwerk. Dit leidt tot een aangepast TDL-raamwerk, waarbij wij beargumenteren dat de toepassing van dit aangepaste raamwerk de potentie heeft om de transitie naar een duurzame economie aanzienlijk te versnellen.
MULTIFILE
In 1896 Svante Arhenius discovered that fossil fuels are a source of carbon dioxide. In 1965 the US Presidents science advisory panel reported that pollution is a major threat to society. In the 1970s atmospheric scientists Manabe, Wetherald and Sawyer confirmed that human activities are contributing factors to climate change. Richard Maxwell and Toby Miller explored the environmental impact of media technology in 2012. Kääpä explored sustainability in media in 2018, yet in 2022 sustainability in Film, TV and Media is still in its infancy, while other sectors are taking strong measures to reduce their carbon footprint. This report synthesis Elkington’s’ triple bottom line with Porters’ value chain in Film, TV, and media production as framework to teach sustainability. Research highlights the importance of Small Medium Enterprises (SMEs) in the sector and underscores Green Production strategies that reduce the carbon footprint. Research reveals that the sector has the unique potential to change the way audiences perceive sustainability using Green Content strategies and highlights the sustainability problem in distribution. Results suggest that educational institutions in Film, TV, and Media must do more to integrate sustainability into their curricula to unleash the full potential beyond sector boundaries.
LINK
Dit proefschrift gaat over de veerkracht van regionale arbeidsmarkten en de bijdrage die een triple helix partnership daaraan kan leveren. Het rapporteert over een onderzoek waarin de Health Hub Roden als triple helix partnership centraal staat. Vanuit de opvatting dat dit uiteindelijk bijdraagt aan een sterkere concurrentiepositie van de economie wordt in zowel internationaal, nationaal als regionaal beleid de noodzaak benadrukt om de samenwerking tussen onderwijs, overheid en bedrijfsleven te versterken. Ook in de wetenschappelijke literatuur wordt veel geschreven over triple helix samenwerking. Een belangrijk deel van de triple helix literatuur beargumenteert vanuit de theorie hoe deze partnerships zouden (moeten) werken, maar de vraag hoe dergelijke partnerships in de praktijk werken, bleef tot nu toe onderbelicht in empirisch onderzoek.De aanleiding voor dit onderzoek is gelegen in de unieke kans die zich voordeed om Health Hub Roden, een triple helix partnership in de provincie Drenthe, en de betrokken partners longitudinaal en diepgaand te onderzoeken en zo in de ‘black box’ van een triple helix partnership te kijken om te achterhalen in hoeverre, en via welke mechanismen, een dergelijk partnership bijdraagt aan de economische veerkracht van de regio (in termen van werkgelegenheid en arbeidsparticipatie). Om inzicht te verkrijgen in de manier waarop die bijdrage precies geleverd zou kunnen worden, is op basis van literatuuronderzoek en empirisch onderzoek een globaal ordeningsmodel van mogelijke causale mechanismen ontwikkeld waarmee op microniveau in kaart gebracht kan worden in hoeverre er een bijdrage vanuit het triple helix partnership was. Het begrip causale mechanismen en het traceren daarvan staat centraal in de onderzoeksmethode process-tracing, die binnen dit onderzoek is gebruikt.Na het ontwikkelen van het globale ordeningsmodel is in kaart gebracht in hoeverre er in dit onderzoek bij dit concrete partnership voor de achtereenvolgende schakels waaruit de causale mechanismen zijn opgebouwd ook daadwerkelijk empirisch bewijs gevonden is. Op basis van het empirisch onderzoek kan gesteld worden dat er indicaties gevonden zijn voor een relatie tussen activiteiten vanuit het triple helix partnership en de ontwikkeling van werkgelegenheid en arbeidsparticipatie. Werkervaringsplaatsen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt hadden een positief effect op de arbeidsparticipatie. Daarnaast resulteerde het netwerk in meer omzet in bestaande markten, met vervolgens een effect op de werkgelegenheid. Samenwerking in projecten droeg bij aan productinnovatie, met (mogelijk op termijn) een werkgelegenheidseffect in bedrijven tot gevolg. Ook werden in het empirisch materiaal aanwijzingen gevonden voor een relatie tussen samenwerking in projecten en de kwantitatieve personeelsvoorziening in bedrijven doordat bedrijven op deze manier hun (innovatie)capaciteit tijdelijk (en gratis) konden uitbreiden of makkelijker nieuw personeel konden werven. Ook werd via samenwerking in projecten gewerkt aan de competenties van personeel. In het ontwikkelde ordeningsmodel werden tot slot mogelijke effecten op procesinnovaties (en vervolgens werkgelegenheid) en ondernemerschap beschreven, maar in deze case werden geen of nauwelijks effect vastgesteld. Met dit onderzoek is inzicht gegeven in mogelijke handelingsopties in triple helix samenwerking en de wijze waarop daarmee een bijdrage geleverd wordt aan werkgelegenheid en arbeidsparticipatie. De belangrijkste adviezen voor het vormgeven van toekomstige samenwerkingen hebben betrekking op de noodzaak van het bepalen van een gezamenlijke lange termijnagenda voor de triple helix samenwerking, het vragen van daadwerkelijk commitment van de betrokken partners, het verbeteren van het inzicht in de collectieve scholingsbehoefte en het stimuleren van informeel leren. Een eerste aanbevelingen voor vervolgonderzoek betreft het toetsen van de beschreven causale mechanismen in vervolgonderzoek. Daarnaast zou een onderzoeksagenda opgesteld kunnen worden waarin relevante onderwerpen het bevorderen van de vraagarticulatie,het bevorderen van samenwerking tussen bedrijven, de rol van docenten en onderzoekers in deze samenwerking, de kwaliteit (en toegevoegde waarde) van dergelijke projecten in vergelijking met de meer traditionele vormen van samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven en tot slot het stimuleren van open innovatieprojecten.
In the Netherlands the business community is pretty active in the biobased economy because it offers plenty of economic opportunities. Innovation and chain development are stimulated towards the development of the bi-obased economy, bioenergy and to biobased materials. The Netherlands is strongly investing on improving inno-vative business and development, developing business cases and removing obstacles of non-technical origin. Importantly, the Dutch business community have recognised that many activities will depend on biomass imports as domestic production is mostly limited. In the Netherlands there is a large demand for biobased biomass, and it is estimated that in the year 2030 about 60-70% of the required biomass will have to be imported. The Dutch Platform Biobased Raw Materials has emphasised the importance of the imports of biomass, and has focused on developing guidelines for transition paths, where international cooperation with biomass-producing countries is essential. The Netherlands has identified Spain as an important provider of biomass resources (19 million ktoe), Spain holds the third position in European ranking of biomass potential. The autonomous community Galicia is the most important forest region in Spain, where the agroforestry sector has been considered as an alternative to yield economic benefits as well as to bring ecological advantages. However, the potential of Galicia as a pro-ducer and supplier of (waste flow) biomass is underdeveloped and underutilised. There is a need for a better un-derstanding of the potential business models that Dutch companies and Spanish stakeholders can apply to devel-op a biobased value chains that lead to the triple bottom line of People, Planet and Profit. To realise this goal, our project focuses on identifying the linkages between the Galicia agroforestry sector and the Dutch biobased industries, and explore the potential business opportunities towards the strengthening of both the local and the Dutch biobased markets. To achieve the latter we centred on the following questions: I. What are the potential new business models that can be applied for a profitable and sustainable biobased chain from the waste flows of the agroforestry sector of Galicia for a steady production and supply to the local and the Dutch markets, leading to a sustainable transition path? II. What are the institutional frameworks required to develop new and profitable biobased value chains within the agroforestry sector in Galicia?