Service of SURF
© 2025 SURF
In het najaar van 2011 is in zogenoemde ‘ontwerpsessies’ in de drie clusters voor tweedegraads lerarenopleidingen van het Domein Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam geïnventariseerd aan welke onderzoeken behoefte bestond bij de opleidingen. Daaruit bleek dat in veel opleidingen het onderwerp ‘transfer’ hoog op de agenda stond. Opleiders maakten zich zorgen over de verbinding tussen het programma van de opleidingen en de praktijk waarmee studenten tijdens het werkplekleren werden geconfronteerd. Het onderwerp ‘transfer’ is een generiek thema dat niet specifiek ressorteert onder één van de lectoraten. Daarom werd begin 2012 besloten het onderzoek naar transfer op te vatten als een gezamenlijk project van het Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding. Er werd een onderzoeksgroep gevormd bestaande uit twee hoofddocenten (Geert van den Berg en Bert van Veldhuizen) en één lector (Arie Wilschut) die het onderzoek op zich zouden nemen. Gedurende het tweede jaar waarin het onderzoek werd uitgevoerd (2013) is daaraan Aisa Amagir toegevoegd, omdat zij reeds eerder onderzoek naar het thema transfer had uitgevoerd. Het uitgevoerde project is een kwalitatief probleemanalytisch onderzoek. Doel daarvan was vast te stellen in hoeverre de zorgen over de aansluiting tussen het opleidingsprogramma van de HvA en de stages en de mate waarin het op de HvA geleerde in de werkpraktijk van studenten wordt toegepast, zoals ze vanuit de opleidingen werden geuit, gegrond zijn en in welke mate transfer tussen opleidingen en werkplek inderdaad een probleem is, en zo ja in welke vormen zich dat probleem voordoet. Het onderzoek is uitgevoerd gedurende de jaren 2012 en 2013. In de eerste maanden van 2014 is gewerkt aan de rapportage van het onderzoek. Op het VELON-congres van 10 en 11 maart 2014 heeft een voorlopige rapportage van resultaten uit het onderzoek plaatsgevonden. De onderzoekers bedanken de geïnterviewde HvA-docenten, studenten en werkbegeleiders voor hun betrokkenheid en de openhartige wijze waarop zij vragen hebben beantwoord. In het hierna volgende hoofdstuk 2 wordt eerst de bestudeerde theorie besproken die uitmondt in een overzicht van de voornaamste concepten die met het thema transfer in verband kunnen worden gebracht als potentieel bevorderende en belemmerende factoren. Daarna bespreken we de vraagstelling en de toegepaste methode. In hoofdstuk 5 komen dan de resultaten van het onderzoek aan de orde, uitgesplitst over de diverse factoren waarvan in het onderzoek is gebleken dat ze een rol spelen bij transfer in de tweedegraads lerarenopleiding. Daarbij wordt per factor telkens aandacht besteed aan het perspectief van de HvA-docenten, de studenten en de werkbegeleiders en worden deze met elkaar vergeleken. Elk gedeelte in dit hoofdstuk wordt afgesloten met een concluderende passage over de bevindingen per factor. In hoofdstuk 6 worden al deze bevindingen geïntegreerd in conclusies uit het gehele onderzoek, waarop dan weer aanbevelingen worden gebaseerd voor opleiding en stages en voor vervolgonderzoek.
Philip Kohnstamm wijst in zijn werk op het belang van het leren van leraren en van de dialoog binnen de school over nieuwe inzichten ten aanzien van leren en lesgeven. Die twee thema’s zijn nog steeds uitermate actueel binnen het onderwijs. Nieuwe inzichten uit onderzoek vinden niet automatisch hun weg naar de schoolpraktijk en nieuwe kennis die verworven is tijdens professionaliseringsactiviteiten bereiken niet altijd collega’s binnen de school. Dit is te beschouwen als een transfervraagstuk.In dit artikel gaan we in op de vraag hoe deze transfer bevorderd kan worden. De actualiteit van Philip Kohnstamm laten we zien aan de hand van enkele zeer recente studies vanaf 2017 naar het leren van Nederlandse leraren in het basis- en voortgezet onderwijs, op zoek naar handvatten die deze studies bieden voorhet versterken van transfer. De transfer speelt zowel op individueel niveau van de leraar die nieuwe inzichten verwerft tijdens professionaliseringsactiviteiten,als op het niveau van groepen leraren die samen vorm geven aan professionalisering en hun inzichten willen delen met anderen buiten de eigen groep.De besproken studies verschillen in focus en aanpak, maar bieden gezamenlijk belangrijke handvatten voor zowel de lerarenopleidingen, de leraar als de schoolleiding.
In this study we test if successors timing of the acquisition and his actions account for better firm performance. We surveyed 500 Dutch SME successors two to six years after their acquisition. With ANOVA we tested successors timing (declining, average and increasing economical growth) and actions taken (organizational change, innovation, extending markets, no change). All tested actions improve post transfer performance compared to no action taken. Firms acquired in declining economical conditions perform best. No interaction effects are found between timing and actions suggesting that actions are beneficial to performance in any macro economical condition.
Students in Higher Music Education (HME) are not facilitated to develop both their artistic and academic musical competences. Conservatoires (professional education, or ‘HBO’) traditionally foster the development of musical craftsmanship, while university musicology departments (academic education, or ‘WO’) promote broader perspectives on music’s place in society. All the while, music professionals are increasingly required to combine musical and scholarly knowledge. Indeed, musicianship is more than performance, and musicology more than reflection—a robust musical practice requires people who are versed in both domains. It’s time our education mirrors this blended profession. This proposal entails collaborative projects between a conservatory and a university in two cities where musical performance and musicology equally thrive: Amsterdam (Conservatory and University of Amsterdam) and Utrecht (HKU Utrechts Conservatorium and Utrecht University). Each project will pilot a joint program of study, combining existing modules with newly developed ones. The feasibility of joint degrees will be explored: a combined bachelor’s degree in Amsterdam; and a combined master’s degree in Utrecht. The full innovation process will be translated to a transferable infrastructural model. For 125 students it will fuse praxis-based musical knowledge and skills, practice-led research and academic training. Beyond this, the partners will also use the Comenius funds as a springboard for collaboration between the two cities to enrich their respective BA and MA programs. In the end, the programme will diversify the educational possibilities for students of music in the Netherlands, and thereby increase their professional opportunities in today’s job market.
Goal: In 2030 the availability of high quality and fit-for-purpose recycled plastics has been significantly increased by implementation of InReP’s main result: Development of technologies in sorting, mechanical and chemical recycling that make high quality recycled plastics available for the two dominating polymer types; polyolefins (PE/PP) and PET. Results: Our integrated approach in the recycling of plastics will result in systemic (R1) and technological solutions for sorting & washing of plastic waste (R2), mechanical (R3) and chemical recycling (R4, R6) and upcycling (R5, R7) of polyolefins (PE & PP) and polyesters (PET). The obtained knowledge on the production of high quality recycled plastics can easily be transferred to the recycling of other plastic waste streams. Furthermore, our project aims to progress several processes (optimized sorting and washing, mechanical recycling of PP/PE, glycolysis of PET, naphtha from PP/PE and preparation of valuable monomers from PP/PET) to prototype and/or improved performance at existing pilot facilities. Our initiative will boost the attractiveness of recycling, contribute to the circular transition (technical, social, economic), increase the competitiveness of companies involved within the consortium and encourage academic research and education within this field.
To optimize patient care, it is vital to prevent infections in healthcare facilities. In this respect, the increasing prevalence of antibiotic-resistant bacterial strains threatens public healthcare. Current gold standard techniques are based on classical microbiological assays that are time consuming and need complex expensive lab environments. This limits their use for high throughput bacterial screening to perform optimal hygiene control. The infection prevention workers in hospitals and elderly nursing homes underline the urgency of a point-of-care tool that is able to detect bacterial loads on-site in a fast, precise and reliable manner while remaining with the available budgets. The aim of this proposal titled SURFSCAN is to develop a novel point-of-care tool for bacterial load screening on various surfaces throughout the daily routine of professionals in healthcare facilities. Given the expertise of the consortium partners, the point-of-care tool will be based on a biomimetic sensor combining surface imprinted polymers (SIPs), that act as synthetic bacterial receptors, with a thermal read-out strategy for detection. The functionality and performance of this biomimetic sensor has been shown in lab conditions and published in peer reviewed journals. Within this proposal, key elements will be optimized to translate the proof of principle concept into a complete clinical prototype for on-site application. These elements are essential for final implementation of the device as a screening and assessment tool for scanning bacterial loads on surfaces by hospital professionals. The research project offers a unique collaboration among different end-users (hospitals and SMEs), and knowledge institutions (Zuyd University of Applied Sciences, Fontys University of Applied Sciences and Maastricht Science Programme, IDEE-Maastricht University), which guarantees transfer of fundamental knowledge to the market and end-user needs.