Service of SURF
© 2025 SURF
De één vindt een enkele huisvlieg al een plaag, de ander vindt het pas irritant als er meer dan tien in de woonkamer vliegen. De tolerantie voor insecten in huis speelt een belangrijke rol bij de bestrijding ervan. Het bepaalt of de aanwezigheid van insecten wordt getolereerd of niet. Als dat niet het geval is, wordt overgegaan op bestrijding. Maar welke factoren zijn nu eigenlijk van invloed op het tolerantieniveau? Om dat te bepalen is een enquête uitgevoerd onder 270 personen in Nederland. Daarbij zijn zeven insecten die regelmatig in woningen worden aangetroffenmet elkaar vergeleken.
MULTIFILE
Volgens Gert-Jan Veerman verdient tolerantie een duidelijke plek in het onderwijs van de toekomst. Hij pleit ervoor dat leerkrachten samen met leerlingen misvattingen over tolerantie opsporen in bijvoorbeeld nieuwsitems. En door dialogen in de les kunnen leerkrachten aandacht besteden aan misvattingen die leerlingen misschien zelf hebben over tolerantie. ‘Onderwijs is een soort minisamenleving waarin leerlingen kunnen oefenen om tolerant samen te leven,’ vindt Veerman.
De maatschappij wordt steeds diverser en ik-gerichter. De tegenstellingen tussen de verschillende etnisch-culturele groepen en tussen mensen met verschillende opvattingen lijken steeds groter en scherper te worden. Dat zet het gevoel van saamhorigheid onder druk en zorgt voor polarisatie. Is er nog wel sprake van sociale cohesie in samenleving en op school? Of moeten we daar helemaal niet naar streven omdat groepssaamhorigheid wellicht ten koste gaat van de opvattingen van het individuele kind en de wederzijdse tolerantie schaadt?
LINK
Ongeveer de helft van de traumapatiënten kan effectief worden geholpen. De behandeling van complex trauma, dat wil zeggen meervoudig en langdurig trauma, is daarbij het minst succesvol. In het binnen RAAK-publiek gefinancierde project ‘Beweging in trauma’, is op vraag van praktijkinstellingen een psychomotorische behandelmodule ontwikkeld en geëvalueerd en daarbij ook aangeboden aan de doelgroep vluchtelingen en asielzoekers. Deze groep mensen bleek goed te profiteren van de interventie. Bij afronding van het project is met betrokken therapeuten echter geconcludeerd dat bij verdere implementatie twee aanpassingen van belang zijn om er zorg voor te dragen dat deze specifieke doelgroep optimaal profiteert van het aanbod. Top-up subsidie is nodig voor: 1. Het ontwikkelen en evalueren van een stabilisatiemodule ‘Beweging in Trauma’ voor vluchtelingen en asielzoekers. Hierbij wordt voortgebouwd op de in het RAAK project ontwikkelde behandelmodule. De psycho-educatie wordt aangepast zodat deze beter geschikt is voor de doelgroep vluchtelingen en asielzoekers. Een belangrijk aspect waarmee rekening moet worden gehouden is de taalbarrière. Uit het RAAK project bleek dat het thema spel en bewegingsplezier succesvol is. Dit thema wordt in de te ontwikkelen interventie uitgebreider doorgevoerd. Dit kan de veerkracht en de positieve ervaringen van de vluchtelingen en asielzoekers verder vergroten. Daarnaast wordt bij de ontwikkeling aandacht besteed aan hoe er nog beter op de psychofysiologische regulatie geïntervenieerd kan worden. Dit is belangrijk omdat de traumascores bij deze doelgroep nog bovengemiddeld hoog zijn. Deze uitwerking vindt plaats in nauwe samenwerking met de beroepspraktijk en op basis van eerdere evaluaties, ingevuld door vluchtelingen en asielzoekers die de oorspronkelijke module gevolgd hebben. Beoogd resultaat is een psychomotorische module die inzetbaar is bij alle (GGZ-)instellingen waar psychomotorisch therapeuten werken met getraumatiseerde vluchtelingen en asielzoekers. 2. Het ontwikkelen van een toolbox behandelevaluatie voor vluchtelingen en asielzoekers. Het is voor psychomotorisch therapeuten van belang om hun behandeling te evalueren. Het invullen van vragenlijsten is voor zowel vluchtelingen als begeleiders een tijdrovende en intensieve aangelegenheid, mede door het feit dat vaak tolken ingezet moeten worden. In dit project wordt een voor de doelgroep geschikt meetinstrument ontwikkeld en beproefd. Beoogd resultaat is een toolbox voor de behandelevaluatie die inzetbaar bij alle (GGZ-)instellingen waar psychomotorisch therapeuten werken met getraumatiseerde vluchtelingen en asielzoekers. Het is van belang bovenstaande producten te evalueren op toepasbaarheid. Een derde punt in dit project is dan ook het uitvoeren van een evaluatie van beide aanpassingen met behulp van enkele n=1 studies.
Volgens het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) van de Verenigde Naties (VN) is mensenrechteneducatie een belangrijk instrument voor het opbouwen van een cultuur van mensenrechten waarmee begrip, tolerantie, gelijkheid en vrijheid worden bevorderd. Terwijl meerdere landen, voornamelijk de lage- en middeninkomenslanden, mensenrechtenonderwijs toevoegen aan de curricula van basis-, middelbaar- en hoger onderwijs, komt het in Nederland nog zeer beperkt aan bod in het onderwijs. Zo is in Nederland pas in Juni 2021 een wetsvoorstel aangenomen om mensenrechten expliciet op te nemen in het primair en voortgezet onderwijs. Dit onderzoek richt zich op juridische hbo-opleidingen in Nederland. De onderzoeksvraag luidt: Hoe kan mensenrechtenonderwijs bijdragen aan het opleiden van een professionele jurist die een inclusieve samenleving bevordert waarin mensenrechten worden gerespecteerd? Dit onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van een inventarisatie van het aanbod van mensenrechtenonderwijs in curricula van rechtenopleidingen bij vijf hogescholen in Nederland. Docenten, studenten en verschillende juristen uit het beroepenveld worden geïnterviewd, en er wordt door middel van observaties, gesprekken en archiefanalyse onderzocht hoe belangrijk de kennis en het toepassen van mensenrechten is voor het beroepenveld van de jurist. Het doel van het onderzoek is om juridische opleidingen binnen instellingen in het hoger beroepsonderwijs te adviseren in welke vorm mensenrechten geïntegreerd kunnen worden in het onderwijscurriculum en daarmee juristen op te leiden die in hun professionele carrière bijdragen aan een inclusieve samenleving waar mensenrechten centraal staan.
Kinderen en jeugdigen met psychosociale en/of psychiatrische problematiek krijgen binnen instellingen voor kinder- en jeugdbehandeling vaak psychomotorische therapie (PMT) aangeboden. Binnen PMT wordt gebruik gemaakt van bewegings- en lichaamsgerichte methoden, een werkwijze die vanwege het concrete en ervaringsgerichte karakter vaak goed aansluit bij kinderen en jeugdigen. Hoewel PMT, zowel in de eerstelijns jeugd-ggz als in tweedelijns en specialistische centra, goede resultaten laat zien, ervaren psychomotorisch therapeuten een lacune als het gaat om objectief vaststellen van het behandelresultaat. De psychomotorische therapeuten geven aan sterke behoefte te hebben aan meetinstrumenten om de behandeluitkomst meer gestandaardiseerd in kaart te brengen, zowel in het kader van evaluatie van individuele behandelingen als in het bredere kader van evidentie voor het vak. In dit project zetten twee organisaties voor kinder- en jeugdpsychiatrische zorg, Levvel en Behandelcentrum Zorgplein Dronten, samen met de werkveldgroep Kind & Jeugd van de Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische therapie (NVPMT) en het lectoraat Bewegen, Gezondheid en Welzijn van Hogeschool Windesheim een eerste stap op de weg naar een gestandaardiseerde evaluatie van psychomotorische therapie binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie. Met behulp van interviews en focusgroepen met psychomotorisch therapeuten, patiënten en hun naasten, worden eerst de gezamenlijk gedragen behandeldoelen voor psychomotorische therapie geïnventariseerd en vervolgens geprioriteerd. Het gaat hier om uitkomsten, vaak aangeduid met Patient Reported Outcomes( PRO’s) die specifiek zijn voor PMT, zoals bij voorbeeld een positievere lichaamswaardering of een betere spanningsregulatie. De partners in het project zien het vaststellen van deze PRO’s als opmaat tot vervolgonderzoek, waarbij aan deze PRO’s meetinstrumenten gekoppeld kunnen worden, waarmee uiteindelijk een standaard behandelevaluatie protocol tot stand moet komen waarmee ook in meer algemene zin meer zicht verworven kan worden op de effectiviteit van psychomotorische interventies binnen de kinder- en jeugdpsychiatrische behandeling.