The use of growth monitoring and promotion (GMP) has become widespread. It is a potential contributor towards achieving the Millennium Development Goals of halving hunger and reducing child mortality by two-thirds within 2015. Yet, GMP appears to be a prerequisite for good child health but several studies have shown that there is a discrepancy between the purpose and the practice of GMP. The high prevalence of malnutrition in many developing countries seems to confirm this fact. A descriptive qualitative study was carried out from April to September 2011. Focus group discussions and in-depth interviews were conducted amongst mothers and health workers. Data were analyzed using a qualitative content analysis technique, with the support of ATLAS.ti 5.0 software. The results suggest that most mothers were aware of the need for regular weight monitoring while health workers also seemed to be well-aware and to practise GMP according to the international guidelines. However, there was a deficit in maternal knowledge with regard to child-feeding and a lack of basic resources to keep and/or to buy healthful and nutritionally-rich food. Furthermore, the role of the husband was not always supportive of proper child-feeding. In general, GMP is unlikely to succeed if mothers lack awareness of proper child-feeding practices, and if they are not supported by their husbands.
The use of growth monitoring and promotion (GMP) has become widespread. It is a potential contributor towards achieving the Millennium Development Goals of halving hunger and reducing child mortality by two-thirds within 2015. Yet, GMP appears to be a prerequisite for good child health but several studies have shown that there is a discrepancy between the purpose and the practice of GMP. The high prevalence of malnutrition in many developing countries seems to confirm this fact. A descriptive qualitative study was carried out from April to September 2011. Focus group discussions and in-depth interviews were conducted amongst mothers and health workers. Data were analyzed using a qualitative content analysis technique, with the support of ATLAS.ti 5.0 software. The results suggest that most mothers were aware of the need for regular weight monitoring while health workers also seemed to be well-aware and to practise GMP according to the international guidelines. However, there was a deficit in maternal knowledge with regard to child-feeding and a lack of basic resources to keep and/or to buy healthful and nutritionally-rich food. Furthermore, the role of the husband was not always supportive of proper child-feeding. In general, GMP is unlikely to succeed if mothers lack awareness of proper child-feeding practices, and if they are not supported by their husbands.
Active transport to school is associated with higher levels of physical activity in children. Promotion of active transport has therefore gained attention as a potential target to increase children’s physical activity levels. Recent studies have recognized that the distance between home and school is an important predictor for active travel among children. These studies did not yet use the promising global positioning system (GPS) methods to objectively assess active transport. This study aims to explore active transport to school in relation to the distance between home and school among a sample of Dutch elementary school children, using GPS. Seventy-nine children, aged 6-11 years, were recruited in six schools that were located in five cities in the Netherlands. All children were asked to wear a GPS receiver for one week. All measurements were conducted between December 2008 and April 2009. Based on GPS recordings, the distance of the trips between home and school were calculated. In addition, the mode of transport (i.e., walking, cycling, motorized transport) was determined using the average and maximum speed of the GPS tracks. Then, proportion of walking and cycling trips to school was determined in relation to the distance between home and school. Out of all school trips that were recorded (n = 812), 79.2% were classified as active transport. On average, active commuting trips were of a distance of 422 meters with an average speed of 5.2 km/hour. The proportion of walking trips declined significantly at increased school trip distance, whereas the proportion of cycling trips (β = 1.23, p < 0.01) and motorized transport (β = 3.61, p < 0.01) increased. Almost all GPS tracks less than 300 meters were actively commuted, while of the tracks above 900 meters, more than half was passively commuted. In the current research setting, active transport between home and school was the most frequently used mode of travel. Increasing distance seems to be associated with higher levels of passive transport. These results are relevant for those involved in decisions on where to site schools and residences, as it may affect healthy behavior among children. https://doi.org/10.1186/1471-2458-14-227 LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/sanned/
MULTIFILE
Producten1. Een leertraject voor MBO- en HBO geschoolde professionele begeleiders van mensen met een matige en (zeer) ernstige verstandelijke beperking (VB). Het bestaat uit verschillende, op individuele behoeften afgestemde, leerinterventies: online leren (met praktijksimulaties) en het geleerde in de praktijk toepassen.2. Een omgevingsscan; een hulpmiddel waarmee begeleiders kunnen beoordelen of de leef- en werkomgeving gezond gedrag van mensen met een verstandelijke beperking uitlokt.De producten van het project De Krachten Gebundeld helpen bij het creëren van een gezonde omgeving die een gezonde leefstijl van mensen met een VB ondersteunt. Informatie over de producten en hoe deze te implementeren zijn, is te vinden op de website, www.dekrachtengebundeld.nl Resultaten voor:- Mensen met een verstandelijke beperking: gezonde omgeving en leefstijl;- Zorgorganisaties en professionele begeleiders: leertraject en omgevingsscan;- Onderwijs: aanpassen benodigde competenties curricula MBO- en HBO opleidingen;- Wetenschap: kennis over leefstijl en percepties van mensen met VB en hun professionele begeleiders;- Politiek: aanpassen beleid met betrekking tot inrichting zorg gericht op gezondheid van mensen met een verstandelijke beperking.'De krachten gebundeld: ondersteunen van een gezonde leefstijl voor mensen met een verstandelijke beperking' wil een gezondheidsbevorderende omgeving creëren, zodat deze cliënten kan ondersteunen bij een gezonde leefstijl.Een gezonde leefstijl is belangrijk, ook voor mensen met een verstandelijke beperking. Het ZonMw project 'Ondersteunen gezonde leefstijl: de krachten gebundeld!' had de intentie een gezondheidsbevorderende omgeving creëren, zodat deze cliënten kan ondersteunen bij een gezonde leefstijl.DoelMensen met een verstandelijke beperking leven in een gezondheidsbevorderende omgeving: de leef-, werk- en vrije tijdsruimten lokken gezond gedrag uit en ze voelen zich ondersteund in dit gedrag door de mensen om hen heen.AanpakHet onderzoek bestond uit drie projecten:- Kennis verzamelen bij mensen met een VB en hun professionele begeleiders over gezondheid, het belang van een gezonde leefstijl en de benodigde ondersteuning in de omgeving;- Ontwikkelen van een leertraject voor de professionele begeleiders en een omgevingsscan voor de omgeving van mensen met een VB in co-creatie met hen;- Implementeren en evalueren van het leertraject en de omgevingsscan.SamenwerkingDe krachten gebundeld!Binnen dit onderzoek werkten veel wetenschappers met elkaar samen. Het Erasmus MC, dr. T. Hilgenkamp; Radboud UMC, dr. J. Naaldenberg; RUG Research Centre EMB, prof. dr. A. van der Putten, het Alfa-college Groningen en de Hanzehogeschool, prof. C. van der Schans en dr. A. Waninge. Dit deden zij ook samen met mensen met een verstandelijke beperking, hun vertegenwoordigers, 19 zorgorganisaties en MBO, HBO en WO onderwijs.
Dit postdoc-traject wordt uitgevoerd binnen het lectoraat Arbeid & Gezondheid (A&G) en het expertiseteam Health Promotion & Performance (HP&P) binnen de Academie Sport en Bewegen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Het postdoc-traject zal een bijdrage leveren aan het verkleinen van sociaal-economische gezondheidsverschillen door het vergroten van de duurzame inzetbaarheid van MBO-studenten niveau 2 en 3 en jong¬¬e/startende zorgmedewerkers niveau 2 en 3 (helpenden/verzorgenden). De uitstroom van het jongere personeel uit de zorg en tijdens de eindfase van hun studie verdient aandacht. Redenen daarvoor hebben te maken met een verminderde mentale en fysieke vitaliteit. Een evidence-based sport- en beweegprogramma (S&Bprogramma) in de vrije tijd is effectief gebleken bij andere doelgroepen. Het zal tot een betere mentale en fysieke vitaliteit moeten leiden door een verbeterde belastbaarheid, betere slaap, ontspanning en gezondere afstand tot het werk. De context van een interventie zoals onregelmatige werktijden, lagere zelfregulatie, werk(studie)druk en verminderde sociale cohesie is echter belangrijk voor de effectiviteit van een interventie. Vanwege deze contextuele afhankelijkheid en om afstemming te bereiken met de doelgroep wordt gekozen voor een ontwerpgerichte insteek met kwalitatieve participatieve onderzoeksmethoden. Doel van dit traject is dus om te achterhalen binnen welke contexten het aangepaste S&Bprogramma voor wie, wanneer en hoe effectief is om fysieke/mentale vitaliteit van studerende en jonge/startende zorgmedewerkers met een lage sociaal-economische status (MBO-niveau 2/3) te verbeteren. Voor de effectevaluatie zal gebruik gemaakt worden van kwantitatieve en kwalitatieve (realistische evaluatie) analyses. De aanvrager is hoofddocent en onderzoeker en gepromoveerd op het onderwerp arbeidsparticipatie van zorgpersoneel. Hij begeleidt afstudeertrajecten binnen de academie Sport en Bewegen en onderzoekstrajecten binnen de master Sport- en Beweeginnovatie. De onderzoeken worden uitgevoerd door bachelor- en masterstudenten en inzichten zullen in de doorontwikkeling van het curriculum en het systeem van studentenbegeleiding geïmplementeerd worden.