Service of SURF
© 2025 SURF
The origins of SWOT analysis have been enigmatic, until now. With archival research, interviews with experts and a review of the available literature, this paper reconstructs the original SOFT/SWOT approach, and draws potential implications. During a firm's planning process, all managers are asked to write down 8 to 10 key planning issues faced by their units. Each manager grades, with evidence, these issues as either safeguarding the Satisfactory; opening Opportunities; fixing Faults; or thwarting Threats: hence SOFT (which is later merely relabeled to Strengths, Weaknesses, Opportunities and Threats, or SWOT). Subgroups of managers have several dialogues about these issues with the instruction to include the needs and expectations of all the firm's stakeholders. Their developed resolutions or proposals become input for the executive planning committee to articulate corporate purpose(s) and strategies. SWOT's originator, Robert Franklin Stewart, emphasized the crucial role that creativity plays in the planning process. The SOFT/SWOT approach curbs mere top-down strategy making to the benefit of strategy alignment and implementation; Introducing digital means to parts of SWOT's original participative, long-range planning process, as suggested herein, could boost the effectiveness of organizational strategizing, communication and learning. Archival research into the deployment of SOFT/SWOT in practice is needed.
This historical review uncovers the institutionalisation and diffusion of the SWOTanalysis by assessing academic literature, seminar materials, proprietary research reports and interviews with experts from the virus theory perspective. We suggest that reviews of the SWOT analysis using the management fashion theory perspective are inadequate in explaining the diffusion and rejection of ideas born in practice. The virus theory perspective starts at an organizational level and reveals that predominantly practitioners were instrumental in spreading the ideas like participatory planning and distinguishing between short term and long range planning in order to resolve the planning paradox in provisional planning. Due to mutations in practice by consulting firms, the 2x2 matrix of SWOT became a cognitive artefact on its own. Theoretical roots of the original SWOT analysis stem from psychology and behavioural sciences.It is questionable if current strategy textbooks reflect these theoretical backgrounds.
The origins of SWOT Analysis is obfuscated in the literature. This paper fills that void and reconstructs its early development in context. The empirical basis of SWOT started in 1952 within the Lockheed’s Corporate Development Planning Department. One of its thus far unknown pioneers, Robert Franklin Stewart, became the head of the Theory and Practice of Planning group at the Stanford Research Institute in 1962. In 1965, Stewart published the so-called SOFT Approach in a report that was used by many large companies worldwide. In it, he presented a logical set of steps (the so-called chain of reasoning) for corporate aim setting. First, stakeholders’ values are to be collected by staff planners. Then “each manager considers for each of his own activities”… “what must be done to safeguard the satisfactory in present operations;” “open de door to opportunities”; “fix the cause of faults” and ”avert the threats to future operations.” These value judgments are then transferred into senior management’s direction-giving statements of corporate purpose. In 1967, SOFT evolved into: Strengths, Weaknesses, Opportunities and Threats (SWOT Analysis). Stewart’s participatory aim setting ideas have faded from our collective memory as well; they might fit perhaps the ideas propelled by the Opening Strategy movement."
Langer zelfstandig wonen en leven met een zo’n hoog mogelijke kwaliteit van leven is de uitdaging van vandaag de dag. Gemiddeld genomen is er een steeds hogere levensverwachting en is er de wens om tot op een hoge leeftijd een goede kwaliteit van leven te hebben. Dit in een tijd waarbij de beschikbare zorg onder druk staat. Technologie wordt gezien als een mogelijkheid om zowel de zorgverlening als kwaliteit van leven op hoog niveau te houden. Daarvoor is het noodzakelijk dat de beschikbare technologie (in de brede zin van het woord) onder de aandacht gebracht kan worden, zodat bekend wordt wat technologie voor de zorgverlener -de professional- maar ook de mantelzorger en cliënt / patiënt kan betekenen. Is er eenmaal enige bekendheid met technologie dan is het ook mogelijk om behoeften te gaan inventariseren die je door middel van technologiegebruik kan vervullen. Een tweetal hoofdthema’s staan in deze haalbaarheidsstudie centraal. Het eerste thema betreft de zorgprofessional; welke invloed kan het Mobiel Technologie Experience Centrum (MTEC) hebben op de werkdruk van medewerkers? Het tweede thema betreft de cliënt / patiënt. Hoe kan de verblijfsduur van patiënten verkort worden? Hoe kunnen we zelfredzaamheid motiveren op de afdeling revalidatie door het inzetten van de bus? Hoe kunnen we onrust verminderen bij bewoners met dementie? Het onder de aandacht brengen van deze technologie vindt bij voorkeur plaats op de locatie van handeling. Daarvoor is een ‘mobiele setting’ nodig die dit mogelijk maakt. In deze studie wordt met een groot aantal zorg- bedrijfs- en scholingspartners de haalbaarheid onderzocht naar een MTEC waarmee op locatie zowel de zorgprofessional als de mantelzorger en cliënt kunnen kennismaken en zich vertrouwd laten maken met technologie.
De Verenigde Naties heeft als streefdoel vastgesteld om voedselverspilling te halveren in het jaar 2030 ten opzichte van 2015. Als lid van de Europese Unie heeft Nederland zich verbonden aan het realiseren van dit streefdoel. Bedrijven in de voedselketen hebben behoefte aan inzichten en handelingsperspectieven om voedselverspilling te voorkomen in de praktijk. Het verkrijgen van inzichten in de (indirecte) effecten van handelingen, timing en besluiten tijdens het productieproces zijn van cruciaal belang. Om een concrete invulling te geven aan het voorkomen en verminderen van voedselverspilling, hebben de hogescholen Aeres, Inholland, HAS en HZ en MBO Lentiz samen met bedrijven en platform- en maatschappelijke organisaties dit projectvoorstel opgesteld. In dit project worden bedrijven uit de AGF-, zuivel- en vleesketen actief betrokken om inzicht te krijgen in de mate en oorzaken van voedselverspilling op ketenniveau. Vervolgens worden er praktische handelingsperspectieven toegepast om op ketenniveau maatregelen te nemen om voedselverspilling te voorkomen. Opgedane kennis en tools worden benut door het werkveld en onderwijs. Hiermee levert het groene onderwijs een bijdrage aan de actualisatie van het curriculum; studenten worden hierdoor bewust en competent gemaakt als duurzame agrarische ondernemers en professionals in de agri-foodsector.