Service of SURF
© 2025 SURF
Social return on investment & positie MKB. Welke condities vergroten voor het MKB de kans op gunning van (semi-)overheidsopdrachten met een social return doelstelling?
Op papier biedt de nieuwe Aanbestedingswet meer kansen voor het mkb. In de praktijk hebben kleine bedrijven de grootste moeite deel te nemen aan aanbestedingen, vooral als social return daarbij een rol speelt. Lector Gert Walhof en docent Marius van der Woude vinden dat mkb-bedrijven met aantoonbare ervaring grotere kansen moeten krijgen.
In this handbook we would like to inform (future) social and public professionals about the results of our extensive comparative research on welfare state reforms in Finland, Germany, Greece, Hungary, Italy, Poland, Spain, Sweden, The Netherlands and UK. The research reveals how reforms take place in local practice and gives insights on the implications of social policies on people’s lives. Social policies are defined as social investment in human lives. We evaluated the implementation of social investment policies in practice and studied 20 innovative cases, 2 in each of the above-mentioned countries. Starting from these professional practices, we would like to give (future) professionals more insights in the realities of system change and the new perspectives that come out of it.
In de schoonmaakbranche is de werkdruk hoog . Hierdoor worden gebouwen dagelijks niet goed genoeg schoongemaakt. Er heerst krapte op de arbeidsmarkt. Schoonmaakwerk is vooral handmatig werk en is ook zwaar werk. De schoonmaakbranche is dringend op zoek naar technologische oplossingen die het werk in de toekomst kunnen verlichten. Eén van die technologische oplossingen is de introductie van schoonmaakrobots , die op dit moment mondjesmaat op de markt worden gebracht. Schoonmaakorganisaties weten nog niet goed hoe deze robots efficiënt in te zetten, het vergt nog veel tijd om ze te kunnen gebruiken en schoonmaakmedewerkers zijn terughoudend om ermee te werken. Het project Assisted Cleaning Robots (ACR) richt zich op de volgende onderzoeksvraag: “hoe integreer je robottechnologie in het werkproces in de schoonmaakbranche, zodat een robot enerzijds zo optimaal mogelijk het werkproces ondersteunt, en anderzijds zo optimaal mogelijk met de mens samenwerkt.” Wat hierin optimaal is en hoe dit gemeten kan worden, is onderdeel van het onderzoek en is afhankelijk van de technologische mogelijkheden, de mensen die er mee werken, en de werkomgeving. In dit project werken Fontys Hogeschool Engineering, Fontys Hogeschool Techniek & Logistiek en de Haagse Hogeschool samen met schoonmaakorganisaties CSU en Hectas en andere bedrijven (toeleveranciers van schoonmaakrobots als ontwikkelaars), nationaal samenwerkingsverband Holland Robotics en brancheorganisatie Schoonmakend Nederland. Dit project kent een looptijd van twee jaar en gaat van start op 1 november 2021. In dit project worden nieuwe schoonmaakprocessen gedefinieerd en wordt op basis van deze processen technologie ontwikkeld (waar doorgaans eerst een nieuw product wordt ontwikkeld en daarna pas gekeken naar hoe dit product in te zetten). In dit project staat de mens die met de technologie in het proces moet gaan werken centraal. De technologie en het proces worden gevalideerd middels praktijktests met de betrokken schoonmaakorganisaties, op representatieve locaties. Hieruit worden lessen getrokken voor verbeteringen.
Met de Impuls 2020 geeft Hogeschool Leiden een vervolg aan de ambitie om te komen tot verdere profilering van ons praktijkgerichte onderzoek. We gaan met ons netwerk in gesprek om te komen tot aanscherping van ons profiel en willen met dit aangescherpte profiel nieuwe netwerkpartners aanspreken. De vijf kenniscentra van de hogeschool hebben elk een traject gekozen dat past bij hun ontwikkeling. Zo werkt een van de vijf kenniscentra een SPRONG-aanvraag uit waarin zij vanuit het doorsnijdende thema Sleuteltechnologieën werken aan maatschappelijke vraagstukken op het inhoudelijke thema Gezondheid en Zorg. Een ander kenniscentrum werkt met diverse netwerkpartners drie onderzoeksvoorstellen uit. Andere kenniscentra verscherpen hun onderzoeksprofiel, bijvoorbeeld bij KC Samen Redzaam bekijkt men hoe vanuit de systeembenadering de werkelijkheid schematisch weergegeven kan worden om kwetsbare gezinnen beter te ondersteunen. De impulsgelden stellen onze hogeschool in staat om dit traject gezamenlijk te starten en als kenniscentra met elkaar op te trekken. We werken toe ‘Naar een Leids narratief voor praktijkgericht onderzoek’. Ons trajectvoorstel zet met name in op het verbeteren van de strategische positionering van het onderzoek van onze hogeschool. Daarnaast willen we de impulsgelden besteden aan kosten die zijn ontstaan door het uitlopen van onderzoeksprojecten door COVID-19. Het is allereerst van belang om lopend onderzoek samen met partners tot een goed einde te brengen. Daarnaast is het ook belangrijk om docent-onderzoekers, die tijdens de lockdown minder onderzoekstijd hadden, in de gelegenheid te stellen hun onderzoek te continueren. Hiermee behouden we onze onderzoeksgroepen en consortia. Als laatste willen we de impulsgelden besteden aan het zichtbaar maken van beschikbare onderzoeksondersteuning en het ophalen van ondersteuningsbehoeften bij onderzoekers. Hiertoe willen we workshops rond datamanagement en wetenschappelijke integriteit organiseren. Deze workshops leveren input voor de doorontwikkeling van de organisatie van praktijkgericht onderzoek en draagt bij aan de versterking van de onderzoeksfunctie van de hogeschool.
Smartcity- en innovatieprofessionals die bij gemeenten werken aan de inzet van technologie en data voor het oplossen van maatschappelijke problemen zien een impasse ontstaan. Ze beschouwen de moeizame samenwerking met inwoners, bedrijven en collega’s en het gebrek daarbij aan grip op ieders belangen als de belangrijkste oorzaken van dit probleem. Zowel de gemeentelijke als de wetenschappelijke wereld gelooft in de bijdrage die smartcitytechnologie kan leveren aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen van steden, bijvoorbeeld op het gebied van verkeerscongestie of klimaatverandering. De realiteit is anders: softwaretoepassingen voor smart cities blijven vaak in het pilotstadium hangen. Het ontbreekt aan een goede balans tussen belangen van de gemeente, bedrijven en inwoners en aan inzicht in de opbrengst die zij voor ogen hebben. Bewoners twijfelen bijvoorbeeld aan het nut voor hun buurt, bedrijven vragen zich af wat de return-on-investment is of eigenaarschap ontbreekt bij gemeente-ambtenaren van de afdeling waarvoor de toepassing wordt ontwikkeld. Betrokken gemeentelijke smartcity- en innovatieprofessionals hebben daarom behoefte aan een eenvoudig te gebruiken instrumentarium. Dit zou helpen om de samenwerking met bedrijven, inwoners en collega’s te verbeteren, zodat minder smartcitytoepassingen in het pilotstadium stranden en de zogenaamde pilotmoeheid waar nu sprake van is, wordt bestreden. Onderzoek laat inderdaad zien dat effectieve samenwerking met alle stakeholders essentieel is bij de ontwikkeling van smartcitytoepassingen. Smartcityonderzoek beschrijft problemen, maar biedt te weinig praktisch toepasbare handreikingen. In dit onderzoeksproject ontwikkelen we een collaborativegovernance-instrumentarium dat helpt om de knelpunten in de samenwerking met stakeholders op te lossen. Smartcity- en innovatieprofessionals bij gemeenten krijgen hiermee ondersteuning om de balans te zoeken tussen opbrengsten voor de stad als geheel en de belangen van en beoogde opbrengst voor individuele stakeholders. Casestudyonderzoek bij gemeenten, bestaande uit interviews, focusgroepen en deskresearch vormt de basis voor de ontwikkeling. Het instrumentarium wordt vervolgens toegepast, geëvalueerd en verbeterd in lopende ontwikkeltrajecten voor smartcitytoepassingen.